Teamprestaties en gedeelde mentale team modellen hangen met elkaar samen

Beng-Chong Lim en Katherine Klein deden onderzoek naar de relatie tussen mentale team modellen en de performance van teams. Ze vroegen zich het volgende af: als de teamleden een accuraat en gezamenlijk idee over diverse aspecten van het team neemt hun performance dan toe?
Er worden vier mentale modellen onderscheiden:

  1. het mentale model van de uitrusting: welke technologie, welke middelen heeft het team ter beschikking?
  2. het mentale model van de taak: welke perceptie en welk begrip hebben de teamleden van de teamprocedures, strategieën, aspecten van de taak en omgevingsfactoren?
  3. het mentale model van de team interactie: welk begrip hebben de teamleden van de verantwoordelijkheden van de teamleden, de normen en de interactiepatronen?
  4. het mentale model van het team: welk begrip hebben de teamleden van elkaars kennis, vaardigheden, attitudes, sterktes en zwaktes?

De onderzoekers hadden drie hypothesen.
Hypothese 1: Als de teamleden dezelfde mentale modellen hebben dan is dat positief gerelateerd aan de teamprestatie
Hypothese 2: als de teamleden accurate mentale modellen hebben, dan is dat positief gerelateerd aan de teamprestatie
Hypothesis 3: de accuratesse van het mentale model is een modererende variabele; hoe accurater het mentale team model, hoe sterker de relatie tussen het gedeelde mentale model en de teamprestatie (hypothese 1)
Uit hun onderzoek bleek dat hypothese 1 en 2 klopten en dat hypothese 3 niet klopte.
De onderzoekers stellen dat het waardevol is om te investeren in gedeelde, accurate mentale teammodellen.
Lees hier het hele artikelLim_Klein_Team_mental_models_2006

Vijf zelfreflectie-vragen

Mijn innerlijke dialoog is in de loop van de afgelopen 15 jaar sterk veranderd. Vijftien jaar geleden kenmerkte mijn innerlijke dialoog zich door dit soort vragen: wie ben ik, wat zijn mijn karakterfouten, wat voor type persoonlijkheid ben ik, waarom loop ik steeds tegen dezelfde dingen aan, wat zegt dat over mij en over mijn jeugd, wat is mijn droombaan…. Toen vond ik het logisch om over dat soort onderwerpen na te denken, hoewel het nadenken me niet veel (goeds) opleverde en me ook niet vooruit hielp. Nu is de innerlijke dialoog meer en meer vervangen door actief bezig zijn, en als ik nadenk dan merk ik dat de innerlijke dialoog rondom heel andere vragen draait. Hier zijn vijf vragen waarvan ik telkens weer merk dat ze vooruit helpen:

  1. Waar richt je je aandacht op? Kies zorgvuldig waar je je aandacht op richt, want dat wat je aandacht geeft is bepalend voor wat je waarneemt en welke informatie je versterkt. Waar we onze aandacht op richten stuurt ons gedrag, beïnvloedt onze omgeving en heeft consequenties voor wat er vervolgens gebeurt in ons leven. Kies daarom bewust waar je focus ligt, waar je aan wilt denken, waar je je tijd aan wilt besteden.
  2. Wat is belangrijk voor je?  Door je bewust te zijn van wat belangrijk voor je is, kun je kiezen waar je je aandacht op wilt richten. Wat is belangrijk en wat maakt dat zo belangrijk voor je?
  3. Kies je voor iets moeilijks? Als je ergens goed in bent geworden gaat het je steeds makkelijker af. Je hoeft steeds minder hard te werken voor een goed resultaat. Wat doe je als je dat moment hebt bereikt? Blijf je doen wat je nu makkelijk afgaat, of kies je ervoor jezelf moeilijke taken te blijven geven? Doen wat je gemakkelijk afgaat kan prettig zijn, want het kost je weinig energie en je krijgt een gevoel van competentie omdat je het zo goed kunt. Alleen doen wat je makkelijk afgaat kan saai worden, en kan zelfs maken dat je er minder goed in wordt omdat je alleen nog maar automatisch werkt. Jezelf steeds blijven uitdagen iets te leren wat je nu nog niet kunt houdt je alert. Blijven leren geeft voldoening.
  4. Neem je serieus waarin je gelooft? Het kan best lastig zijn om je gedrag in lijn te brengen met waar je in gelooft. En, omdat we allemaal mensen zijn, is het logisch dat het ons niet altijd lukt te doen waarin we geloven. Principieel doen waarin je gelooft vraagt soms moed. Het leven wordt tegelijkertijd eenvoudiger als je consequent probeert te doen waarin je gelooft.
  5. Hoe gedraag je je? Je kunt jezelf goed leren kennen door te kijken naar hoe je je gedraagt en hoe je je voelt als je je zo gedraagt. Hoe gedraag je je bij belangrijke anderen in je leven? Hoe voel je je dan? Als je je eigen gedrag analyseert kun je erachter komen wat belangrijk voor je is, en kun je je vervolggedrag bewuster kiezen.

