Schrijven kan een effectieve manier zijn om betekenis te geven aan gebeurtenissen in je leven en om (traumatische) ervaringen te verwerken. Schrijven kan zowel je fysieke gezondheid als je geestelijke gezondheid verbeteren. Dat blijkt uit wetenschappelijk onderzoek van onder andere J. W. Pennebaker, J.M. Smyth en L.A. King. James W. Pennebaker is professor aan de Universiteit van Texas, heeft veel onderzoek gedaan naar schrijven, taal en emoties en is auteur van vele boeken en artikelen, waaronder het boek The Secret Life of Pronouns.
Waarom kan schrijven over een traumatische gebeurtenis in je leven zulke positieve effecten hebben? Kacewicz, E., Slatcher, R.B., & Pennebaker, J.W. in het Handbook of Low-Cost Interventions to Promote Physical and Mental Health: Theory research and Practice zeggen hierover het volgende:
Klik hier om meer te lezen
Bij stap 4 van de CPW zeven stappen aanpak draait het om de progressie die al is bereikt. Hier kon je een nadere toelichting bij stap 1 vinden, hier bij stap 2 en hier bij stap 3. Het doel van stap 4 is om de cliënt te helpen zijn reeds bereikte progressie in beeld te krijgen. De focus van cliënten die een probleem hebben is vaak op wat er mis gaat en wat er niet lukt. Stap 3 helpt om een realistischer beeld te krijgen van de werkelijkheid door te kijken naar wat er al wel is. Bij deze stap vraagt de coach door totdat de cliënt concreet voor zich ziet welke progressie hij al heeft bereikt en wat al heeft gewerkt.
Voorbeelden van hoe de vragen bij stap 4 NIET klinken zijn:Klik hier om meer te lezen
Laatst hoorde ik een gesprek tussen twee deelnemers aan de vervolgtraining progressiegericht werken. De ene deelnemer zei vol verbazing tegen de andere:”Ik heb jou al een hele tijd niet gezien, maar wat ben jij afgevallen zeg!” De andere deelnemer legde daarop uit hoe zij de progressiegerichte aanpak had benut het afgelopen jaar. Die andere deelnemer is Tessa Faber van Making Sense. Dit vertelde Tessa:
- Een jaar geleden was mijn doel om gezonder te leren eten en niet om een bepaald aantal kilo af te vallen. Ik heb dus een leerdoel gekozen in plaats van een prestatiedoel (lees hier over het voordeel van leerdoelen).
- Toen ik aan het begin stond van het gezonder leren eten, heb ik me vooral geconcentreerd op de progressie die ik al aan het bereiken was. Op de weegschaal staan hoorde daar zo nu en dan, maar niet te vaak, bij. Dat gaf me motivatie om door te gaan en optimisme dat ik op de goede weg was.
- Ik was tevreden met kleine stappen voorwaarts en als ik een kleine stap had gezet gaf me dat voldoening, ook als het maar om 100 gram eraf ging.
- Ik gebruikte implementatie-intenties om voor de gezonde optie te kiezen als het moeilijk werd en om nieuwe gewoontes in te slijten (lees hier over implementatie-intenties).
- Nu, na een jaar ben ik 13 kilo afgevallen, terwijl ik nooit de perceptie heb gehad dat ik met een moeizaam afvaldoel bezig was. Nu richt ik me vooral op wat ik nog wil bereiken de komende periode, in plaats van me teveel bezig te houden met wat ik al heb bereikt (Lees hier over de focus op te bereiken progressie voor achtergrondinformatie over de effectiviteit daarvan).
- Ik heb het afgelopen jaar geleerd gezond te eten en ik heb het kiezen voor de gezonde optie geautomatiseerd, waardoor het nu een gewoonte is geworden en veel makkelijker is dan toen ik begon.
Haar voorbeeld vind ik inspirerend voor iedereen die gezonder wil gaan leven!
Je kunt je inschrijven voor de volgende NOAM-trainingen:
Binnenkort verschijnt in het Tijdschrift voor Verzorgenden TvV een korte versie van het onderstaande artikel over cliëntgeleid zorg verlenen. Het artikel start zo:
Lieke, verzorgende bij Stichting MaasDuinen, had een drukke maar goede ochtend achter de rug. Haar werk leek er de laatste tijd wel leuker op geworden te zijn. Meneer Pieterse zei vanochtend nog tegen haar:”’t Was weer fijn hoe je me hielp vandaag”. En mevrouw Janse, die weinig meer kon zeggen, had haar een dankbare blik toegeworpen toen zij haar voorzichtig uit bed hielp, omdat ze meende te zien dat mevrouw a een stijve nek had.
