Search results for: perspectief

Progressiegerichte acquisitie?

De progressiegerichte aanpak is een cliëntgeleide aanpak, dat wil zeggen dat de cliënt aan het roer staat van de inhoud en het tempo van de interactie. Als een cliënt een progressiegerichte coach of trainer vraagt om een intakegesprek, ook dan is de interactie cliëntgeleid. Dat betekent dat de professional aansluit bij de vraag van de cliënt zonder deze groter of uitgebreider of problematischer te maken dan de cliënt zijn vraag formuleert. Een aantal sleutelinterventies in progressiegerichte intakegesprekken is deze:Klik hier om meer te lezen

Het onderscheid tussen begrijpen en hetzelfde vinden

Begrijpen is volgens het woordenboek met het verstand of met het gevoel bevatten wat iemand bedoelt of beroert. Andere woorden zijn aanvoelen, beseffen, bevatten, doorhebben, doorzien, inzien, opvatten, snappen, vatten, verstaan.
Stel je bent progressiegerichte coach en je cliënt zegt:”Ik vind het zo moeilijk om me aan mijn planning te houden”. En stel dat jij zelf ook vaak moeite hebt je aan je planning te houden. In dat geval begrijp je wat je cliënt zegt, omdat je hetzelfde ervaart rondom planning. Als je in reactie op je cliënt zegt:”Ah, ik begrijp het…”, dan betekent je begrijpen het kunnen invoelen van je cliënt. Maar stel nu dat jij zelf juist helemaal geen problemen hebt met het aan je planning houden. En je zegt toch:”Ah, ik begrijp het….”. Is dat dan eerlijk? Begrijp je het wel echt als je het niet zelf ook zo ervaart?
Klik hier om meer te lezen

Hoe kun je je eigen empathische vermogens versterken?

In deze post beschrijf ik het effect dat je mindset ten aanzien van empathie heeft op je bereidheid om inspanning te leveren om de ander te begrijpen. Stel dat je je eigen empathische vermogen wil versterken, wat kun je dan doen? Op basis van het onderzoek is het belangrijk te starten met je mindset: ga er van uit dat je beter kunt worden in empathie en dat je daarvoor inspannen een voorwaarde is om beter te worden. Realiseer je dat die inspanning vooral loont wanneer er situaties zijn waarin je absoluut geen automatische empathie voor iemand hebt. Dus in situaties waarin het het meest moeilijk is om empathie te voelen, is je mindset des te bepalender voor je reacties.
Concrete dingen die je kunt doen om je eigen empathie te versterken zijn: Luister naar het verhaal van de ander. Stel vragen om de ander te begrijpen. Vraag hoe de ander zich voelt. Besteed meer tijd met de persoon. Luister met de bedoeling om het perspectief en de emoties te begrijpen. Stel je bewust voor dat je in de schoenen van de ander staat.

Is empathie ontwikkelbaar?

