Search results for: docent

Zonder sturing en structuur, geen verbondenheid

Verbondenheid betekent de perceptie dat je wordt gewaardeerd en gerespecteerd binnen je sociale groep en dat je een bijdrage levert die belangrijk wordt gevonden door jezelf en anderen. Klik hier om meer te lezen

Zonder sturing en structuur, geen autonomie

Zonder sturing en structuur, geen autonomie. In 1998 vroeg een productieorganisatie die probeerde met zelfsturende teams te gaan werken me om advies. De directeur van deze organisatie was al een tijdlang bezig met het op poten zetten van zelfsturende teams. Hij had van de teamleiders, teamcoaches gemaakt. Het liep totaal niet. Klik hier om meer te lezen

Progressiegerichte voorbereiding van lastig gesprek

Tegen sommige gesprekken kun je erg op zien. Je weet dat je moet gaan praten met die ouder, die collega, die medewerker of die cliënt, maar er knaagt iets. Je wordt al geïrriteerd of angstig als je er aan denkt om met de persoon te praten.

Weten wat je aan het doen bent

In onze trainingen helpen we de deelnemers juist die gesprekken voor te bereiden. We voeren dan een stukje van het gesprek op de deliberate practice manier. Hier kun je meer lezen over hoe dat werkt. Binnen een kwartiertje heeft de deelnemer ervaren hoe hij het gesprek wil gaan aanpakken en hoe hij kan reageren op de reacties van de ouder, collega, medewerker of cliënt. Het is zo prettig om precies te weten waar je mee bezig bent en wat je aan het doen bent in een gesprek. Om voorbij vage statements, zoals bijvoorbeeld ‘ik wil hem in zijn kracht zetten’, te komen.

Voorbereidingsstructuur

Maar buiten een trainingssituatie om, kun je jezelf helpen om je gesprek effectief voor te bereiden. Deze progressiegerichte voorbereidingsstructuur helpt daarbij:

Wiens doel staat centraal?

De eerste vraag is: wiens doel staat centraal in het gesprek? We maken hierbij onderscheid tussen het doel van je gesprekspartner en het doel van jezelf (vanuit je rol of functie). Een docent, bijvoorbeeld, die wil dat een ouder ervoor gaat zorgen dat zijn kleuter voortaan op tijd op school verschijnt, heeft zelf een inhoudelijk doel voor ogen. Een coach, daarentegen, die in gesprek is met een cliënt heeft zelf geen inhoudelijk doel voor ogen. Zijn doel is een procesdoel: de cliënt zo goed mogelijk helpen met het bereiken van het doel van de cliënt zelf.

Mijn doel

Als je een eigen inhoudelijk doel hebt met het gesprek, dan bereid je je gesprek voor aan de hand van deze vervolgvragen:

  • Welk positief gedrag en welk positief resultaat wil ik graag dat mijn gesprekspartner gaat bereiken?
  • Wat is de reden dat ik graag wil dat mijn gesprekspartner die progressie gaat boeken?

Het kan zijn dat je geen mandaat hebt om een prestatieverwachting te hebben van je gesprekspartner, maar dat je hem wilt vragen of hij bereid is om bij te dragen aan het bereiken van jouw doel. Een leidinggevende, bijvoorbeeld, heeft vanuit zijn functie het recht om bepaalde dingen te verwachten van de medewerker. Maar een collega heeft geen mandaat om een andere collega te vertellen wat hij moet bereiken. Als collega kun je wel degelijk jouw inhoudelijke doel naar voren brengen, alleen staat het de ander vrij om al dan niet te willen bijdragen aan het bereiken van dat doel.

Wiens progressie-ideeën staan centraal?

Wanneer je je eigen doel in concrete, positieve gedrags- en resultaatstermen hebt geformuleerd stel je jezelf de volgende vraag: mag mijn gesprekspartner zelf bepalen hoe hij aan het doel gaat voldoen, of zijn er voorschriften waaraan hij zich moet houden? In het eerste geval is sturen aan de orde, in het tweede geval is instrueren aan de orde. Als je wilt gaan sturen, dan kun je je gesprek met de stuurtechnieken voorbereiden, zie ook hier. Als je wilt gaan instrueren, dan benut je in je voorbereiding de progressiegerichte instrueer-technieken (zie ook hier).

