Search results for: docent

Sommige antipest programma’s voor oudere adolescenten intensiveren het pesten

Hier en hier schrijf ik iets over kleine sociaal psychologische interventies met verbluffende lange termijn effecten. Bij antipestprogramma’s zou het wel eens kunnen zijn dat er iets tegengestelds gaande is: schoolbrede interventies die het pesten onder adolescenten juist verergeren. Dit artikel gaat hier op in.Klik hier om meer te lezen

Kleine sociaal-psychologische interventies

Hoe werken kleine sociaal-psychologische interventies? Hier kun je enkele voorbeelden lezen van kleine sociaal-psychologische interventies met verbluffende lange termijn effecten.Klik hier om meer te lezen

Voorkeur voor de geluksvogelgroep

IMG_3004Als iemand iets slechts doet vinden we die persoon waarschijnlijk minder aardig dan wanneer iemand iets goeds doet. Maar wat als iemand iets slechts overkomt of iets goeds overkomt? Vinden we de persoon die geluk had ook aardiger dan de persoon die pech had? Deze vragen onderzochten Olson et al bij jonge kinderen (circa 6 jaar oud). De kinderen kregen vier scenario’s voorgelegd. In twee scenario’s was sprake van intentioneel gedrag van een ander kind. Het kind hielp een docent (positief gedrag) of het kind loog tegen zijn moeder (negatief gedrag). In twee andere scenario’s was sprake van iets dat het kind overkwam. Het kind vond geld op straat (geluk) of het de sportwedstrijd van het kind viel in het water vanwege regen (pech). De kinderen werd gevraagd hoe aardig ze de vier kinderen in de vier verschillende scenario’s vonden. Niet verrassend vonden de kinderen het kind dat de docent hielp aardiger dan het kind dat loog tegen zijn moeder. Maar dezelfde voorkeur hadden de kinderen voor het kind dat geluk had ten opzichte van het kind dat pech had. De kinderen vonden het kind dat intentioneel slecht gedrag vertoonde wel minder aardig dan het kind dat pech had, maar bij het kind dat intentioneel goed gedrag vertoonde of geluk had was er slechts een marginaal verschil in hoeveel aardiger de kinderen hem vonden.
Klik hier om meer te lezen

Hoe reageer je op grof taalgebruik?