Een maatschappij die gekenmerkt wordt door empathie komt het welbevinden van de individuen in die maatschappij ten goede. Empathie blijkt met diverse positieve uitkomsten samen te hangen, zoals het goed oplossen van conflicten in sociale groepen, onbevooroordeeldheid ten aanzien van andere rassen, altruïstisch gedrag en minder a-sociaal gedrag.
In zelfrapportages geven mensen aan dat hun empathische vermogens de afgelopen decennia zijn afgenomen. Het delen van emoties en het reageren op emoties van anderen doen mensen minder, zo zeggen ze zelf. En het begrijpen van het perspectief en de emoties van anderen vinden we ook lastiger, zo blijkt uit de zelfrapportages.
Maar is empathisch vermogen dan niet aangeboren? Is een empathische reactie dan geen automatische reactie van mensen? Door onze spiegelneuronen voelen we toch snel wat de ander voelt en emoties zijn toch besmettelijk? Dat is inderdaad waar. Maar het blijkt dat onze empathische reacties niet alleen maar reflexmatig optreden. Er is ook een kant aan empathie die context-afhankelijk is. Als iemand met wie wij ons niet identificeren iets naars overkomt, voelen we bijvoorbeeld veel minder met die persoon mee. En als empathisch reageren op iemand ons zelf oncomfortabel maakt, dan zijn we ook minder empathisch naar die persoon toe. Dus, mensen kiezen: ze distantiëren zich van de situatie of ze breiden hun empathische reactie uit.
Deze inspanning wordt belangrijk in situaties waarin de automatische empathische respons niet of slechts beperkt optreedt. Dus bij conflicten, in de politiek, in situaties waarin anderen hulp nodig hebben. Maar wanneer kiezen mensen ervoor om empathische inspanning op te leveren en wanneer niet? Zou het zo zijn dat de mindset die mensen hebben ten aanzien van de ontwikkelbaarheid van empathie een rol speelt?
Een statische mindset ten aanzien van empathie is de overtuiging dat empathie niet ontwikkelbaar is. Je hebt het of je hebt het niet. Een groeimindset ten aanzien van empathie is de overtuiging dat iedereen empathischer kan worden en dat je soms moeten inspannen om er beter in te worden geen teken is van weinig aanleg maar een voorwaarde is om te verbeteren.
De onderzoekers Schumann, Kazi en Dweck hebben in zeven studies diverse hypothesen onderzocht over de gevolgen van een statische of groeimindset ten aanzien van empathie.
Uit studie 1 bleek dat mensen die geloven dat empathie ontwikkelbaar is, in uitdagende situaties (dus situaties waarin ze helemaal geen reflexmatige empathie voelden voor de ander en het oneens waren met de ander) meer inspanning leverden om de ander te begrijpen en te voelen wat de ander voelde. In minder uitdagende situaties was de correlatie tussen de mindset ten aanzien van empathie en de bereidheid om inspanning te leveren om de ander te begrijpen veel minder sterk. Het lijkt er dus op dat wanneer empathie het meest moeilijk op te brengen is, de mindset ten aanzien van de ontwikkelbaarheid van empathie bepalend is voor de inspanning die men al dan niet wil leveren om de ander te begrijpen.
Uit studie 2 bleek dat mensen die geloven dat empathie ontwikkelbaar is in situaties waarin een voor henzelf belangrijke uitkomst op het spel stond, meer inspanning leverden om de ander te begrijpen, de mening van de ander te respecteren en te luisteren naar de ander. Het ging hier om politieke en sociale issues, die een effect hadden voor de persoon zelf, zoals het homohuwelijk.
Uit studie 3 bleek dat als het gaat om politieke en sociale issues die niet belangrijk zijn voor de persoon zelf, de mindset ten aanzien van de ontwikkelbaarheid van empathie niet correleerde met de bereidheid om inspanning te leveren om empathischer te zijn. Uit studie 4 bleek dat de correlatie tussen de mindset en de bereidheid om inspanning te leveren een causale relatie betrof. Dus: de mindset ten aanzien van de ontwikkelbaarheid van empathie bepaalt de bereidheid om al dan niet inspanning te leveren om de ander te begrijpen en te voelen wat de ander voelt.
Studie 5 was erop gericht om te onderzoeken of de mindset omtrent empathie een effect had op de bereidheid om te luisteren naar het emotionele verhaal van iemand van een ander ras. Dat bleek inderdaad het geval te zijn. Mensen met een lichte huidskleur die geloven dat empathie ontwikkelbaar is, luisteren langer naar een emotioneel verhaal van mensen met een donkere huidskleur. Dit is belangrijk omdat het blijkt dat rechters met een lichte huidskleur minder empatisch zijn en zwaardere straffen toekennen aan mensen met een donkere huidskleur.
Studie 6 bekeek of de mindset ook een effect had in contexten waarin men de ander al dan niet kon helpen. Het bleek dat mensen met een groeimindset ten aanzien van empathie bereid waren om meer uren te besteden aan het helpen van kankerpatiënten en om zich te verdiepen in de persoonlijke verhalen van kankerpatiënten. Mensen met een statische mindset ten aanzien van empathie bleken net zo gemotiveerd om empathisch te reageren op kankerpatiënten, maar bleken zich toch minder in te spannen om zich empathisch te gedragen.
De laatste studie bekeek of de mindset ook een effect had op het willen verbeteren van de eigen empathie. Mensen kregen eerst feedback dat zij laag scoorden of juist hoog scoorden op empathie en ze kregen ook ofwel de informatie dat empathie ontwikkelbaar is of juist niet ontwikkelbaar was. Het bleek dat mensen die geloofden dat empathie ontwikkelbaar is, bereid waren om zichzelf te stretchen om hun empathische vermogens te verbeteren, ook nadat zij negatieve feedback hadden gekregen over hun huidige empathische vermogens.
Empathische inspanning is de bereidheid om te investeren in empathische gevoelens. En met die definitie wordt empathie ook een vaardigheid waar je beter in kunt worden, in plaats van iets statisch.

