Scholen met een progressiegericht onderwijsklimaat hebben geen sfeer van autoritair communiceren, belonen en straffen en nadruk leggen op het handhaven van regels. Wat is wel kenmerkend voor een progressiegericht schoolklimaat?

Groeimindsetklimaat

In de school kenmerkt een groeimindsetklimaat zich doordat docenten zelf een groeimindset hebben ten aanzien van zichzelf, elkaar en de leerlingen. De docenten zijn steeds bereid om te blijven leren en laten dat merken aan elkaar en aan de leerlingen. De leerlingen krijgen op het juiste niveau moeilijke uitdagingen, de leerlingen krijgen competentie-ondersteunende feedback en docenten geven die onderling ook aan elkaar. Iedereen ziet fouten maken als normaal en leerzaam, de aandacht wordt getrokken naar leren (in plaats van naar presteren) en er een sfeer is van ‘ik kan het nog niet’ in plaats van ‘ik kan het niet’.

Klimaat van autonome motivatie

In de school kenmerkt een klimaat van autonome motivatie zich doordat docenten zelf hun vak interessant en/of belangrijk en waardevol vinden. Docenten hebben in een dergelijk klimaat de overtuiging dat het goed is als leerlingen dingen doen in hun leven die ze interessant en/of belangrijk vinden. Docenten creëren de condities in de school waarbinnen autonome motivatie kan ontstaan. De docenten vervullen elkaars psychologische basisbehoeften (autonomie, verbondenheid, competentie) en ze vervullen ook die van de leerlingen.

Progressiegericht onderwijsklimaat

Een paar concrete gedragingen van progressiegerichte docenten zijn kenmerken voor een dergelijk klimaat. Zonder uitputtend te zijn, zijn hier een paar concrete dingen die progressiegerichte docenten doen:

  • Docenten die de progressiegerichte aanpak gebruiken, bereiden hun les op zo’n manier voor dat leerlingen de les relevant en interessant kunnen vinden.
  • Ze zorgen dat er een heldere structuur in hun lessen zit.
  • Ze geven steeds duidelijke redenen waarom leerlingen bepaalde dingen moeten doen.
  • Ze communiceren vriendelijk en erkennen het perspectief van de leerlingen.
  • Ze vermijden autoritaire taal en zetten leerlingen niet onder druk met beloningen of straffen of gebrek aan respect voor de leerling als mens.
  • Ze hanteren alleen regels waarvan ze het belang goed kunnen onderbouwen en beperken het aantal regels.
  • Ze bieden leerlingen keuzemogelijkheden binnen structuren.
  • Ze zijn zelf enthousiast over hun vak.
  • Ze geven leerlingen competentieondersteunende feedback.
  • Ze geven procesgerichte complimenten (dus waardering voor wat de leerling doet) op een informerende manier en niet op een controlerende manier.
  • Ze werken met FEED-UP (wat wordt er van de leerling verwacht), FEEDBACK (hoe is de leerlingen aan het bereiken wat er verwacht wordt) en FEED FORWARD (hoe kan de leerling een volgende stap zetten).
  • Ze geven leerlingen leerdoelen (de bedoeling is dat je een sollicitatiebrief leert schrijven) in plaats van presteerdoelen (de bedoeling is dat je een 8 haalt)
  • Ze bieden hulp en ondersteuning wanneer de leerling dat nodig heeft, maar niet op een beoordelende of controlerende manier
  • De docenten stemmen met elkaar hun acties af en praten met elkaar over de progressie van individuele leerlingen: wat heeft die leerling al bereikt en wat is voor die leerling belangrijk verder te bereiken.
  • De docenten zoeken zelf regelmatig hun eigen leerzone op en vragen hulp en feedback van collega’s. Die hulp en feedback wordt op een autonomie-ondersteunende en competentie-ondersteunende manier gegeven.