Een progressiegerichte interactie kun je herkennen doordat altijd eerst erkenning wordt gegeven voor het perspectief van de ander voordat er een vraag wordt gesteld. Dus eerst erkennen, dan activeren. De reden daarvan is dat mensen zich openen wanneer ze merken dat ze worden begrepen en de ander zijn best doet om ze te begrijpen. Wanneer mensen dat merken, kunnen ze zich openstellen voor wat de ander naar voren brengt. Als de ander dan met een goede vraag komt, gaan de gedachten van mensen op zoek naar het antwoord daarop. Zonder erkenning zijn mensen geneigd zichzelf te herhalen. Dus als je merkt dat je gesprekspartner zich herhaalt, kun je dat als signaal zien dat je niet genoeg erkenning hebt gegeven voor het perspectief van je gesprekspartner.
Aansluiten en erkennen is daarmee een basisinterventie in elk progressiegericht gesprek, waarmee je laat blijken de perceptie van de ander te hebben gehoord, deze te respecteren en serieus te nemen. Kern hierbij is dat je meent wat je zegt. Je staat als het ware even helemaal in de werkelijkheid van je gesprekspartner en je accepteert zijn perspectief zonder voorbehoud. Geef jij volop erkenning, dan heeft de ander onweerstaanbaar de neiging om open te staan voor jouw vervolginterventie.
Maar wat als de cliënt grof taalgebruik hanteert? Dat vragen professionals die met kinderen of met (verbaal agressieve) klanten werken zich soms af. Een leerling zegt bijvoorbeeld:”Die docent is gewoon een klootzak en hij heeft de pik op mij!” of een cliënt zegt:”Jullie zijn gore leugenaars…bedriegers! Niemand helpt mij hier! Jullie sturen me van het kastje naar de muur!”
Neem je die sleutelwoorden dan mee in je samenvatting? Hier volgen een paar mogelijke antwoorden:
Erkennen en negeren van de grove woorden
Als je het gebruik van deze woorden niet wilt aanmoedigen en ook niet een te grote plek wilt geven in het gesprek, kun je deze woorden negeren en niet meenemen in je samenvatting. Je erkent dan wel het perspectief en brengt geen oordeel in het gesprek. Tegen de leerling zeg je bijvoorbeeld:”Dat klinkt als een hele vervelende situatie voor je” en tegen de cliënt:”Dat zegt u vast niet zomaar….vertel eens?”
Reframen
Je kunt ook reframen, dat wil zeggen dat je samenvat en in je samenvatting net even constructievere woorden gebruikt dan je gesprekspartner deed. Tegen de leerling zeg je dan bijvoorbeeld:”…ah, dus je zou liever willen dat je docent aardiger tegen je deed?” en tegen de cliënt zeg je bijvoorbeeld:”…ah, begrijp ik het goed dat u liever duidelijk wil weten waar u terecht kunt met uw probleem?”
Juist wel de grove woorden herhalen
Als je denk dat het gebruik van de woorden erg belangrijk is voor wat je gesprekspartner wil zeggen, kun je er ook voor kiezen om juist wel die kernwoorden te herhalen. Tegen de leerling kun je zeggen:”…Een klootzak die de pik op je heeft…? Wat is er aan de hand?” en tegen de cliënt:”Leugenaars die u van het kastje naar de muur sturen…dat is zeker niet onze bedoeling!”
Sturen
Je kunt ook gaan sturen. Als je vindt dat je gesprekspartner ander gedrag moet gaan laten zien is dat een goede optie om te gaan doen. Tegen de leerling zeg je dan bijvoorbeeld:”Dan is het goed dat we even met elkaar praten nu….het is de bedoeling dat jij rustig bent in de klas, ook als je dingen moet doen die je niet leuk vindt…welke ideeën heb jij om je beter te gaan gedragen in de klas bij deze docent?” En tegen de cliënt zeg je bijvoorbeeld:”Ik wil u graag goed verder helpen…daarvoor is het nodig dat wij rustig met elkaar in gesprek kunnen gaan…Zou u mij eens willen uitleggen wat u graag zou willen dat er opgelost gaat worden?”
Grof taalgebruik kan gepaard gaan met boosheid bij je gesprekspartner. In dat geval kan het herhalen van de boze woorden de persoon alleen nog maar bozer maken. Uiting geven aan een emotie versterkt immers diezelfde emotie. De gesprekspartner in de uitlegrol zetten (vertel eens, wat is de situatie?) helpt dan waarschijnlijk beter om de ander te laten kalmeren.

De kenmerken en voordelen van een autonomie-ondersteunende lesstijl

De kenmerken en voordelen van een autonomie-ondersteunende lesstijl, wat zijn die kenmerken en wat zijn die voordelen? Reeve et al hebben hier veel over geschreven.

 

Trainingen
Progressiegericht Werken

 

Klik hier om meer te lezen

Betrokkenheid van de student

Schlechty (2002) onderscheidt vijf niveaus van betrokkenheid van de student bij wat er gaande is in de klas:

  1. Authentieke betrokkenheid—de student is verdiept in werk dat een duidelijke betekenis heeft voor hem en van directe waarde is (bijvoorbeeld het lezen van een boek over een onderwerp dat de student interesseert)
  2. Rituele volgzaamheid—het werk heeft weinig of geen directe betekenis voor de student, maar er zijn extrinsieke resultaten of belangen waardoor de student betrokken blijft (bijvoorbeeld een cijfer dat nodig is voor een vervolgstudie)
  3. Passieve volgzaamheid—de student ziet geen of weinig betekenis in het werk maar doet net genoeg omdat hij negatieve consequenties (zoals nablijven) wil ontlopen
  4. Terugtrekking—de student is niet betrokken bij het werk en doet geen moeite om het werk te maken, maar valt anderen niet lastig en staat hen niet in de weg om te leren
  5. Rebellie—de student weigert om het werk te doen en verstoort het leerproces voor anderen en probeert om andere dingen te gaan doen dan het werk dat hij moet doen