Hoe verander je je eigen statische mindset?

DEF Ontwikkel je mindset“Je kunt er eigenlijk niet tegen zijn…tegen een groeimindset”…zei laatst iemand tegen me:”Want het biedt zoveel voordelen voor jezelf en de mensen om je heen als je een groeimindset hebt..maar ja, hoe doe je het? Hoe verander je je statische mindset naar een groeimindset? Hoe maak je het van een concept dat je goed in de oren klinkt tot iets dat je zelf echt toepast?”
Ik ben benieuwd hoe jullie, lezers van onze nieuwsbrief, daarover denken. En vooral wat je doet om je eigen groeimindset te stimuleren. Zou je me eens willen mailen met je ervaringen (gwendaschlundtbodien@kpnmail.nl)? Hoe lukt het jou om een groeimindset bij jezelf te stimuleren?
Voor mij geldt dat ik gestopt ben met een aantal dingen en een aantal andere dingen ben gaan doen. Beide zijn wat mij betreft even belangrijk.
Een paar voorbeelden van waar ik mee ben gestopt….
• …met praten en denken in termen van “jij bent…” of “ik ben…”. Want na de puntjes komt een beschrijving van de persoonlijkheid, intelligentie, sterktes, zwaktes, capaciteiten of sekse. Dat soort beschrijvingen roept een statische mindset op.
• ….met persoonsgerichte feedback en persoonsgerichte complimenten te geven. Want dat soort feedback en complimenten roept een statische mindset op.
• ….met me bezig te houden of te verdiepen in allerlei labellende theorieën, zoals leerstijltheorieën, persoonlijkheidstheorieën en diagnose-instrumenten. Ooit, toen ik de groeimindset al een tijdje kende, heb ik me laten verleiden een MBTI-test in te vullen. Ik ervoer direct het schadelijke effect ervan: ik keek naar mezelf en anderen door de bril van een typologie, luisterde met die typologie in mijn hoofd en riep daarmee een statische mindset op bij mezelf en de ander.
• ….met niet meer instemmend te reageren op statische mindset uitspraken van anderen, zowel in coachingssituaties als in trainingssituaties als in privé-situaties.
• ….met mezelf te veroordelen voor fouten.
• …met te denken dat ik alleen dingen moet aanpakken waar ik aanleg voor heb of al goed in ben. Te denken in termen van “wat bij me past”.
Een paar voorbeelden van wat ik ben gaan doen….
• ….is steeds een beginnersniveau op te zoeken in een nieuwe vaardigheid, op een nieuw kennisterrein of in een nieuwe omgeving. Het meest recente voorbeeld is dat ik op mijn 48ste pianoles ben gaan nemen en nu al een zeer simpel liedje weet te spelen met twee handen. De reden om steeds weer een beginnersniveau op te zoeken is dat ik zo telkens weer merk hoe oefening en inspanning nodig is om beter te worden.
• …is fouten ervaren als aanleiding om verder te komen. Na een aantal jaren vrij intensief met de groeimindset bezig te zijn geweest gaat dat nu automatisch. Ik kan zelfs fouten in plaats van als aversief ervaren als prettige aanleiding om te leren. Als een fout echt oncomfortabel voelt focus ik op wat er niet effectief was in mijn gedrag of aanpak en bedenk ik manieren om dat te verbeteren. Zo krijgt persoonsgerichte negatieve labelling geen kans.
• …is soms hartelijk lachen om statische mindset gedachten of uitingen van mezelf en er de spot een beetje mee drijven.
• …is mijn kinderen (die nu al volwassen zijn), gaan opvoeden met de wetenschap dat ze altijd progressie kunnen boeken, dat er een link is tussen inspanning en resultaat, dat een focus op het proces van leren belangrijker is dan een focus op presteren. En ik heb ze leren herkennen wanneer ze statische mindset feedback kregen op school en in hun omgeving.
• …is kennis over de groeimindset blijven verwerven en ook delen met mensen die interesse hebben.
• …is in plaats van alleen maar vragen te stellen ook actief een ander perspectief aan te reiken in gesprekken door statische mindset uitspraken tegen te spreken en er een groeimindset perspectief tegenover te stellen.
Wat doe jij?