Het doel van mijn gesprekspartner

Wanneer je zelf een inhoudelijk doel hebt, start je je gesprek anders dan wanneer het inhoudelijke doel door je gesprekspartner bepaald gaat worden. Staat het doel van je gesprekspartner centraal, dan stel je jezelf in je voorbereiding de vraag: ‘Welke variant van de nuttigheidsvraag ga ik stellen, zodat mijn gesprekspartner direct merkt dat hij de inhoud van het gesprek mag bepalen?’ Varianten van de nuttigheidsvraag zijn bijvoorbeeld: ‘Hoe kunnen we deze tijd wat u betreft zo goed mogelijk besteden?’ of ‘Waaraan zou u na afloop merken dat u iets aan ons gesprek heeft gehad?’

Waar komen de progressie-ideeën vandaan?

In je voorbereiding stel je jezelf vervolgens de vraag: waar komen de progressie-ideeën vandaan? Is het de bedoeling dat je gesprekspartner op basis van zijn eigen kennis en ervaring gaat bedenken hoe hij progressie kan boeken of is het de bedoeling dat je gesprekspartner progressie-ideeën aangereikt krijgt? Als je gesprekspartner zijn eigen ideeën mag en kan bedenken, dan ga je in het gesprek op zoek naar die zogenaamde ‘interne oplossingen’. Je kunt je gesprek dan het beste voorbereiden door de zeven stappen aanpak nog eens te bekijken en help-interventies te oefenen. Indien je gesprekspartner ideeën van buiten hemzelf moet benutten of er bij gebaat zou kunnen zijn, dan vraag je mandaat om zogenaamde ‘externe oplossingen’ aan te reiken. Je kunt je gesprek dan het beste voorbereiden door de progressiegerichte advies- en trainingsinterventies te bestuderen (zie ook hier).

Door deze stappen te doorlopen krijg je een helder idee welke rol je wilt innemen bij de start van het gesprek en hoe je het gesprek wilt gaan aanpakken. Daarmee creëer je bij jezelf ook constructieve emoties (zie ook hier). Mocht je toch nog op zien tegen het gesprek, nadat je deze voorbereiding hebt gedaan, dan kun je misschien de stappen van zelfcoaching doorlopen (met de zeven stappen aanpak, of met een andere zelfcoachingsmanier, zie ook hier).

Meer lezen: Progressiegesprekken en Creating Progress

]

Goede progressie aan het boeken?

In het boek Making good progress? van D. Christoloulou wordt vergeleken hoe de lesopbouw van docenten eruit ziet wanneer ze uitgaan van het generic skills model vergeleken met het deliberate practice model. Klik hier om meer te lezen

Mindset en gezondheid van startende middelbare scholieren

Kinderen die van de lagere school naar de middelbare school gaan ervaren in de eerste maanden in hun nieuwe omgeving vaak allerlei dingen die moeilijk voor ze zijn. Er worden hogere eisen aan ze gesteld dan op de lagere school, het tempo ligt hoger, de omgeving is onpersoonlijker en er zijn meer mensen om hen heen. Ze krijgen les van verschillende docenten en ze moeten vaak naar een ander gebouw fietsen dan eerder. Al met al is het een transitieperiode die uitdagend kan zijn voor adolescenten.

Klik hier om meer te lezen

Directe instructie of deliberate teaching and learning (DTL)

Directe instructie werkt goed, zo blijkt uit de meta-analyses van Hattie. Maar er is veel verwarring over wat directe instructie behelst. Klik hier om meer te lezen

10 mindframes for visible learning

Het nieuwste boek van John Hattie begint verrassend genoeg met een model voor organisatiesucces waarvoor geen enkele wetenschappelijke onderbouwing bestaat: Simon Sinek’s golden circle. Hattie gebruikt Sinek’s idee van beginnen met het why als uitgangspunt voor de mindframe van succesvolle docenten. De titel van zijn introductie is: hoe we denken over de impact van wat we doen is belangrijk dan wat we doen.Klik hier om meer te lezen

What would you say?