Deze niveaus van betrokkenheid sluiten enigszins aan bij het motivatie continuüm van Deci & Ryan, waarin ze onderscheid maken in motivatieniveaus. Het niveau van betrokkenheid van rebellie, terugtrekking en passieve volgzaamheid werkt niet zo goed in trainingssituaties. De deelnemer die een van die drie niveau van betrokkenheid ervaart, zal op zijn best niet zoveel leren en op zijn slechtst andere deelnemers in de weg zitten bij het leren.
Het niveau van authentieke betrokkenheid werkt zowel voor de deelnemer als voor de trainer of docent het best. De inhoud van het leren staat centraal, waardoor de trainingstijd benut kan worden waar die voor is: leren. Bij rituele volgzaamheid is er ook sprake van inspanning door de deelnemer, niet omdat die de inhoud zo interessant vindt, maar omdat hij een ander belang heeft bij het leren van wat er in de training aan de orde is. Deze vorm van betrokkenheid kan ook goed werken, zeker wanneer de structuur van de training dusdanig is dat er als vanzelf interesse voor het onderwerp aangewakkerd wordt. Rituele volgzaamheid kan ontstaan wanneer een medewerker ervoor kiest naar een training te gaan, niet uit interesse voor het onderwerp, maar omdat de medewerker begrijpt dat hij de kennis nodig heeft om zijn functie goed te kunnen blijven uitvoeren.
Verplichte trainingen, waar deelnemers niet daar toe willen, roepen rebellie, terugtrekking of op zijn best passieve volgzaamheid op. Dat zal weinig goeds opleveren. Jammer van het geld, de tijd en de energie van iedereen.
Er is een goed alternatief voor verplichte trainingen. Zie ook hier.

Is dat een vraag?!

Een zestien jarige jongen kwam op krukken de klas binnen gestrompeld. De docente keek naar hem en zag aan alles dat hij flink de pe in had. De jongen ging zuctend aan een tafeltje zitten en bromde verwensingen over die stomme krukken, die stomme school, die stomme concierge… die stomme…
De docente zei:”Wat kan het soms allemaal opeens tegen zitten in het leven he..?”
“Inderdaad!!”, zei de jongen, en hij maakte heel even oogcontact met de docente. Om vervolgens weer stuurs naar de grond te kijken.
“Wat zou het je kunnen opleveren als je vandaag, ondanks alle tegelslag, toch vrolijk de dag zou doorkomen?” vroeg de docente.
“Is dat een vraag?!”, zei de jongen ongelovig
“Ja,” antwoordde de docente:”Wat zou je antwoord zijn?”
“Geen idee!”, zei de jongen.
De docente liet hem met rust en ging naar haar bureau. En terwijl ze in haar bureaulade de les pakte, hoorde ze de jongen zachtjes neurien. Die hele les was de jongen vrolijk, maakte hij grapjes en lachtte hij met mede-leerlingen. Hij was open naar de docente.
Aan het einde van de dag zag de docente hem op zijn krukken naar de auto van zijn moeder hinkelen. “Hoi!”, hoorde ze hem vrolijk zeggen. En ze zag hem lachend de auto in stappen.
Zelfs als mensen geen antwoord geven op leidende vragen, kan het effect van dit soort vragen verbazingwekkend zijn.

Is intrinsieke motivatie altijd het meest wenselijk?

Uit onderzoek van Richard Knoester en Gaetan Losier blijkt dat intrinsieke motivatie een iets minder belangrijke factor voor academisch succes is dan een extrinsiekere vorm van motivatie.
De Self determination theory maakt onderscheid tussen verschillende vormen van zelf-regulatie, oftewel verschillende bronnen van motivatie om te doen wat je doet. Er is intrinsieke motivatie: je bent geïnteresseerd in de activiteit en doet die omdat je hem interessant vindt. Er is introjected motivatie, dat betekent dat je doet wat je doet uit angst voor negatieve consequenties en omdat je de perceptie hebt dat je onder druk wordt gezet om te presteren. Er is ook identificatie, en dat betekent dat je doet wat je doet omdat de activiteit waarde voor je heeft; je kunt door goed te leren bijvoorbeeld een diploma halen. De activiteit hoeft niet erg interessant voor je te zijn, maar je kunt er iets goeds mee bereiken en daarom heeft de activiteit waarde voor je. Je doet de activiteit omdat je er waarde in ziet, niet omdat je het intrinsiek interessant vindt.
Welk type van motivatie denk je dat studenten het best van pas komt als je overstappen van de middelbare school naar de universiteit? De introjected motivatie is sterk negatief gerelateerd aan studiesucces. Als je je sterk onder druk gezet voelt, komt dit je prestaties niet ten goede. Je zou misschien denken dat intrinsieke motivatie bij studenten het sterkst correleert met een relatief laag stress niveau en goede aanpassing aan een de nieuwe school en aan nieuwe eisen die aan de student worden gesteld. Maar nee. Niet de intrinsieke motivatie is sterk gerelateerd aan een adequate aanpassing aan eisen die worden gesteld in de studie, maar de motivatievorm van identificatie. Wat is het belang van identificatie?
De onderzoekers stellen dat het probleem met intrinsieke motivatie is dat er tijdens je studie altijd vakken zullen zijn die je minder interesseren. Adequaat omgaan met die oninteressante vakken is voor studenten die identificatie-motivatie hebben makkelijker dan voor studenten die intrinsiek gemotiveerd zijn voor hun studie. Degenen die de studie doen omdat ze er later een bepaald beroep mee kunnen uitoefenen, blijken makkelijker te accepteren dat er sommige vakken niet zo interessant zijn dan de studenten die de studie vooral doen omdat ze sterk intrinsiek gemotiveerd zijn.
Dit suggereert dat het voor docenten en ouders belangrijk is om succesvolle internalisatie te stimuleren in een kind dat sterk intrinsiek gemotiveerd is om zijn schoolwerk te doen. Dus help het kind het belang te zien van werken aan de vakken die ze minder interessant vinden. Dan hebben ze er minder last van als ze iets moeten doen dat ze oninteressant vinden.

