Search results for: autonomie

Zonder sturing en structuur, geen verbondenheid

Verbondenheid betekent de perceptie dat je wordt gewaardeerd en gerespecteerd binnen je sociale groep en dat je een bijdrage levert die belangrijk wordt gevonden door jezelf en anderen. Klik hier om meer te lezen

Zonder sturing en structuur, geen competentie

Zonder structuur, geen competentie. Vanuit de zelfdeterminatietheorie is veel bekend over de competentiebehoefte van mensen. Competentie betekent in de zelfdeterminatietheorie dat je ervaart dat je kunt handelen wat de situatie van je vraagt. Dat je aankunt wat er van je verwacht wordt. Dat je in staat bent om effectief te zijn in je eigen context. Om die perceptie te krijgen, is er structuur nodig waarbinnen je functioneert.

Die structuur biedt je duidelijkheid hoe éffectief functioneren’ eruit ziet. Die structuur biedt je mogelijkheid om stap voor stap nieuwe dingen te leren. Die structuur biedt je de mogelijkheid om te bepalen of je progressie aan het boeken bent. Zonder die structuur functioneer je in een vacuüm en dat leidt uiteindelijk tot a-motivatie. Je stopt met de activiteit, omdat je geen idee hebt waar je mee bezig bent. De perceptie van competentie kan ontstaan wanneer er een duidelijke rationale is, een duidelijke aanpak, duidelijke prestatienormen en duidelijke progressiefeedback.

Duidelijke rationale

Weten waartoe iets dient en waar je inspanningen toe bijdragen is een belangrijk puzzelstukje in je perceptie van competentie. Dat is het geval wanneer studenten begrijpen waartoe dat wat ze aan het leren zijn belangrijk is. Hetzelfde geldt voor medewerkers, die weten wat het belang van hun werkzaamheden is voor het grotere geheel waarvan ze deel uit maken. Ook kinderen willen graag weten waarom er bepaalde dingen van ze verwacht worden. Mensen zijn sociale wezens die graag een betekenisvolle bijdrage willen leveren aan hun sociale groep. Zonder rationale is wat je doet zinloos en voel je je niet competent.

Duidelijke aanpak

Weten hoe iets aangepakt gaat of moet worden geeft je houvast en dat is een tweede belangrijk puzzelstukje in je perceptie van competentie. Aan iemand vragen wat die persoon wil leren, terwijl diegene nog geen overzicht heeft over wat er te leren valt, werkt niet. Don’t ask, can’t tell.

Voor medewerkers geldt hetzelfde; als je binnen een structuur en volgens een duidelijke aanpak werkt kun je ervaren dat je in staat bent om je taken goed te vervullen. Zonder die structuur en duidelijke aanpak heb je geen idee wat je aan het doen bent en of wat je doet werkt of juist niet werkt. Hoe meer iemand een expert is, hoe meer de aanpak en structuur uit hemzelf kan komen, maar ook dan is structuur nodig om te ervaren dat je goed bezig bent.

Duidelijke prestatienormen

Om te ervaren dat je competent bent moet je informatie hebben over hoe ‘goed functioneren’ eruit ziet. Als je geen idee hebt wat ‘goed’ is, kun je je eigen functioneren niet relateren aan een prestatienorm en kun je niet weten of je effectief bezig bent. Om de perceptie te kunnen hebben dat je competent bent, is informatie over wat ‘goede prestaties’ zijn nodig. Duidelijke prestatienormen is een derde puzzelstukje in het vervullen van de competentiebehoefte van studenten, medewerkers en kinderen.

Duidelijke progressiefeedback

Waar ga ik heen? Hoe doe ik het nu? Wat is mijn eerstvolgende progressiestap? De antwoorden op die drie vragen zijn essentieel om je competentiebehoefte te vervullen. Een student die weet wat hij aan het leren is, wat hij nu doet dat goed of niet goed werkt om het te leren, en die een idee heeft over wat hij vanuit waar hij nu staat gaat doen om progressie te boeken ervaart dat hij competent is, ongeacht of hij de uiteindelijke vaardigheid of kennis al helemaal in de vingers heeft. Je kunt je competent voelen zonder dat je nu al ‘goed’ hoeft te zijn in wat je uiteindelijk wilt of moet kunnen. En zo werkt dat ook voor medewerkers en kinderen. Zonder structuur, geen competentie. En zonder structuur, ook geen autonomie.

 

Progressiegerichte voorbereiding van lastig gesprek

Tegen sommige gesprekken kun je erg op zien. Je weet dat je moet gaan praten met die ouder, die collega, die medewerker of die cliënt, maar er knaagt iets. Je wordt al geïrriteerd of angstig als je er aan denkt om met de persoon te praten.