 

10 gedachten over het bestaan van de vrije wil: Herman Kolk

Herman Kolk vraagt zich in zijn boek “vrije wil is geen illusie” af waar de vrije wil zijn slechte naam aan te danken heeft. Als “vrije wil” een illusie is waarom gebruiken we dan woorden als “willen”, “ervoor pleiten dat”, “ergens voor zijn..”etc?
Tien hoofdpunten uit het eerste deel van zijn boek:

  1. velen stellen vraagtekens bij het bestaan van de “vrije wil”. In onze hersenen is al te zien dat we een activiteit aan het voorbereiden zijn, terwijl we pas iets later zelf rapporteren dat we die activiteit willen gaan ondernemen (Libet-experimenten). Is dit inderdaad een bewijs dat een vrije wil niet bestaat?
  2. Nee, zegt Kolk, in plaats van te concluderen dat we geen vrije wil hebben omdat onze hersenen al voordat we ons het bewust zijn een bepaalde actie aan het voorbereiden zijn, kunnen we ons wat Kolk betreft beter richten op het onderzoeken van de “hersenwetenschap van de vrije wil”.
  3. veel van wat we doen, doen we inderdaad automatisch en onbewust. Wat we hebben geleerd zijn wisselende gedragspatronen die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat ze tot iets waardevols hebben geleid. Gedragspatronen worden opgeroepen door de situatie waarin we ons bevinden en ze kunnen tijdelijk sterker worden.
  4. Maar dat we zoveel op de automatische piloot doen wil niet zeggen dat ons bewuste onbelangrijk is. Dat blijkt bijvoorbeeld wel in de situaties waarin ons bewuste ons opeens in de weg kan zitten. Als we ons opeens bewust worden van onze handen terwijl we piano spelen kan een stuk dat we anders makkelijk konden spelen opeens moeilijk worden. Ons bewust speelt dus wel degelijk een rol, soms zelfs een verstorende rol.
  5. wanneer is “willen” dan van toepassing? Het concept “willen” is van toepassing wanneer het draait om een gedragsverandering in een gewenste richting.
  6. het blijkt namelijk dat de macht der gewoonte doorbroken kan worden. We kunnen ons automatische gedragspatronen doorbreken door ergens aandacht aan te besteden. Door aandacht te focussen kunnen we onze automatische gedragspatronen veranderen.
  7. als we onze aandacht focussen gebeurt er iets interessants. Vrijwillig gedrag is gedrag waarmee het organisme bereikt wat van waarde is voor hem. Hersenen zijn in staat om iets te willen. Het deel van de hersenen waarmee we iets willen is de mediale frontaalschors. Het is een aandachtsstructuur die in staat is gedragspatronen selectief te versterken op grond van de verwachte meerwaarde. Het brengt vrijwillig gedrag tot stand.
  8. Dat doet de mediale frontaalschors door dat die in staat is om informatie waar je op let selectief te versterken. Ten tweede kan de mediale frontaalschors meer geschikte gedragspatronen versterken ten gunste van andere gedragspatronen. Tenslotte beschikt de mediale frontaalschors over informatie over de toegevoegde waarde van een gedragspatroon.
  9. Aandacht versterkt alle gedragspatronen, afhankelijk van hun toegevoegde waarde.
  10. Wij zijn in staat tot vrijwillig gedrag. Selectieve aandacht is verantwoordelijk voor dit proces: zij versterkt alle gedragspatronen naar de mate waarin zij toegevoegde waarde bezitten.

Een zeer interessant en aanbevelenswaardig boek!
NOAM