Momenteel ben ik bezig met het schrijven van een Engels boek over progressiegericht werken. De vraag wanneer er een boek in het Engels zou verschijnen kwam in de loop der jaren steeds weer op me af. Internationale Business Schools en trainers, managers, coaches en docenten in een Engelstalige omgeving die de progressiegerichte aanpak benutten in hun werk, gaven aan dat ze het prettig vonden als er Engelstalige boeken beschikbaar zouden zijn. Klik hier om meer te lezen

Reflectieve bekwaamheid

Een bekend leermodel loopt door vier stadia.

Onbewust onbekwaam

Het eerste stadium is een onbewust onbekwaam niveau. Dit is het niveau waarop je niet weet dat je iets niet weet en kunt. Dit is het niveau waarop mensen zichzelf snel kunnen overschatten, omdat ze geen overzicht hebben over het domein en dus niet weten wat er allemaal te weten en kunnen valt. Zie ook hier voor het Dunning-Kruger-effect.

Bewust onbekwaam

Het tweede stadium is het bewust onbekwame niveau. Op dit niveau heb je progressie geboekt ten opzichte van het onbewust onbekwame niveau, want nu heb je meer zicht op alles wat er te weten en kunnen valt en realiseer je je dus ook wat je zelf nog niet weet en kunt. Op dit niveau is positieve feedback heel belangrijk om de bereidheid te hebben om door te gaan met leren. Zie ook hier voor de betekenis van feedback, een motivationeel perspectief.

Bewust bekwaam

Het derde stadium is het bewust bekwame stadium. We zijn nu in staat om iets goed te doen en we hebben ook de kennis ter beschikking. Het vergt concentratie en inspanning om de vaardigheid en kennis correct toe te passen. In dit stadium staan we meer open voor feedback ten aanzien van wat we nog fout doen en als we de vaardigheid echt belangrijk en interessant vinden gaan we plezier beleven aan deliberate practice.

Onbewust bekwaam

Het vierde stadium is het onbewust bekwame stadium, waar we de vaardigheid en de kennis ons zo eigen hebben gemaakt dat we er niet meer bij na hoeven te denken. We hebben de vaardigheid geautomatiseerd en kunnen moeiteloos onze vaardigheid uitvoeren en kennis benutten wanneer het van pas komt. Dit is ook het niveau waarop we niet automatisch beter worden, omdat we niet meer bewust aan het leren zijn. Willen we op dit niveau blijven of willen we ons verder beteren, dan moeten we weer bewust in onze leerzone stappen en gaan oefenen wat we nog moeilijk vinden.

Reflectief bekwaam

Er is nog een vijfde stadium en dat is het stadium van reflectieve bekwaamheid. In dit stadium zijn we niet alleen in staat om de vaardigheid moeiteloos en zonder er bewust bij na te hoeven denken uit te voeren, maar kunnen we ook onder woorden brengen hoe we die vaardigheid hebben geleerd, hoe de deelaspecten met elkaar samenhangen, hoe we de vaardigheid kunnen leren aan iemand anders en hoe effectief we zijn in het onderwijzen van anderen in het verwerven van de vaardigheid. Dit is het niveau dat trainers en docenten moeten bereiken willen ze effectief kunnen reageren op hun studenten en leerlingen.

Trainingen progressiegericht werken

Verschijningsvormen van progressie

Progressie kan allerlei verschijningsvormen aannemen. Trainers en docenten zijn soms geneigd om alleen de lineaire progressie van hun studenten waar te nemen en te waarderen, maar andere vormen van progressie zijn evenzeer motiverend en belangrijk.Klik hier om meer te lezen