“Wat werkt er toch zo goed de laatste tijd?”, dacht Lieke, terwijl ze de lunchroom binnenstapte om een hapje te gaan lunchen. Yvonne, haar lunchgenoot en verpleegkundige bij een andere organisatie, merkte op:”Waar zit jij zo over te peinzen?” Waarop Lieke antwoordde:”Ik zit na te denken over wat er zo goed werkt de laatste tijd, waardoor mijn cliënten zo tevreden zijn en ik met zoveel voldoening naar mijn werk ga”. Yvonne riep uit:”Dat zou ik graag willen weten! Wat doe jij wat zo goed werkt?” Lieke ging achterover zitten en zei:”Ik denk dat het iets te maken heeft met wat ik heb geleerd over belevingsgerichte zorg en progressiegericht werken.” Yvonne reageerde:”Ah, die trainingen zou ik ook wel eens willen volgen! Vertel eens, wat is dat eigenlijk, belevingsgerichte zorg en progressiegericht werken?”
Lees het hele artikel clientgeleide zorg verlenen lange versie
In onze progressiegerichte aanpak maken we onderscheid tussen helpen, sturen, trainen en instrueren. Bij helpen gaat het om de doelen van de ander en om wat voor de ander werkt om die doelen te bereiken. Bij sturen gaat het om overkoepelende doelen waaraan de ander moet voldoen en om wat voor die ander werkt om de doelen te bereiken. Bij trainen gaat het om de doelen van de ander en zijn er manieren beschikbaar om die doelen te bereiken, welke de ander wil leren. Bij instrueren gaat het om overkoepelende doelen waaraan de ander moet voldoen en is er een standaard manier waarop die doelen moeten worden bereikt.Klik hier om meer te lezen
Wood et al. (in Handbook of competence and motivation) onderzochten welke effecten de mindsets van managers en teams van managers hebben op hun presteren en welbevinden.
Klik hier om meer te lezen
“Ik voel me op dit moment op mijn vakantie blij” versus “Ik voelde me tijdens mijn vakantie blij”. Geven deze twee zinnen hetzelfde aan over deze vakantie?
“Dat was geen slechte dag” versus “Dat was een fantastische dag”. Kun je uit deze twee zinnen afleiden hoe goed de dag werkelijk was voor de persoon?
Kahneman wijst erop dat dit niet het geval is. Noch in de eerste situatie, noch in de tweede situatie kun je stellen dat het over hetzelfde gaat. Wat zijn de verschillen?
Klik hier om meer te lezen
Dat is een vraag die je prima met “ja” mag beantwoorden. Het kan heel behulpzaam zijn om even door iemand, een coach, een vriend, een familielid, een vreemde, geholpen te worden als je er doorheen zit. Maar denk niet te snel dat je ziek bent en een externe bron nodig hebt om je ziekte te begrijpen en verhelpen. Het is realistisch om te vertrouwen op onze zelfredzaamheid. Mensen kunnen veranderen. Relatief snel zelfs. Het is realistisch om te geloven dat mensen de veerkracht hebben om hun problemen te boven te komen. Dat mensen over het algemeen zelf in staat zijn om hun problemen op te lossen. Dat we optimistisch kunnen zijn over onze eigen capaciteiten om met tegenslag om te gaan. Dat we onze capaciteiten kunnen ontwikkelen. Dat het zelfs beter werkt om onszelf te zien als gezonde, veerkrachtige mensen die met een lastig probleem te kampen hebben, dan onszelf te zien als zieke mensen die hulp nodig hebben van een expert. Er is niks mis met hulp vragen van anderen. Het is alleen niet zo dat je het zonder die hulp niet zou kunnen redden. De kans is groot dat je het zelf net zo goed of beter kunt oplossen. Wil je lezen waarom? Kijk dan hier:
Een pleidooi voor zelfredzaamheid
Carol Dweck’s boek Self Theories staat boordevol waardevolle informatie voor ouders, docenten, coaches en alle anderen die o.a. met jongeren en studenten werken. We hebben al veel aandacht besteed aan haar werk. In haar boek Self Theories schrijft ze onder andere over hoe meisjes die initieel goed presteren in wiskunde en wetenschapsvakken, een statische mindset kunnen ontwikkelen. Ze schrijft:
In reactie op de jarenlange negatieve stereotypering van meisjes (ze zijn minder slim dan jongens en minder goed in wiskunde dan jongens en dergelijke), hebben veel ouders en scholen het roer omgegooid en zijn ze meisjes uitbundig gaan prijzen over hoe slim en goed aan aardig ze zijn. De assumptie daarbij is dat het zelfvertrouwen van meisjes groeit wanneer zij ervan overtuigd zijn dat ze slim zijn en dat dit ze zal helpen om door te zetten wanneer ze met tegenslagen te maken krijgen. Slimme meisjes presteren het best op de lagere school, beter dan slimme jongens. En ze gedragen zich vaak beter, en krijgen daarvoor complimenten, zoals “You’re a star”.
Klik hier om meer te lezen