In het boek Making good progress? van D. Christoloulou wordt vergeleken hoe de lesopbouw van docenten eruit ziet wanneer ze uitgaan van het generic skills model vergeleken met het deliberate practice model. 

Generic skills model

In het Generic Skills model wordt ervan uitgegaan dat de beste manier om een vaardigheid te leren is, om die vaardigheid te oefenen in een vorm die zo dicht mogelijk ligt bij de uiteindelijk te leren vaardigheid (de doelvaardigheid). De lesopbouw die daarbij hoort is in de meest zuivere vorm het project-gebaseerd onderwijs. De lessen zijn dan georganiseerd rondom vaardigheden, onderwerpen en projecten ipv vakken. De leerlingen worden zo geacht transferable vaardigheden te ontwikkelen. Het is de vaardigheid die telt, en de inhoud kan steeds veranderen. Kinderen kunnen bijvoorbeeld probleemoplossende vaardigheden leren, en die benutten in allerlei verschillende situaties en toepassen op allerlei verschillende inhoudelijke onderwerpen.

Vaardigheden zijn niet generiek

Maar, zo stelt de auteur, vaardigheden zijn niet generiek maar specifiek. Elke vaardigheid rust op domein-specifieke kennis. Vaardigheden zijn daarom niet eenvoudig transferable. Complexe vaardigheden berusten op specifieke mentale modellen, niet op generieke vaardigheden die overal kunnen worden toegepast.  Schaakspelers, natuurkundigen, elektriciens, bridgespelers, programmeurs, om een paar voorbeelden te noemen, benutten de mentale representaties die ze hebben opgeslagen in hun lange termijn geheugen en die zijn domein-specifiek. Hele goed schakers zijn bijvoorbeeld goed in schaken, niet automatisch ook in abstract redeneren.

Oefenen van componenten van de vaardigheid

Het deliberate practice model gaat ervan uit dat leerlingen beter worden in de doelvaardigheid wanneer ze doelbewust componenten van die vaardigheid oefenen, waarbij ze rijke, gedetailleerde mentale representaties ontwikkelen die ze opslaan in hun lange termijn geheugen. Die mentale representaties bestaan uit vaardigheidsgerelateerde kennis.

Het probleem met het leren van generic skills

Het leren van de doelvaardigheid  door studenten direct die doelvaardigheid te laten uitvoeren, belemmert hen om mentale modellen te ontwikkelen die ze nodig hebben om uiteindelijk die doelvaardigheid goed te kunnen uitvoeren. Complexe problemen leren oplossen door voortdurend complexe problemen voorgelegd te krijgen, bijvoorbeeld, werkt niet. In de kern is het probleem met het leren van generic skills volgens de auteur dit: we vertellen een leerling dat hij moet leren om een probleem van meerdere kanten te bekijken, maar het enige dat hij leert is dat dit van hem wordt verwacht zonder te weten hoe hij dat kan doen. Bij deliberate practice hak je de doelvaardigheid op in componenten en oefen je die componenten doelbewust, waardoor je mentale modellen opbouwt die je uiteindelijk helpen de doelvaardigheid goed te kunnen uitvoeren.

Directe instructie

De auteur stelt vervolgens dat er diverse methoden zijn die goed aansluiten bij deliberate practice en een ervan is directe instructie. De docent bepaalt de leerintenties en de succescriteria, maakt die transparant voor de studenten, demonstreert ze door het voor te doen, evalueert of de leerlingen het begrijpen door dat te checken en herhaalt dan wat ze net hebben geleerd zodat alles voor hen bij elkaar komt. Wanneer je leerlingen elkaar feedback laat geven, zorg er dan voor dat de feedback alleen kan gaan over wat de leerling al begrijpt en kan. Feedback die niet gebaseerd is op kennis is niet nuttig voor de ontvanger van de feedback.
Een voorbeeld van effectief benutten van deliberate practice en directe instructie is de methode van Engelmann, Expressive Writing.
Het is wat mij betreft een lezenswaardig boek voor iedereen in onderwijsinstellingen en met name in summatief en formatief beoordelen en toetsen (want het grootste deel van het boek gaat daar over).