Search results for: docent

Drie manieren om taakrelevante emoties te stimuleren

mary helenEmoties tijdens het leren zijn het meest effectief wanneer ze de ontwikkeling van taakrelevante kennis faciliteren. In plaats van te proberen om voorbij je emoties te komen en je alleen maar te richten op het cognitief leren van de nieuwe taak, is het veel effectiever om taakrelevante emoties te incorporeren in je leerproces. Als je tijdens het leren bezig bent met niet-taakrelevante emoties, dan staan je emoties inderdaad je leren in de weg (je maakt je bijvoorbeeld druk om hoe de docent je beoordeelt en dat leidt je af van het leren van de nieuwe taak). Taakrelevante emoties zijn emoties die optreden omdat je op de goede of de verkeerde weg bent met het leren van de taak. Die emoties helpen het leerproces omdat ze nuttige en relevante intuïties worden.
Mary Helen Immordino-Yang beschrijft drie strategieën om taakrelevante emoties te stimuleren tijdens het leren.Klik hier om meer te lezen

Waarom spelen emoties een belangrijke rol bij leren?

61S5RYZMIdL._SX329_BO1,204,203,200_Mary Helen Immordino-Yang schrijft in haar boek Emotions, learning, and the brain over wat het onderwijs kan leren van de affectieve neurowetenschappen. Ze legt uit dat het menselijk brein is een dynamisch, plastisch, ervaringsafhankelijk, sociaal en affectief orgaan is. Ze licht toe waarom de eeuwenlange debatten over nature versus nurture niet productief zijn en een weerslag zijn van een te simplistische dichotome benadering. In plaats van nature versus nurture is er een complexe en dynamische interafhankelijkheid gaande tussen biologie en cultuur in de ontwikkeling van het brein. Net zoals bepaalde aspecten van onze biologie, waaronder onze genen en ons brein, onze emotionele, sociale en cognitieve neigingen vormen, zo vormen onze sociale, emotionele en cognitieve omstandigheden onze biologie, waaronder onze genen en ons brein. Ons leren is een sociaal en emotioneel proces en wordt gevormd door onze omstandigheden.
In een van haar hoofdstukken gaat ze in op de rol van emoties bij leren. Emoties zijn geen ballast die ons afleiden van wat we te leren hebben. In plaats daarvan spelen een emoties een belangrijke rol bij het leren van nieuwe taken en activiteiten. Er zijn vijf redenen waarom emoties een belangrijke rol spelen bij leren.Klik hier om meer te lezen

Kritisch nadenken over leerstijlen

Wat denk jij: levert het betere leerprestaties op als je weet welke leerstijl een student heeft en als je je manier van lesgeven afstemt op de leerstijl van de student?
Als je ‘ja’ zegt op die vraag, weet je dan ook waar je het bewijs voor je antwoord kunt vinden?
Feit is: we zijn ver van een duidelijke wetenschappelijke conclusie en een wetenschappelijk bewijs dat het identificeren van de leerstijl van een student en het afstemmen van je lesstijl (instructie) op de leerstijl van de student leidt tot betere leerprestaties.
Klik hier om meer te lezen

Groeimindset-interventie ontwerpen

IMG_3705 (2)Een groeimindsetinterventie ontwerpen, hoe doe je dat?

Stress

Stel je een eerstejaarsstudent voor op een universiteit. Hij zit in zijn derde maand en het valt hem allemaal vies tegen. Het gaat allemaal zo snel, er is zoveel stof te verhapstukken en veel ook nog in lastig wetenschappelijk Engels.Klik hier om meer te lezen

Wat is het juiste niveau van oefenen?

