Tegen sommige gesprekken kun je erg op zien. Je weet dat je moet gaan praten met die ouder, die collega, die medewerker of die cliënt, maar er knaagt iets. Je wordt al geïrriteerd of angstig als je er aan denkt om met de persoon te praten.

Weten wat je aan het doen bent

In onze trainingen helpen we de deelnemers juist die gesprekken voor te bereiden. We voeren dan een stukje van het gesprek op de deliberate practice manier. Hier kun je meer lezen over hoe dat werkt. Binnen een kwartiertje heeft de deelnemer ervaren hoe hij het gesprek wil gaan aanpakken en hoe hij kan reageren op de reacties van de ouder, collega, medewerker of cliënt. Het is zo prettig om precies te weten waar je mee bezig bent en wat je aan het doen bent in een gesprek. Om voorbij vage statements, zoals bijvoorbeeld ‘ik wil hem in zijn kracht zetten’, te komen.

Voorbereidingsstructuur

Maar buiten een trainingssituatie om, kun je jezelf helpen om je gesprek effectief voor te bereiden. Deze progressiegerichte voorbereidingsstructuur helpt daarbij:

Wiens doel staat centraal?

De eerste vraag is: wiens doel staat centraal in het gesprek? We maken hierbij onderscheid tussen het doel van je gesprekspartner en het doel van jezelf (vanuit je rol of functie). Een docent, bijvoorbeeld, die wil dat een ouder ervoor gaat zorgen dat zijn kleuter voortaan op tijd op school verschijnt, heeft zelf een inhoudelijk doel voor ogen. Een coach, daarentegen, die in gesprek is met een cliënt heeft zelf geen inhoudelijk doel voor ogen. Zijn doel is een procesdoel: de cliënt zo goed mogelijk helpen met het bereiken van het doel van de cliënt zelf.

Mijn doel

Als je een eigen inhoudelijk doel hebt met het gesprek, dan bereid je je gesprek voor aan de hand van deze vervolgvragen:

  • Welk positief gedrag en welk positief resultaat wil ik graag dat mijn gesprekspartner gaat bereiken?
  • Wat is de reden dat ik graag wil dat mijn gesprekspartner die progressie gaat boeken?

Het kan zijn dat je geen mandaat hebt om een prestatieverwachting te hebben van je gesprekspartner, maar dat je hem wilt vragen of hij bereid is om bij te dragen aan het bereiken van jouw doel. Een leidinggevende, bijvoorbeeld, heeft vanuit zijn functie het recht om bepaalde dingen te verwachten van de medewerker. Maar een collega heeft geen mandaat om een andere collega te vertellen wat hij moet bereiken. Als collega kun je wel degelijk jouw inhoudelijke doel naar voren brengen, alleen staat het de ander vrij om al dan niet te willen bijdragen aan het bereiken van dat doel.

Wiens progressie-ideeën staan centraal?

Wanneer je je eigen doel in concrete, positieve gedrags- en resultaatstermen hebt geformuleerd stel je jezelf de volgende vraag: mag mijn gesprekspartner zelf bepalen hoe hij aan het doel gaat voldoen, of zijn er voorschriften waaraan hij zich moet houden? In het eerste geval is sturen aan de orde, in het tweede geval is instrueren aan de orde. Als je wilt gaan sturen, dan kun je je gesprek met de stuurtechnieken voorbereiden, zie ook hier. Als je wilt gaan instrueren, dan benut je in je voorbereiding de progressiegerichte instrueer-technieken (zie ook hier).

Het doel van mijn gesprekspartner

Wanneer je zelf een inhoudelijk doel hebt, start je je gesprek anders dan wanneer het inhoudelijke doel door je gesprekspartner bepaald gaat worden. Staat het doel van je gesprekspartner centraal, dan stel je jezelf in je voorbereiding de vraag: ‘Welke variant van de nuttigheidsvraag ga ik stellen, zodat mijn gesprekspartner direct merkt dat hij de inhoud van het gesprek mag bepalen?’ Varianten van de nuttigheidsvraag zijn bijvoorbeeld: ‘Hoe kunnen we deze tijd wat u betreft zo goed mogelijk besteden?’ of ‘Waaraan zou u na afloop merken dat u iets aan ons gesprek heeft gehad?’

Waar komen de progressie-ideeën vandaan?

In je voorbereiding stel je jezelf vervolgens de vraag: waar komen de progressie-ideeën vandaan? Is het de bedoeling dat je gesprekspartner op basis van zijn eigen kennis en ervaring gaat bedenken hoe hij progressie kan boeken of is het de bedoeling dat je gesprekspartner progressie-ideeën aangereikt krijgt? Als je gesprekspartner zijn eigen ideeën mag en kan bedenken, dan ga je in het gesprek op zoek naar die zogenaamde ‘interne oplossingen’. Je kunt je gesprek dan het beste voorbereiden door de zeven stappen aanpak nog eens te bekijken en help-interventies te oefenen. Indien je gesprekspartner ideeën van buiten hemzelf moet benutten of er bij gebaat zou kunnen zijn, dan vraag je mandaat om zogenaamde ‘externe oplossingen’ aan te reiken. Je kunt je gesprek dan het beste voorbereiden door de progressiegerichte advies- en trainingsinterventies te bestuderen (zie ook hier).

Door deze stappen te doorlopen krijg je een helder idee welke rol je wilt innemen bij de start van het gesprek en hoe je het gesprek wilt gaan aanpakken. Daarmee creëer je bij jezelf ook constructieve emoties (zie ook hier). Mocht je toch nog op zien tegen het gesprek, nadat je deze voorbereiding hebt gedaan, dan kun je misschien de stappen van zelfcoaching doorlopen (met de zeven stappen aanpak, of met een andere zelfcoachingsmanier, zie ook hier).

Meer lezen: Progressiegesprekken en Creating Progress

]