Weten wat je aan het doen bent

In onze trainingen helpen we de deelnemers juist die gesprekken voor te bereiden. We voeren dan een stukje van het gesprek op de deliberate practice manier. Hier kun je meer lezen over hoe dat werkt. Binnen een kwartiertje heeft de deelnemer ervaren hoe hij het gesprek wil gaan aanpakken en hoe hij kan reageren op de reacties van de ouder, collega, medewerker of cliënt. Het is zo prettig om precies te weten waar je mee bezig bent en wat je aan het doen bent in een gesprek. Om voorbij vage statements, zoals bijvoorbeeld ‘ik wil hem in zijn kracht zetten’, te komen.

Voorbereidingsstructuur

Maar buiten een trainingssituatie om, kun je jezelf helpen om je gesprek effectief voor te bereiden. Deze progressiegerichte voorbereidingsstructuur helpt daarbij:

Wiens doel staat centraal?

De eerste vraag is: wiens doel staat centraal in het gesprek? We maken hierbij onderscheid tussen het doel van je gesprekspartner en het doel van jezelf (vanuit je rol of functie). Een docent, bijvoorbeeld, die wil dat een ouder ervoor gaat zorgen dat zijn kleuter voortaan op tijd op school verschijnt, heeft zelf een inhoudelijk doel voor ogen. Een coach, daarentegen, die in gesprek is met een cliënt heeft zelf geen inhoudelijk doel voor ogen. Zijn doel is een procesdoel: de cliënt zo goed mogelijk helpen met het bereiken van het doel van de cliënt zelf.

Mijn doel

Als je een eigen inhoudelijk doel hebt met het gesprek, dan bereid je je gesprek voor aan de hand van deze vervolgvragen:

  • Welk positief gedrag en welk positief resultaat wil ik graag dat mijn gesprekspartner gaat bereiken?
  • Wat is de reden dat ik graag wil dat mijn gesprekspartner die progressie gaat boeken?

Het kan zijn dat je geen mandaat hebt om een prestatieverwachting te hebben van je gesprekspartner, maar dat je hem wilt vragen of hij bereid is om bij te dragen aan het bereiken van jouw doel. Een leidinggevende, bijvoorbeeld, heeft vanuit zijn functie het recht om bepaalde dingen te verwachten van de medewerker. Maar een collega heeft geen mandaat om een andere collega te vertellen wat hij moet bereiken. Als collega kun je wel degelijk jouw inhoudelijke doel naar voren brengen, alleen staat het de ander vrij om al dan niet te willen bijdragen aan het bereiken van dat doel.

Wiens progressie-ideeën staan centraal?

Wanneer je je eigen doel in concrete, positieve gedrags- en resultaatstermen hebt geformuleerd stel je jezelf de volgende vraag: mag mijn gesprekspartner zelf bepalen hoe hij aan het doel gaat voldoen, of zijn er voorschriften waaraan hij zich moet houden? In het eerste geval is sturen aan de orde, in het tweede geval is instrueren aan de orde. Als je wilt gaan sturen, dan kun je je gesprek met de stuurtechnieken voorbereiden, zie ook hier. Als je wilt gaan instrueren, dan benut je in je voorbereiding de progressiegerichte instrueer-technieken (zie ook hier).

Het doel van mijn gesprekspartner

Wanneer je zelf een inhoudelijk doel hebt, start je je gesprek anders dan wanneer het inhoudelijke doel door je gesprekspartner bepaald gaat worden. Staat het doel van je gesprekspartner centraal, dan stel je jezelf in je voorbereiding de vraag: ‘Welke variant van de nuttigheidsvraag ga ik stellen, zodat mijn gesprekspartner direct merkt dat hij de inhoud van het gesprek mag bepalen?’ Varianten van de nuttigheidsvraag zijn bijvoorbeeld: ‘Hoe kunnen we deze tijd wat u betreft zo goed mogelijk besteden?’ of ‘Waaraan zou u na afloop merken dat u iets aan ons gesprek heeft gehad?’

Waar komen de progressie-ideeën vandaan?

In je voorbereiding stel je jezelf vervolgens de vraag: waar komen de progressie-ideeën vandaan? Is het de bedoeling dat je gesprekspartner op basis van zijn eigen kennis en ervaring gaat bedenken hoe hij progressie kan boeken of is het de bedoeling dat je gesprekspartner progressie-ideeën aangereikt krijgt? Als je gesprekspartner zijn eigen ideeën mag en kan bedenken, dan ga je in het gesprek op zoek naar die zogenaamde ‘interne oplossingen’. Je kunt je gesprek dan het beste voorbereiden door de zeven stappen aanpak nog eens te bekijken en help-interventies te oefenen. Indien je gesprekspartner ideeën van buiten hemzelf moet benutten of er bij gebaat zou kunnen zijn, dan vraag je mandaat om zogenaamde ‘externe oplossingen’ aan te reiken. Je kunt je gesprek dan het beste voorbereiden door de progressiegerichte advies- en trainingsinterventies te bestuderen (zie ook hier).