Stel je voor, je bent een nieuwe vaardigheid aan het leren. Je hebt bijvoorbeeld zangles genomen, of je bent op drumles gegaan of je bent een nieuwe taal aan het leren of je bent natuurkunde gaan studeren. Wat het ook is, je staat aan het begin. Je hebt gekozen voor het leren van de vaardigheid uit interesse en je hebt nog geen overzicht over alles wat er komt kijken bij het leren van de nieuwe vaardigheid. Je overziet het domein nog niet. Waarschijnlijk kom je dan dit soort gevoelens, gedachten en keuzemomenten tegen:
– Betrokkenheid. Je hebt waarschijnlijk volop aandacht voor het leren van je nieuwe vaardigheid. Je focust op wat je docent je uitlegt en je bent heel alert nieuwe informatie aan het opnemen. Die focus is nuttig. Je hoort allerlei nieuwe dingen en een alert brein onthoudt nieuwe informatie beter.
– Positieve emoties. Als je start met het leren van een nieuwe vaardigheid heb je nog geen informatie over waar je nu al staat met betrekking tot die vaardigheid. Als je merkt dat je bepaalde aspecten van de vaardigheid al goed af gaan, dan geeft je dat positieve gevoelens. Die zijn nuttig, want ze moedigen je aan om door te gaan met leren. Je perceptie van competentie neemt erdoor toe. Je zelfvertrouwen groeit een beetje en je begint plezier te krijgen in je nieuwe vaardigheid. Positieve emoties ontstaan ook wanneer je sneller progressie boekt dan je van jezelf verwacht of vraagt.
– Frustratie en teleurstelling. Als je start met het leren van de nieuwe vaardigheid ga je je al snel realiseren wat je allemaal nog niet kunt. Waar je er eerst geen idee had wat de vaardigheid allemaal omhelsde, begin je nu te begrijpen dat het knap moeilijk is om de nieuwe vaardigheid te leren. Dat de complexiteit veel groter is dan je wist. Die frustratie is nuttig. Hij ontstaat vooral als je minder snel leert dan je van jezelf had verwacht. In dat geval stimuleert je frustratie je om nog scherper aandacht te besteden aan je leerproces. Je onderzoekt je fouten en probeert ze te verbeteren.
– Oefenen en doorzetten. Zodra je de eerste les hebt gehad, kun je gericht de basis van je nieuwe vaardigheid gaan oefenen. Als je de perceptie hebt dat je nieuwe vaardigheid te doen is voor je, dan maak je de keuze om die inspanning inderdaad te gaan leveren en te gaan oefenen. Dat is nuttig, want enkel door gerichte oefening worden mensen beter.
Maar het kan ook zijn dat er een ander proces ontstaat. Als mensen het gevoel hebben dat de nieuwe vaardigheid onbereikbaar voor ze is, dan komen ze waarschijnlijk hele andere gevoelens, gedachten en keuzemomenten tegen. Er zijn geen positieve emoties, want de prestatie die de persoon neerzet is niet genoeg voor hem om blij mee te kunnen zijn. Er ontstaan negatieve emoties, maar dan niet zozeer frustratie maar eerder hulpeloosheid en wanhoop. Frustratie geeft energie voor verbetering, maar hulpeloosheid en wanhoop doen dat niet. En dergelijke negatieve emoties gaan niet samen met betrokkenheid maar met disengagement. Mensen krijgen in die situatie de neiging om zich te gaan distantiëren en geven op. Dat kan leiden tot de keuze om niet door te gaan met het leren van de nieuwe vaardigheid.
Dit proces onderstreept het belang van het oefenen op het juiste niveau. Als je een doel nastreeft dat echt veel te hoog gegrepen is of je bekritiseert jezelf genadeloos, dan is de kans groot dat je op gaat geven omdat het te moeilijk voor je is. Als je een doel nastreeft dat moeilijk en uitdagend, maar mogelijk is en je bent ambitieus maar tegelijkertijd vriendelijk voor jezelf, dan is de kans groot dat je doorzet ook als je progressie langzaam gaat.
Zo hoorde ik laatst iemand in de training aan het einde van dag 1 verzuchten:’Maar dit is veel moeilijker dan ik had gedacht! Ik denk niet dat ik dit zomaar kan gaan toepassen zonder heel veel te oefenen’. Deze deelnemer had dus nog maar net een paar uur geoefend met progressiegerichte interventies en verwachtte van zichzelf dat ze het nu wel zou kunnen. Gelukkig kon ze er zelf om lachen. En die vriendelijkheid voor jezelf heb je hard nodig als je tenminste goed wilt gaan worden in je nieuwe vaardigheid. Daar kan niemand je toe verplichten natuurlijk, de belangrijkste vraag is of je de vaardigheid WILT leren. En als het antwoord ‘ja’ is, oefen dan op het juiste uitdagende niveau: het niveau waarop je tegelijkertijd jezelf moet overstijgen én kunt ervaren dat je progressie boekt en competenter wordt.

