SMART is niet wetenschappelijk. Swann et al (2022) tonen in hun onderzoeksartikel aan dat de SMART-benadering inferieur is aan doelformuleringen die gebaseerd zijn op empirisch onderzoek. Hoewel veel mensen denken dat de SMART-methode gebaseerd is op de bekende doeltheorie van Locke en Latham, is dat niet het geval.

Een idee van een consultant

Doran, een consultant, schreef in 1981 een artikel waarin hij de term SMART introduceerde om managementdoelen mee op te stellen. Zijn SMART-concept was niet gerelateerd aan een theoretisch kader of bewijs uit onderzoek. SMART is dan ook niet gebaseerd op de theorie over doelen stellen van Locke en Latham. De SMART-methode heeft geen wetenschappelijke basis. Het SMART-acroniem legt ook niet uit hoe deze doelen precies zouden moeten werken en houdt geen rekening met omstandigheden waarin SMART-doelen wel of niet nuttig zijn. SMART-doelen zijn dan ook inferieur aan doelformuleringen die zijn gebaseerd op empirisch onderzoek, zo stellen de onderzoekers.

Doelen hoeven niet specifiek te zijn

Hoewel dus vaak wordt aangenomen dat alle elementen van het SMART-acroniem ondubbelzinnig ondersteund worden door empirisch bewijs, is dat niet het geval. Doelen hoeven bijvoorbeeld niet specifiek te zijn om effectief te zijn. Bijvoorbeeld, Latham en Locke lieten zien dat ‘het streven naar specifieke, uitdagende doelen de prestaties juist kan schaden in bepaalde omstandigheden’, zoals ‘in de beginfase van het leren van een nieuwe, complexe taak’ (zie ook hier). Er is dus empirisch bewijs en een theoretische onderbouwing die suggereert dat doelen niet specifiek hoeven te zijn om effectief te zijn. Maar volgens de SMART-benadering moeten doelen specifiek zijn. Dat terwijl open doelen zoals ‘doe je best’ beter werken dan specifieke doelen.

Doelen moet uitdagend zijn

Volgens het SMART-acroniem moeten doelen acceptabel (haalbaar) en realistisch zijn. Maar uit empirisch onderzoek blijkt, zo schrijven Swann et al (2022), dat doelen juist uitdagend moeten zijn op optimale resultaten te behalen. In de praktijk zeggen mensen wel vaak dat SMART zou betekenen dat de doelen haalbaar en realistisch maar ook uitdagend moeten zijn. Maar ‘uitdagend’ is geen letter in het acroniem. Dit toont aan dat mensen aspecten toe gaan voegen alsof die ook onder SMART zouden vallen.

Onterecht populair

SMART-doelen, ondanks hun populariteit als standaard voor doelstellingen, hebben aanzienlijke beperkingen. Swann et al. (2022) wijzen erop dat de SMART-methode geen rekening houdt met het type doel, niet consistent is met empirisch bewijs en zelfs schadelijke effecten kan hebben. Het acroniem negeert belangrijke factoren zoals context, doeltype en de unieke behoeften van de persoon die het doel stelt, wat kan leiden tot verhoogde stress, een gevoel van falen en onethisch gedrag. Het stellen van effectieve doelen is complexer dan het volgen van een generieke methode zoals SMART. SMART-doelen zijn niet zo smart,

SMART is niet wetenschappelijk

De SMART-methode, hoewel wijdverspreid en populair, heeft geen wetenschappelijke basis en komt niet voort uit de empirisch doeltheorieën. In plaats daarvan was SMART oorspronkelijk een idee van een consultant zonder theoretische onderbouwing. Swann et al. (2022) benadrukken dat SMART-doelen niet per se effectief zijn en dat elementen zoals specificiteit en haalbaarheid soms zelfs nadelige effecten kunnen hebben op prestaties. Doelen die empirisch zijn onderbouwd, blijken in veel gevallen effectiever, vooral wanneer ze uitdagend zijn en aangepast aan de context van de taak. Leidinggevenden, HR-adviseurs, docenten en coaches doen er goed aan om niet klakkeloos ervan uit te gaan dat als een doelstelling SMART geformuleerd is, het ook een effectief doel is.