Kan een fMRI je vertellen welke persoonlijkheid je bent?
Eerder schreef ik over de cultus van persoonlijkheidstests, kanttekeningen bij de Big Five en verklaringen voor het effect dat onwetenschappelijke persoonlijkheidstests zoals de MBTI een gevoel kunnen opleveren dat je persoonlijkheid precies is zoals staat in het profiel dat je over jezelf leest.
In haar boek gaat Annie Murphy Paul ook in op een recente ontwikkeling in het bepalen van iemands persoonlijkheid: het gebruik van MRI technologie. Een scan van je brein zou iets kunnen zeggen over je persoonlijkheid. Zo zijn er onderzoeken gedaan waarbij de big five persoonlijkheidstests en fMRI technologie is gebruikt. Hoge activiteit in de rechter hemisfeer lijkt samen te hangen met optimisme en extroversie en meer activiteit in de ventromediale prefrontale cortex is geassocieerd met negativiteit en neuroticisme. Ook de aanwezigheid van chemicaliën in het brein lijkt iets te kunnen zeggen over hoe agressief, introvert, dominant et cetera iemand is.
Annie zegt dit erover:
Maar hoe geavanceerd deze nieuwe technologieën ook klinken, ze zijn niet precies. De niveaus van neurotransmitters in levende mensen kan bijvoorbeeld alleen worden geschat op basis van de kwantiteit van bij-producten na afbraak, die je kunt vinden in het bloed en de urine en hersenvloeistof. De plaatjes geproduceerd door fMRI zijn geen plaatjes van een brein dat aan het werk is, maar visuele modellen gebaseerd op statische analyses van kwantitatieve data. En zelfs als de technologie wel precies de hoeveelheid en aard van de neurotransmitters en de precieze activiteit in de hersenen zou kunnen meten, dan nog zou dit slechts een miniem puzzelstukje zijn in de verklaring waarom mensen zijn zoals ze zijn. Testosteronniveaus, bijvoorbeeld, stijgen en dalen in reactie op de situatie waarin iemand zich bevindt, en testosteron werkt samen met een enorme hoeveelheid andere hormonen. Honderden genen zijn betrokken bij elk complex menselijk gedrag en 1 gen verklaart misschien hooguit 1 of 2 procent van de variantie van menselijk gedrag. En de expressie van de genen is ook nog eens onderhevig aan razendsnelle veranderingen, afhankelijk van het gedrag van het organisme en van wat die eet, drinkt, denkt et cetera.
Nikos Logothetis, een neurobioloog aan het Max Planck Instituut voor Biological Cybernetics noemt de recente onderzoeken die MRI gebruiken om uitspraken te doen over persoonlijkheid, de nieuwe frenologie. MRI technologie is minder betrouwbaar dan wetenschappers claimen, zegt hij, en de interpretaties die wetenschappers geven aan de data zijn overgesimplificeerd. De techniek kan gemakkelijk significante hersenactiviteit missen, en daarnaast zijn wetenschappers niet zo zeker wat het eigenlijk betekent als een deel van de hersenen oplicht op hun computerscherm.
Jonathan Benjamin van de Israelische Ben-Gurion universiteit is betrokken bij de ontdekking dat de manier waarop in het brein serotonine opnieuw wordt opgenomen en getransporteerd samenhangt met angstige persoonlijkheid. Jonathan Benjamin zegt over diezelfde ontdekking: de onderzoeken zijn controversieel en de effecten die we vinden zijn te klein om wetenschappelijk verantwoord bruikbaar te zijn in de praktijk van bijvoorbeeld psychologische counseling. De potentiële toepassingsmogelijkheden in persoonlijkheidsgenetica (dus je persoonlijkheid is te zien in je genen), zullen waarschijnlijk binnenkort worden ‘verkocht’ in de vorm van fMRI-persoonlijkheidstests, zo stelt Dean Hamer, die werkte als geneticus aan de National Institutes of Health. En hij is er niet van onder de indruk.
Hamer zegt:’Ik geloof dat er binnenkort persoonlijkheidstests zullen worden verkocht die op basis van je DNA vertellen welke persoonlijkheid je bent. En die tests zullen net zoveel VOODOO zijn als de huidige persoonlijkheidstests: semi-wetenschappelijk’. Misschien is het verstandig om de volgende keer dat we denken conclusies te kunnen trekken over iemands persoonlijkheid op basis van een fMRI-scan, we ons eerst bedenken dat we vroeger dachten dat we de persoonlijkheid van iemand konden bepalen op grond van de bulten op zijn schedel.’