Leerdoelen die de prestaties verbeteren

thee zakjeMiranda zit in VWO-3 en heeft altijd hele hoge cijfers. Ze vindt dat ook erg belangrijk. Een hoog cijfer zegt haar dat ze het kan. Dat ze slim is. Maar voor de betavakken haalt ze geen negens en tienen, maar zesjes en zevens. Daardoor vindt ze de betavakken niet meer leuk. Ze denkt regelmatig:”Dit moet ik toch kunnen?!”, en is gefrustreerd als ze weer eens merkt dat ze het niet kan. Scheikunde, natuurkunde, wiskunde…met haar IQ zou ze hoge cijfers moeten halen, maar die haalt ze niet. Voor de talen haalt ze wel de negens en de tienen die ze van zichzelf verwacht. Ze beslist om de betavakken in de vierde te laten vallen en de talenkant op te gaan. Ze vreest wel dat talen studeren saai zal zijn, maar ze hoopt dat ze een baan als tolk-vertaler misschien wel leuk kan gaan vinden. Dan komt het moment dat ze haar vakkenpakket moet gaan kiezen en de nieuwe scheikunde docente zegt tegen haar:”Jij kiest toch zeker wel een NT-pakket, dat is echt wat voor jou!” Miranda begrijpt er niks van. Ze haalt toch helemaal geen hoge cijfers? Hoezo, is NT echt wat voor haar? In de lessen begint ze eens op te letten op de andere leerlingen. En ze merkt nu pas dat die de stof ook erg moeilijk vinden. Het is dus niet gek dat ik het zo moeilijk vind, maar juist normaal, denkt Miranda. De nieuwe scheikunde docente is erg aardig en Miranda begint anders te denken over haar prestaties en begint te ontspannen in de lessen. Ze begint haar aandacht te richten op het proberen te begrijpen van de stof in plaats van op aan te tonen dat ze de stof wel aankan. Ze verandert haar doel: ze wil graag de lastige betavakken beter leren begrijpen. Elke keer als ze weer een complexe opgave fout doet, richt ze haar aandacht op het leren begrijpen wat ze fout deed. En ze merkt hoeveel plezier het haar brengt als ze doorkrijgt hoe ze haar fouten kan verbeteren. Ze kiest voor een NT-profiel met twee talen buiten haar rooster om. En drie jaar later? Dan is ze geslaagd met een 10 voor Frans en Duits en zijn haar cijfers voor natuur-, schei- en wiskunde sterk verbeterd. Ze gaat wiskunde en natuurkunde studeren. Omdat dat haar interesse heeft gekregen.

Welk muziekinstrument zou je willen leren bespelen?

Je mindset heeft invloed op wat je bereikt, op hoe je leert en op hoe je je voelt. Je mindset heeft ook een effect op je relaties met anderen en op hoe je samenwerkt met anderen. Om die relatie tussen je mindset en je leren, presteren en floreren te illustreren een hypothetisch en eenvoudig voorbeeld.
Stel dat iemand aan je vraagt:”Welk muziekinstrument zou je willen leren bespelen?” En stel dat je een groeimindset hebt. In dat geval zou je gaan nadenken over of een muziekinstrument bespelen iets is dat je interessant lijkt. En mocht het idee je aanspreken, dan zou je een instrument kiezen dat je graag zou willen kunnen bespelen. De vraag of je aanleg hebt voor het bespelen van een instrument zou niet relevant voor je zijn, in plaats daarvan zou je geïnteresseerd zijn om te horen over hoe je het betreffende instrument kunt leren bespelen. En als je zou starten met het leren bespelen van het instrument, zou je niet uit het veld geslagen zijn wanneer je het moeilijk zou vinden. Dat zou je normaal vinden. Want alle begin is immers moeilijk. Je zou de moeilijkheid ervaren als uitdagend. Je zou oefenen en feedback vragen en je richten op het leerproces. En als er weer eens een valse toon uit je instrument zou komen, zou je dat niet leuk vinden maar ook geen drama. Ik kan het nog niet, zou je denken. Moeilijkheden en fouten maken zijn een normaal onderdeel van leren. En je zou doorgaan met oefenen. Je zou goed opletten hoe je docent of een expert op het gebied het instrument bespeelt. Zodat je van hun expertise leert. Langzamerhand zou je beter worden in het bespelen van het instrument. En wie weet waar je dan terecht zou komen.
Als je een statische mindset hebt en deze vraag zou je worden gesteld zou je anders denken. Je zou je in eerste instantie afvragen of je muzikale aanleg hebt. Is het antwoord “nee”, dan zou je zeggen:”Nee, ik heb geen talent voor het bespelen van een muziekinstrument. Niks voor mij”. En je zou er niet aan beginnen. En je zou het dus ook niet leren, waardoor je bevestigd wordt in je overtuiging dat je er geen talent voor hebt. Als je zou denken “ja, ik heb er aanleg voor”, dan zou je een instrument kiezen en je zou beginnen met bespelen ervan. En wellicht zou het je in het begin makkelijk afgaan, je hebt er immers aanleg voor. Maar al vrij snel zou je tegen je grenzen oplopen. En je zou mensen zien die veel beter zijn dan jij. Je gaat fouten maken. Het muziekstuk is te moeilijk. Het klinkt naar niks. En dan raak je in de war. Wat betekent deze tegenslag? Heb je er dan toch geen talent voor? Je ziet iemand anders de mooiste melodieën produceren, terwijl het bij jou valse noten regent. Helaas, concludeer je, ik heb toch geen aanleg. Ik kan het niet. En je zou stoppen met oefenen. En niet beter worden in het bespelen van het instrument.
Wat je (onbewust) gelooft over de oorzaken van goede prestaties van mensen heeft invloed op je gevoel en op je gedrag en het resultaat dat je vervolgens bereikt.