Hoe reageer je op grof taalgebruik?

Een progressiegerichte interactie kun je herkennen doordat altijd eerst erkenning wordt gegeven voor het perspectief van de ander voordat er een vraag wordt gesteld. Dus eerst erkennen, dan activeren. De reden daarvan is dat mensen zich openen wanneer ze merken dat ze worden begrepen en de ander zijn best doet om ze te begrijpen. Wanneer mensen dat merken, kunnen ze zich openstellen voor wat de ander naar voren brengt. Als de ander dan met een goede vraag komt, gaan de gedachten van mensen op zoek naar het antwoord daarop. Zonder erkenning zijn mensen geneigd zichzelf te herhalen. Dus als je merkt dat je gesprekspartner zich herhaalt, kun je dat als signaal zien dat je niet genoeg erkenning hebt gegeven voor het perspectief van je gesprekspartner.
Aansluiten en erkennen is daarmee een basisinterventie in elk progressiegericht gesprek, waarmee je laat blijken de perceptie van de ander te hebben gehoord, deze te respecteren en serieus te nemen. Kern hierbij is dat je meent wat je zegt. Je staat als het ware even helemaal in de werkelijkheid van je gesprekspartner en je accepteert zijn perspectief zonder voorbehoud. Geef jij volop erkenning, dan heeft de ander onweerstaanbaar de neiging om open te staan voor jouw vervolginterventie.
Maar wat als de cliënt grof taalgebruik hanteert? Dat vragen professionals die met kinderen of met (verbaal agressieve) klanten werken zich soms af. Een leerling zegt bijvoorbeeld:”Die docent is gewoon een klootzak en hij heeft de pik op mij!” of een cliënt zegt:”Jullie zijn gore leugenaars…bedriegers! Niemand helpt mij hier! Jullie sturen me van het kastje naar de muur!”
Neem je die sleutelwoorden dan mee in je samenvatting? Hier volgen een paar mogelijke antwoorden:
Erkennen en negeren van de grove woorden
Als je het gebruik van deze woorden niet wilt aanmoedigen en ook niet een te grote plek wilt geven in het gesprek, kun je deze woorden negeren en niet meenemen in je samenvatting. Je erkent dan wel het perspectief en brengt geen oordeel in het gesprek. Tegen de leerling zeg je bijvoorbeeld:”Dat klinkt als een hele vervelende situatie voor je” en tegen de cliënt:”Dat zegt u vast niet zomaar….vertel eens?”
Reframen
Je kunt ook reframen, dat wil zeggen dat je samenvat en in je samenvatting net even constructievere woorden gebruikt dan je gesprekspartner deed. Tegen de leerling zeg je dan bijvoorbeeld:”…ah, dus je zou liever willen dat je docent aardiger tegen je deed?” en tegen de cliënt zeg je bijvoorbeeld:”…ah, begrijp ik het goed dat u liever duidelijk wil weten waar u terecht kunt met uw probleem?”
Juist wel de grove woorden herhalen
Als je denk dat het gebruik van de woorden erg belangrijk is voor wat je gesprekspartner wil zeggen, kun je er ook voor kiezen om juist wel die kernwoorden te herhalen. Tegen de leerling kun je zeggen:”…Een klootzak die de pik op je heeft…? Wat is er aan de hand?” en tegen de cliënt:”Leugenaars die u van het kastje naar de muur sturen…dat is zeker niet onze bedoeling!”
Sturen
Je kunt ook gaan sturen. Als je vindt dat je gesprekspartner ander gedrag moet gaan laten zien is dat een goede optie om te gaan doen. Tegen de leerling zeg je dan bijvoorbeeld:”Dan is het goed dat we even met elkaar praten nu….het is de bedoeling dat jij rustig bent in de klas, ook als je dingen moet doen die je niet leuk vindt…welke ideeën heb jij om je beter te gaan gedragen in de klas bij deze docent?” En tegen de cliënt zeg je bijvoorbeeld:”Ik wil u graag goed verder helpen…daarvoor is het nodig dat wij rustig met elkaar in gesprek kunnen gaan…Zou u mij eens willen uitleggen wat u graag zou willen dat er opgelost gaat worden?”
Grof taalgebruik kan gepaard gaan met boosheid bij je gesprekspartner. In dat geval kan het herhalen van de boze woorden de persoon alleen nog maar bozer maken. Uiting geven aan een emotie versterkt immers diezelfde emotie. De gesprekspartner in de uitlegrol zetten (vertel eens, wat is de situatie?) helpt dan waarschijnlijk beter om de ander te laten kalmeren.

