Gevolgen van de kwaliteit van motivatie. In een meta-analyse van Howard et al (2021) is geanalyseerd wat de gevolgen zijn van verschillende typen motivatie van studenten. In dit artikel haal ik een paar highlights van deze meta-analyse naar studentmotivatie naar voren. Allereerst in het kort iets over de motivatietypen die in de meta-analyse werden onderscheiden. Daarna de gevolgen, onderverdeeld naar vijf categorieën. Tenslotte enkele praktische implicaties voor het onderwijs.

Kwaliteit van motivatie

In de zelfdeterminatietheorie worden verschillende typen motivatie onderscheiden, die van elkaar verschillen in kwalitatieve zin. Elk type motivatie gaat gepaard met een bepaalde vorm van gedragsregulatie van de student.

  • Zo is er amotivatie, waarbij de student zich niet in staat voelt om te doen wat er van hem verwacht wordt, zich machteloos voelt omdat hij geen relatie ziet tussen zijn eigen gedrag en wat er gebeurt.
  • Er is extrinsieke motivatie waarbij de student zijn gedrag reguleert om een beloning te krijgen of een straf te ontlopen.
  • Dan is er extrinsieke motivatie waarbij het gedrag van de student voortkomt vanuit een poging om zich niet te hoeven schamen en zich niet schuldig te hoeven voelen of zich juist trots te kunnen voelen over zichzelf. Dit is geintrojecteerde gedragsregulatie.
  • Dan is er de extrinsieke motivatie waarbij het gedrag van de student voortkomt uit het belang dat en de waarde die hij zelf hecht aan de activiteit. Hij staat dan achter het doen van de activiteit. Dit is geïdentificeerde motivatie.
  • Tenslotte is er intrinsieke motivatie. De student is dan geïnteresseerd in de activiteit en vindt het leuk om te doen wat hij doet. Hij krijgt energie van de activiteit, los van wat het oplevert om de activiteit te doen.

Er is nog een laatste vorm van extrinsieke motivatie. Dat is geïntegreerde motivatie. Maar deze vorm komt bij studenten weinig voor omdat ze daar nog wat te jong voor zijn. Geïntegreerde motivatie betekent dat de student zich helemaal vereenzelvigt met het gedrag en de waarden en normen onderdeel zijn geworden van hoe hij ten diepste is, zijn diep gevoelde identiteit. In de meta-analyse werden leerlingen en studenten in de leeftijd van 16 tot 26 betrokken.

Gevolgen

Elk type motivatie en elk type gedragsregulatie heeft bepaalde gevolgen. Sommige gevolgen zijn positief en sommige zijn negatief. En die gevolgen gaan verder dan alleen de studieresultaten. In de meta-analyse werden de volgende mogelijke gevolgen onderscheiden:

  1. Academische prestaties: zelf gerapporteerde en objectief vastgestelde resultaten
  2. Doorzettingsvermogen: inspanning, intentie om door te gaan met de studie, intentie om te stoppen met de studie
  3. Welbevinden: angst, positief affect en negatief affect
  4. Doel oriëntatie: prestatiedoelen, meesterschapsdoelen
  5. Zelf-evaluatie: zelfwaardering, self-efficacy, zelfbeeld

Zelfdeterminatie

Uit de meta-analyse blijkt als algemeen patroon dat de mate van zelfdeterminatie inderdaad op een voorspelbare manier samenhangt met positieve en negatieve gevolgen. De gevolgen van de kwaliteit van motivatie worden grotendeels verklaard door de mate van zelfdeterminatie. Dat wil zeggen: hoe meer zelfgedetermineerd het gedrag van de student is, hoe positiever de gevolgen en hoe minder zelfgedetermineerd het gedrag van de student is, hoe negatiever de gevolgen zijn. Amotivatie gaat dus gepaard met de slechte gevolgen, daarna volgt extrinsieke motivatie op basis van een beloning of straf, en hoe meer we naar intrinsieke motivatie komen hoe positiever de gevolgen. De resultaten zijn robuust wanneer wordt gekeken naar verschillende culturen; de associatie tussen motivatietype en gevolgen is universeel en onafhankelijk van cultuur.

Maar de mate van zelfdeterminatie is niet het enige dat voor deze voorspelbare samenhang tussen motivatietype en gevolgen zorgt. Er zijn unieke kenmerken van elk type motivatie, los van de mate van zelfdeterminatie, die ook op voorspelbare manieren samenhangen met bepaalde positieve en negatieve gevolgen. Gevolgen van de kwaliteit van motivatie worden deels door unieke kenmerken van het type motivatie bepaald.