Zelfvertrouwen van meisjes oppeppen

selfCarol Dweck’s boek Self Theories staat boordevol waardevolle informatie voor ouders, docenten, coaches en alle anderen die o.a. met jongeren en studenten werken. We hebben al veel aandacht besteed aan haar werk. In haar boek Self Theories schrijft ze onder andere over hoe meisjes die initieel goed presteren in wiskunde en wetenschapsvakken, een statische mindset kunnen ontwikkelen. Ze schrijft:
In reactie op de jarenlange negatieve stereotypering van meisjes (ze zijn minder slim dan jongens en minder goed in wiskunde dan jongens en dergelijke), hebben veel ouders en scholen het roer omgegooid en zijn ze meisjes uitbundig gaan prijzen over hoe slim en goed aan aardig ze zijn. De assumptie daarbij is dat het zelfvertrouwen van meisjes groeit wanneer zij ervan overtuigd zijn dat ze slim zijn en dat dit ze zal helpen om door te zetten wanneer ze met tegenslagen te maken krijgen. Slimme meisjes presteren het best op de lagere school, beter dan slimme jongens. En ze gedragen zich vaak beter, en krijgen daarvoor complimenten, zoals “You’re a star”.
Klik hier om meer te lezen

Doe eens wat niet werkt, daar leer je van

IMG_3705 (2)Een middelbare scholier, in zijn eindexamen jaar VWO, stuurde me zijn groeimindset geschiedenis. Hij schrijft:
“In mijn omgeving zie ik heel veel mensen die denken in termen van sterktes, talenten en aanleg. Mijn omgeving, overigens, is de middelbare school. Veel leerlingen zien hun vaardigheden bij verschillende vakgebieden als iets wat zij niet meer kunnen veranderen. Een vriend van mij, bijvoorbeeld, heeft geaccepteerd dat hij ‘niet goed is’ in woordjes stampen.’ Hij ziet dus woordjes leren als een niet ontwikkelbare zwakte. Het resultaat? Hij leert niet meer voor toetsen waarop woordjes gevraagd worden. Dat is precies het resultaat dat je bereikt wanneer je mensen erop wijst dat ze ergens wel of niet goed in zijn; ze denken dat ze ‘nou eenmaal zo zijn’ en proberen zich vervolgens niet op een andere manier te ontwikkelen. Maar juist de autonome ontwikkeling is datgene wat mensen ‘sterk’ maakt, en niet hun “aangeboren sterktes”.
Klik hier om meer te lezen

De microstructuur van deliberate practice

De microstructuur van deliberate practice. Hoe ziet die eruit? Iedereen die start met een nieuwe activiteit heeft oefening en training nodig. Er zijn geen voorbeelden bekend van hele jonge kinderen die zonder enige oefening direct een expert niveau lieten zien in een bepaalde vaardigheid.

Klik hier om meer te lezen