Jezelf troosten

Ons hoofd zit vol gedachten. Veel van die gedachten zijn negatief. En kritisch ten aanzien van onszelf. Het goede aan kritische zelfreflectie is dat het je kan helpen om te gaan verbeteren. Het lastige aan jezelf bekritiseren is dat het je een waardeloos gevoel kan geven, waardoor je moedeloos kan worden en steeds meer negatieve dingen gaat bedenken over jezelf. Hier zijn een paar tips om jezelf te troosten als je merkt dat je te negatief kritisch bent over jezelf.
1. Glimlach om je negatieve gedachten en stel jezelf gerust: het is menselijk om dit soort gedachten te hebben, iedereen heeft ze wel eens en het gaat wel weer voorbij.
2. Schrijf in tien minuten over de progressie die je de afgelopen periode hebt bereikt ten aanzien van iets dat betekenisvol voor je is
3. Ga wandelen in de natuur en geef jezelf een interessant onderwerp om over na te denken tijdens je wandeling
4. Ga werken aan iets dat je boeiend vindt: een actieve taakgerichte geest heeft geen ruimte om te piekeren over zichzelf
5. Gebruik de perspectiefwisseling: stel dat een goede vriend of geliefde zulke kritische gedachten als jij nu hebt over zichzelf zou uiten tegen jou, wat zou je tegen hem of haar zeggen? Wat zou je voor hem of haar doen?

De kenmerken en voordelen van een autonomie-ondersteunende lesstijl

De kenmerken en voordelen van een autonomie-ondersteunende lesstijl, wat zijn die kenmerken en wat zijn die voordelen? Reeve et al hebben hier veel over geschreven.

 

Trainingen
Progressiegericht Werken

 

