Een middelbare scholier, in zijn eindexamen jaar VWO, stuurde me zijn groeimindset geschiedenis. Hij schrijft:
“In mijn omgeving zie ik heel veel mensen die denken in termen van sterktes, talenten en aanleg. Mijn omgeving, overigens, is de middelbare school. Veel leerlingen zien hun vaardigheden bij verschillende vakgebieden als iets wat zij niet meer kunnen veranderen. Een vriend van mij, bijvoorbeeld, heeft geaccepteerd dat hij ‘niet goed is’ in woordjes stampen.’ Hij ziet dus woordjes leren als een niet ontwikkelbare zwakte. Het resultaat? Hij leert niet meer voor toetsen waarop woordjes gevraagd worden. Dat is precies het resultaat dat je bereikt wanneer je mensen erop wijst dat ze ergens wel of niet goed in zijn; ze denken dat ze ‘nou eenmaal zo zijn’ en proberen zich vervolgens niet op een andere manier te ontwikkelen. Maar juist de autonome ontwikkeling is datgene wat mensen ‘sterk’ maakt, en niet hun “aangeboren sterktes”.
Vanwege deze blik op het leven, heb ik niet geaccepteerd dat ik slecht ben in woordjes leren. Integendeel: ik heb er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat ik het wel kan. Nu kan ik het ook. De conclusie die ik daaruit trek is dus, dat zelfs iets, wat mensen als ‘statisch’ ervaren, te leren is. Ik zou graag het begrip ‘talent’ in twijfel trekken. Dat doe ik, omdat ik mezelf als levend bewijs beschouw dat dit begrip geen hout snijdt. Toen ik op de lagere school zat, werd mij namelijk verteld dat ik niet goed was in rekenen. De docenten baseerden die conclusie op mijn CITO-scores. Ik geef ze groot gelijk: ik was niet goed in rekenen. Toentertijd had ik echter nog nooit gehoord over de groeimindset en nam ik aan dat mijn incompetentie op rekenkundig gebied ‘in de genen’ zat. Ook toen ik vervolgens naar de middelbare school ging, deed ik het niet goed bij wiskunde. Dit is het moment waarop mijn omgeving zei: ‘Wiskunde, dat kan jij niet, of wel?’ Nee, ik kon het inderdaad niet.
Dus toen ik hoorde over de groeimindset kan je je wel voorstellen wat ik ging doen: wiskunde.
Ik ontdekte dat mijn onkunde helemaal geen genetische afkomst had. Sterker nog, ik begon wiskunde leuk te vinden en er nog meer aan te werken. Het ging zo ver, dat ik mijn centraal examen wiskunde een jaar te vroeg heb gemaakt. En nu ga ik zelfs wiskunde studeren!
Weet je wat mensen nu over me zeggen? ‘Die jongen, die heeft een talent voor wiskunde.’
En dit keer hebben ze niet gelijk. Want, hoe goed ik er nu ook in ben geworden, mijn wiskundige kennis komt niet uit mijn chromosomen, maar uit mijn harde werken.
Dus, ik zeg:”Doe eens iets dat (nog) niet werkt, daar leer je van!”
Wij gebruiken cookies op onze website om u de meest relevante ervaring te bieden door uw voorkeuren en herhaalbezoeken te onthouden. Door op "Accepteren" te klikken, stemt u in met het gebruik van ALLE cookies.
This website uses cookies to improve your experience while you navigate through the website. Out of these, the cookies that are categorized as necessary are stored on your browser as they are essential for the working of basic functionalities of the website. We also use third-party cookies that help us analyze and understand how you use this website. These cookies will be stored in your browser only with your consent. You also have the option to opt-out of these cookies. But opting out of some of these cookies may affect your browsing experience.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Any cookies that may not be particularly necessary for the website to function and is used specifically to collect user personal data via analytics, ads, other embedded contents are termed as non-necessary cookies. It is mandatory to procure user consent prior to running these cookies on your website.
“In mijn omgeving zie ik heel veel mensen die denken in termen van sterktes, talenten en aanleg. Mijn omgeving, overigens, is de middelbare school. Veel leerlingen zien hun vaardigheden bij verschillende vakgebieden als iets wat zij niet meer kunnen veranderen. Een vriend van mij, bijvoorbeeld, heeft geaccepteerd dat hij ‘niet goed is’ in woordjes stampen.’ Hij ziet dus woordjes leren als een niet ontwikkelbare zwakte. Het resultaat? Hij leert niet meer voor toetsen waarop woordjes gevraagd worden. Dat is precies het resultaat dat je bereikt wanneer je mensen erop wijst dat ze ergens wel of niet goed in zijn; ze denken dat ze ‘nou eenmaal zo zijn’ en proberen zich vervolgens niet op een andere manier te ontwikkelen. Maar juist de autonome ontwikkeling is datgene wat mensen ‘sterk’ maakt, en niet hun “aangeboren sterktes”.
Vanwege deze blik op het leven, heb ik niet geaccepteerd dat ik slecht ben in woordjes leren. Integendeel: ik heb er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat ik het wel kan. Nu kan ik het ook. De conclusie die ik daaruit trek is dus, dat zelfs iets, wat mensen als ‘statisch’ ervaren, te leren is. Ik zou graag het begrip ‘talent’ in twijfel trekken. Dat doe ik, omdat ik mezelf als levend bewijs beschouw dat dit begrip geen hout snijdt. Toen ik op de lagere school zat, werd mij namelijk verteld dat ik niet goed was in rekenen. De docenten baseerden die conclusie op mijn CITO-scores. Ik geef ze groot gelijk: ik was niet goed in rekenen. Toentertijd had ik echter nog nooit gehoord over de groeimindset en nam ik aan dat mijn incompetentie op rekenkundig gebied ‘in de genen’ zat. Ook toen ik vervolgens naar de middelbare school ging, deed ik het niet goed bij wiskunde. Dit is het moment waarop mijn omgeving zei: ‘Wiskunde, dat kan jij niet, of wel?’ Nee, ik kon het inderdaad niet.
Dus toen ik hoorde over de groeimindset kan je je wel voorstellen wat ik ging doen: wiskunde.
Ik ontdekte dat mijn onkunde helemaal geen genetische afkomst had. Sterker nog, ik begon wiskunde leuk te vinden en er nog meer aan te werken. Het ging zo ver, dat ik mijn centraal examen wiskunde een jaar te vroeg heb gemaakt. En nu ga ik zelfs wiskunde studeren!
Weet je wat mensen nu over me zeggen? ‘Die jongen, die heeft een talent voor wiskunde.’
En dit keer hebben ze niet gelijk. Want, hoe goed ik er nu ook in ben geworden, mijn wiskundige kennis komt niet uit mijn chromosomen, maar uit mijn harde werken.
Dus, ik zeg:”Doe eens iets dat (nog) niet werkt, daar leer je van!”