Prestatiedoelen kunnen toch prima doelen zijn

Er wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen leerdoelen (mastery goals) en prestatiedoelen (performance-approach goals). Mensen die leerdoelen hebben willen diepgaand leren en hun eigen vaardigheden verbeteren, mensen die prestatiedoelen hebben willen beter scoren dan anderen. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat het doel om beter te scoren dan je medestudent, positief geassocieerd is met oppervlakkig leren en negatief geassocieerd is met diepgaand leren en zelfregulerend leren.
Vansteenkiste et al vroegen zich af het iets uitmaakt of de student het prestatiedoel autonoom heeft gekozen of juist onder druk het prestatiedoel aan het nastreven is. Sommige studenten zeggen immers dat ze een hoog cijfer willen halen of beter willen presteren dan anderen omdat ze dat leuk vinden, terwijl anderen zich verplicht voelen vanwege de druk van docenten, ouders of medestudenten. Uit het onderzoek van Vansteenkiste blijkt inderdaad dat het niet zozeer de prestatiedoelen zelf zijn die leiden tot oppervlakkiger leren en een aantal andere negatieve resultaten, maar dat de onderliggende motivatie voor die prestatiedoelen de bepalende factor is.
Als een student een prestatiedoel heeft (het halen van een hoog cijfer of beter scoren dan een medestudent), hangt dit positief samen met informatieverwerking, time management, concentratie en volharding. Er is geen positieve relatie met het eruit kunnen halen van de kernideeën in de studiestof, een positieve houding ten opzichte van school en de objectieve prestatie. Er is een positief verband met angst voor het maken van tests.
Maar…deze effecten verdwenen vrijwel volledig toen de onderzoekers onderscheid maakten naar de achterliggende motivatie voor het prestatiedoel. Of de student zelf kiest voor het prestatiedoel of juist het gevoel heeft onder druk te staan om het prestatiedoel te bereiken, is de factor die het verschil maakt en niet het prestatiedoel op zich.
Pas wanneer een student een prestatiedoel nastreeft omdat hij zich gedwongen voelt om dat doel na te streven, is er een negatief effect op de kwaliteit van zijn leren, is hij minder geconcentreerd, plant hij slechter, is hij minder betrokken en leert hij oppervlakkiger. Maar als de student een prestatiedoel nastreeft omdat hij daar autonoom voor gekozen heeft, vallen die negatieve effecten weg en komen daarvoor in de plaats: betere organisatie van de studietijd, diepere verwerking van de studiestof, sterkere focus op de leeractiviteit tijdens het studeren, doorzetten bij tegenslag en minder spiekgedrag. Alleen de angst voor tests bleef bestaan.
Als de student beter presteren dan een ander ziet als een spannende uitdaging en een kans om te groeien, dan is dit geassocieerd met een positievere oriëntatie tov school, waarschijnlijk omdat het gepaard gaat met betere vervulling van de basisbehoeften aan autonomie, competentie en verbondenheid met school.
Er hoeft dus niets mis te zijn met een prestatiedoel zoals “Ik wil beter scoren dan jij”.
lees hier het onderzoeksartikel: 2010_VansteenkisteEtAl_MOEM

Effectief leren met een positieve beleving

Effectief leren met positieve beleving. Hoe kunnen docenten in de klas zorgen dat leerlingen effectief kunnen leren en een positieve beleving hebben tijdens het leren? Immers, met angst in de klas belemmerd juist het leren.

Klik hier om meer te lezen