Door deze stappen te doorlopen krijg je een helder idee welke rol je wilt innemen bij de start van het gesprek en hoe je het gesprek wilt gaan aanpakken. Daarmee creëer je bij jezelf ook constructieve emoties (zie ook hier). Mocht je toch nog op zien tegen het gesprek, nadat je deze voorbereiding hebt gedaan, dan kun je misschien de stappen van zelfcoaching doorlopen (met de zeven stappen aanpak, of met een andere zelfcoachingsmanier, zie ook hier).

Meer lezen: Progressiegesprekken en Creating Progress

]

Progressiegericht instrueren: wanneer?

Als een medewerker niet doet wat hij moet doen en weerstand heeft in het stuurgesprek, dan kan de leidinggevende uit machteloosheid overstappen op precies voorkauwen hoe de medewerker aan het doel moet gaan voldoen.

Instrueren

Instrueren, wordt het dan. Als de medewerker wel zelf in staat is om ideeën te bedenken om aan het doel te gaan voldoen, en de leidinggevende gaat instrueren, dan neemt die onnodig veel autonomie weg. En dat kan de weerstand van de medewerker verder versterken.

Als de medewerker wel de competentie, maar niet de motivatie heeft om aan een doel te gaan voldoen, is blijft sturen aan de orde en niet instrueren. En wanneer de medewerker wel de motivatie, maar niet de competentie heeft is trainen wellicht een betere keuze dan instrueren. Wanneer is instrueren dan wel nuttig?

Nuttig

Instrueren kan nuttig zijn in situaties waarin de medewerker de kennis en ervaring nog niet heeft om te kunnen doen wat de bedoeling is en er een standaardaanpak is die gevolgd moet worden. Het kan ook gaan om situaties waarin er geen tijd is om op zoek te gaan naar wat iemand zelf al weet (interne oplossingen). Ook wanneer de medewerker nieuw start en nog niet weet hoe het werkt in die organisatie is instrueren gewenst. De werkwijze, de procedures en de afspraken die er gelden zijn nog onbekend en hij zal op zoek gaan naar de kaders waarbinnen zijn nieuwe werk zich afspeelt. Hij is op zoek naar informatie en op dat moment kan een tijdje instructie geven goed werken.

4 PR

Meer over 4 progressiegerichte rollen kun je hier lezen

Permanent online en permanent verbonden

Er zijn vaak negatieve berichten over social media. Het werkt stress verhogend, je slaapt slechter, je voelt een druk om direct te moeten reageren op berichten, er gaat heel veel tijd in zitten en ga zo maar door. De auteurs van het artikel ‘POPC and the good life’, belichten het fenomeen van permanent online en permanent verbonden vanuit de invalshoek van de Salutogenese en komen tot optimistische conclusies.Klik hier om meer te lezen

Technologisch ontwerp gericht op menselijk floreren

Peters, Calvo en Ryan hebben recent een artikel gepubliceerd waarin de relevantie van de zelfdeterminatietheorie voor technologie design uiteengezet wordt. Klik hier om meer te lezen

Met angst in de klas

Een autonomie ondersteunend klimaat in de klas ontstaat niet alleen wat de docent wel doet, maar ook door wat de docent juist achterwege laat. De gedragingen die docenten die een autonomie ondersteunend klimaat creëren in de klas juist niet laten zien zijn bijvoorbeeld:Klik hier om meer te lezen

Het ontwikkelen van humane en competente artsen

Van een arts verwachten we medisch specialistische kennis. Maar daarnaast is het evenzeer belangrijk dat de arts op een humane manier met zijn patiënten communiceert en omgaat. In dit en dit en dit stukje schreef ik al over shared decision making, als een manier om bij medische beslissingen zowel de kennis van de mogelijkheden als de voorkeuren van de patiënt leidend te laten zijn.

Klik hier om meer te lezen

Jij moet en jij zult

Progressiegerichte taal is subtiel, omdat we ons realiseren dat subtiel verschillende woorden een groot effect kunnen hebben op je gesprekspartner en dus op hoe de dingen na het gesprek verder gaan. Een voorbeeld hiervan zijn de woorden ‘Ik wil’ en “Jij moet” en “Jij zult”. Wat denk je dat het effect is van dergelijke woorden op kinderen?Klik hier om meer te lezen

Zelfdeterminatietheorie benut in gezondheidszorg

De afgelopen weken las ik het boek van La Guardia ‘Self determination theory in practice: how to create an optimally health care environment. La Guardia is onderzoeker met expertise in zelfdeterminatietheorie en de toepassingen ervan in gezondheidszorg en welbevinden. In het boek beschrijft zij hoe zij de principes van de zelfdeterminatietheorie benut in haar werk met cliënten met gezondheidsklachten. Ze heeft SDT-behandelingen ontwikkeld voor mensen die chronisch ziek zijn (kanker, diabetes, overgewicht, hart- en vaatziekten) en voor mensen bijvoorbeeld na een hartaanval proberen te herstellen en leven met de consequenties ervan.Klik hier om meer te lezen