Beloning en straf

Externe regulatie is positief en significant geassocieerd met angst, negatief affect en negatief geassocieerd met vitaliteit. Uit de meta-analyse blijkt dat er vooral samenhang is tussen extrinsieke gedragsregulatie en negatieve gevolgen, zoals angst en minder goed sociaal-emotioneel functioneren. Er is geen significante relatie tussen externe regulatie en positieve gevolgen, zoals academische prestaties. Het werken met beloningen en straffen gaat dus vooral ten koste van het welbevinden van studenten, terwijl er geen positieve gevolgen worden gevonden.

Geintrojecteerde motivatie

Introjectie is bijvoorbeeld wel een beetje meer zelfgedetermineerd dan extrinsieke motivatie op basis van beloningen en straffen, maar dat wil niet zeggen dat deze vorm van motivatie consequent tot betere gevolgen leidt. Uit de meta-analyse blijkt dat geintrojecteerde gedragsregulatie twee kanten heeft. Aan de ene kant gaat geintrojecteerde motivatie samen met doorzettingsvermogen en intentie om hard te werken en positief affect. Aan de andere kant is geintrojecteerde gedragsregulatie ook geassocieerd met negatief affect en angst. Je eigenwaarde hangt af van je prestaties en schaamte en schuldgevoelens en conditionele eigenwaarde gaan samen met angst en negatief affect. Ook gaat introjectie samen met een grotere geneigdheid om te stoppen met de studie. Hoe ouder de student, hoe sterker de negatieve gevolgen van geintrojecteerde motivatie werden.

Geïdentificeerde motivatie

Ook blijkt dat geïdentificeerde motivatie een sterkere voorspeller is van doorzettingsvermogen dan intrinsieke motivatie. Studenten die de waarde en het belang zien van wat ze aan het doen blijken meer door te zetten, inspanning te leveren, bereid te zijn om door te gaan met de studie en niet van plan te zijn te stoppen met de studie dan studenten die het heel leuk en interessant vinden wat ze aan het doen zijn. Natuurlijk gaan in de praktijk interesse in de studie en de studie belangrijk vinden erg vaak hand in hand, en het is interessant dat deze meta-analyse laat zien dat geïdentificeerde gedragsregulatie in dat geheel in elk geval voor wat betreft doorzettingsvermogen een sterkere rol speelt dan intrinsieke motivatie.

Intrinsieke motivatie

Intrinsieke motivatie is een positieve voorspeller van welbevinden en studiesucces, zo blijkt uit de meta-analyse. Intrinsieke motivatie is ook een sterkere voorspeller van welbevinden (en dan vooral een negatieve voorspeller van bijv depressie, negatief affect) dan geïdentificeerde motivatie. Intrinsieke motivatie is ook de sterkste verklarende factor, die 30% van alle variantie verklaarde.

Amotivatie

De slechtste gevolgen op alle fronten wordt gevonden bij amotivatie. Afgenomen welbevinden, slechtere academische resultaten, minder doorzettingsvermogen, negatief affect etcetera. Op basis van de meta-analyse is dan ook de conclusie gerechtvaardigd dat het voorkomen van amotivatie bij leerlingen en studenten prioriteit moet krijgen in het onderwijs.

Praktische implicaties

Er zijn dus voorspelbare positieve en negatieve gevolgen van de kwaliteit van motivatie. Dit geeft praktische aanknopingspunten voor het onderwijs. Naast het grote belang van initiatieven om amotivatie te voorkomen zijn een paar praktische implicaties voor onderwijs de volgende:

  • Vervul de psychologische basisbehoeften van leerlingen en studenten
  • Creëer condities waarbinnen leerlingen hun interesses kunnen volgen (intrinsieke motivatie)
  • Creëer condities waarbinnen leerlingen geïdentificeerde motivatie kunnen ontwikkelen (het belang en de waarde kunnen gaan inzien van wat er op school gebeurt)
  • Voorkom het gebruik van beloningen en straffen
  • Voorkom conditioneel respect voor leerlingen (dus de waardering van ouders of docenten hangt af van de resultaten die de leerling behaalt en diens goede gedrag)
  • Voorkom high stakes testing en een focus op cijfers