Klik hier om meer te lezen

Inwendig protest bij verplichte deelname

Er zijn situaties waarin het vanuit organisatieperspectief heel verleidelijk is om bepaalde bijeenkomsten, zoals trainingen, verplicht te stellen. Zeker wanneer managers de perceptie hebben dat er een cultuuromslag nodig is onder medewerkers, ligt de keuze voor de hand om medewerkers te laten trainen in de betreffende gewenste nieuwe vaardigheid. Ook wanneer de organisatie moet kunnen aantonen dat de medewerkers bepaalde diploma’s hebben om een kwaliteitscertificaat te behalen, is het voor de hand liggend om te denken in termen van verplichte trainingen.
Maar het verplicht stellen van een bijeenkomst, zoals een training, geeft de medewerkers de boodschap:”Deze bijeenkomst is dusdanig oninteressant dat wanneer we je niet verplichten om te komen jij niet gaat willen komen”. Bij een verplichte bijeenkomst zal een medewerker eieren voor zijn geld kiezen en komen opdagen. Maar dat gaat gepaard met een lage kwaliteit van zijn motivatie. Hij komt omdat het moet. En inwendig protesteert hij tegen zijn aanwezigheid.
Verplichte bijeenkomsten staan op gespannen voet met de basisprincipes van de progressiegerichte aanpak, zoals de autonomieondersteuning. Hoe moet een medewerker zich open stellen om te leren, wanneer hij tegen zijn zin naar de training gaat omdat er negatieve consequenties zijn wanneer hij niet komt opdagen? Dat is verre van een ideale situatie om nieuwe dingen te leren en vaardigheden op te doen. Er is een alternatief voor verplichte trainingen. Dat alternatief kun je vinden wanneer je de bijeenkomst of training als een middel ziet en je afvraagt wat het doel is en waartoe dat doel belangrijk is.
Wat wordt er van de medewerkers verwacht dat zij beter zullen doen na het volgen van de training? En wat zijn de positieve opbrengsten daarvan voor de organisatie? Als de managers de antwoorden op die vragen helder hebben geformuleerd, wordt een training één van de mogelijke middelen die medewerkers kunnen benutten om de beoogde doelen te bereiken. Maar dan wordt zelfstudie, coaching, intervisie en dergelijke ook een optie. Nu wordt de vraag aan medewerkers anders dan een opdracht om verplicht naar een training te gaan. Nu kan de organisatie communiceren over het doel dat de medewerkers worden geacht te bereiken en kan de organisatie keuzemogelijkheden bieden ten aanzien van hoe de medewerkers die doelen willen gaan bereiken. En als het zo is dat een medewerker moet kunnen aantonen dat hij een bepaalde scholing heeft gevolgd voor de uitoefening van zijn vak, dan hoeft de organisatie de training ook niet te verplichten. Het is immers al een voorwaarde om geschoold te zijn wil de medewerker zijn functie kunnen blijven behouden? Dus kan de organisatie de verantwoordelijkheid voor het kunnen blijven uitoefenen van het vak bij de medewerker laten en trainingen aanbieden waarvan de medewerker gebruik kan maken wil hij zijn functie blijven uitoefenen. De keuze is aan de medewerker of en zo ja hoe hij ervoor wil zorgen dat hij blijft voldoen aan zijn functie-eisen.
Als mensen begrijpen wat er van hen verwacht wordt en waartoe dat van hen verwacht wordt én ze hebben keuzevrijheid om zelf te bepalen hoe ze aan dat doel gaan voldoen, neemt de kwaliteit van hun motivatie toe. Ze worden dan namelijk autonoom gemotiveerd om aan de verwachtingen te gaan voldoen. En als ze er dan voor kiezen deel te nemen aan de training, dan stappen ze die training vrijwillig binnen (ook als ze het onderwerp van de training misschien niet zo interessant vinden). Mensen die autonoom gemotiveerd deelnemen aan een training kunnen hun aandacht richten op de inhoud van de training, in plaats van dat ze inwendig protesteren tegen hun aanwezigheid in de bijeenkomst of training.

Lastige gesprekken met een glimlach voeren

Op de vierde dag van de training progressiegericht leidinggeven kwamen meerdere voorbeelden naar voren waarin de deelnemers potentieel lastige gesprekken succesvol hadden weten te voeren. Succesvol in de zin dat de gesprekspartner direct constructief reageerde op de boodschap van de leidinggevende. Terwijl de leidinggevende wist dat het onderwerp gevoelig lag of verwachtte dat het onderwerp weerstand zou oproepen bij de ander. De leidinggevenden ervoeren dat ze die lastige gesprekkem, waar ze ook wel wat tegen op zagen van te voren, met een glimlach konden voeren. Omdat het zo soepel en constructief verliep. Hoe werkt dat? De leidinggevende zetten deze factoren op een rij die goed werkten:
1. Ze hadden het lastige gesprek goed voorbereid, door te bedenken wat ze van de gesprekspartner verwachtten, in positieve gedrags- en resultaatstermen
2. Ze hadden voorafgaand aan het gesprek bedacht wat ze waardeerden in de inbreng van de medewerker, wat deed die allemaal al dat goed werkte?
3. Ze begonnen hun gesprek met het positieve doel toe te lichten
4. Ze erkenden het perspectief van de gesprekspartner en sloten aan bij diens perspectief
5. Ze stelden een progressiegerichte vraag in de goede richting
De glimlach die ze kregen in de loop van het gesprek had alles te maken met de constructieve reactie van de gesprekspartner op hun sturing. Geen weerstand, maar begrip en positief meedenken. Zo worden lastige gesprekken een stuk leuker om te doen!