Wiskunde onderwijs zet meisjes op achterstand

Wiskunde onderwijs zet meisjes op achterstand. In nature is een onderzoeksartikel verschenen van Martinot et al (2025) naar de verschillen tussen jongens en meisjes in wiskunde. Dat jongens en meisjes over het geheel genomen verschillen in hun wiskundevaardigheden wil nog niet zeggen dat die verschillen aangeboren zijn. Dit onderzoek wijst op een andere oorzaak dan genen.
Trainingen Progressiegericht Werken |
Baby’s
Bij baby’s en jonge kinderen hebben jongens en meisjes vergelijkbare basiskennis van getallen en ruimte. Biologisch gezien beginnen alle mensen het leven met een basiskennis van objecten, ruimte en getallen. Die basiskennis is het fundament voor de wiskundige ontwikkeling. Ook het begrip van getallen (hoeveel objecten zitten er in een groep) is hetzelfde bij jongetjes en meisjes baby’s. Bij jonge kinderen laten de meeste wiskundige cognitieve taken vrijwel geen verschil in prestaties tussen jongens en meisjes zien, en de spreiding binnen de groepen overlapt sterk.
Start van de school
Het onderzoek van Martinot et al duurde vier jaar. In het onderzoek keken de onderzoekers naar de taal- en wiskundeprestaties van alle Franse kinderen in groep 3 en 4 (2.653.082 kinderen). Jongens en meisjes hadden bij de start van de school vrijwel gelijke wiskundeprestaties.
Vier maanden later
Maar vier maanden later was er een duidelijk verschil te zien, in het voordeel van jongens. Deze resultaten herhaalden zich elk jaar en verschilden slechts weinig afhankelijk van gezinssituatie, klas- of schooltype en sociaaleconomisch niveau. Genderverschillen in wiskunde worden daarom vooral gezien als het gevolg van het internaliseren van de socioculturele stereotype dat “meisjes slecht zijn in wiskunde”. Het genderverschil groeide door onderwijs.
Leeftijdseffect?
Het genderverschil werd niet verklaard door leeftijd. In Frankrijk moeten kinderen in het jaar dat ze zes worden naar school. Daardoor verschilden de kinderen bij elk meetmoment (0, 4 of 12 maanden na schoolstart) tot wel 12 maanden in leeftijd. Wanneer de resultaten enkel als functie van leeftijd werden geplot, bleef het genderverschil vrijwel constant. Bovendien hadden sommige kinderen met exact dezelfde leeftijd een verschillend aantal maanden onderwijs gehad. Binnen elke leeftijdsgroep bleek het genderverschil significant toe te nemen tussen T1 en T2 (0 versus 4 maanden school) en tussen T2 en T3 (4 versus 12 maanden school).
School is gunstig voor jongens
School bleek gunstig te zijn voor jongens, maar niet voor meisjes. Jongens boekten vooruitgang in zowel wiskunde als taal. In de corona pandemie misten kinderen veel schooldagen. In deze periode groeide het genderverschil in wiskunde duidelijk minder sterk dan in andere jaren, en in het cohort van 2020 herstelde dit verschil zich slechts gedeeltelijk, doordat sommige scholen opnieuw sloten. Opnieuw een indicatie dat school niet goed uitpakt voor de wiskundeprestaties van meisjes.
Trainingen Progressiegericht Werken |
Geen andere factoren
Het verschil tussen jongens en meisjes ontstond dus al na vier maanden school. En dit verschil was wijdverspreid en onafhankelijk van schooltype, onderwijsmethode, sociaaleconomische status, beroep van ouders, gezinssamenstelling, schoolomgeving of geografische ligging. Het lijkt erop dat scholen en de aanpak op scholen (onafhankelijk van het type onderwijs) meisjes in rap tempo op achterstand doet komen ten opzichte van jongens als het gaat om wiskundeprestaties.
Groeimindset en kansengelijkheid
Groeimindset is een goede tegenmaatregel tegen dit soort negatieve effecten. Een recent onderzoeksartikel van Yeager et al (2023) geeft inzicht in de rol van leraren in het ontwikkelen van een groeimindsetcultuur in de klas. Een klassencultuur is het gedeelde systeem van overtuigingen, doelen en normen over wat het betekent om te leren en een leerling te zijn in die klas. Een groeimindsetcultuur in de klas is een veelbelovende manier om kansengelijkheid te bevorderen en ongelijkheid te dempen.
Trainingen Progressiegericht Werken |