Search results for: wat is Progressiegericht werken

Nieuw mechanisme van breinplasticiteit ontdekt

NathalieDehorterBreinontwikkeling begint voor de baby allemaal met de geboorte van de breincellen. Dat proces heet neurogenese. Het menselijk brein heeft uiteindelijk ongeveer 86 miljard breincellen. Na de geboorte van de neuron staat zijn functie nog niet vast. Elke neuron moet een bepaalde rol gaan spelen in ons brein. Om die bepaalde functie te gaan krijgen moet de neuron eerst op pad gaan naar zijn plekje in de cortex en vervolgens moet hij zich gaan differentiëren tot een neuron met een specifieke functie. De ene neuron is bijvoorbeeld geschikt om visuele informatie te verwerken en de andere neuron is geschikt om motorische informatie te verwerken. Deze celdifferentiatie is klaar als de baby geboren wordt. Maar is dat wel zo?
Onderzoekers hebben ontdekt dat het helemaal niet zo is dat functie van neurons definitief vastligt als dit proces van celdifferentiatie eenmaal is volbracht. De onderzoekers van King’s College hebben ontdekt dat er specifieke interneurons zijn die helemaal context-afhankelijk reageren. Dus in plaats van de klassieke opvatting dat de breincellen via een gespecificeerd proces uiteindelijk een stabiele functie vervullen in het brein, vonden de onderzoekers iets anders. Zij ontdekten dat bepaalde interneuronen niet zozeer zouden moeten worden omschreven in termen van hun vastliggende functie, maar veel beter kunnen worden omschreven als een continuüm. Afhankelijk van een molecuul (Er81) nemen deze breincellen een bepaalde functie aan. De interneuronen zijn als het ware een continuüm met kenmerken die afstelbaar zijn en zich volledig aanpassen aan de omgeving (het gaat om de fast-spiking basket cellen in laag II-III). Uit het onderzoek bleek dus dat er een molecuul is dat ervoor zorgt dat de specificaties van bepaalde interneuronen veranderen. Dat molecuul (Er81) zorgt voor de verandering van de functie van die interneuronen.
De corticale circuits reageren op hun beurt weer op de veranderingen van deze interneuronen. Dat betekent veranderingen voor de breindelen die gerelateerd zijn aan onze cognitie, geheugen en taal. Deze ontdekking duidt op een voor ons nog totaal onbekend mechanisme van breinplasticiteit. Het bevestigt het idee dat de functies van de interneuronen uiteindelijk helemaal afhankelijk is van de context.
Het onderzoek van Nathalie Dehorter et al is hier te vinden

De Tovertafel van Hester Anderiesen

profile-7-e1441024280550Maandagavond luisterde ik tijdens de OPZIJ-avond naar Hester Anderiesen, die iets vertelde over de Tovertafel. Hester was op zoek naar manieren om dementerende mensen te helpen herinneren waar ze mee bezig waren, zoals het drinken van een kopje koffie. Ze probeerde van alles om het kopje koffie onder de aandacht van de dementerende persoon te brengen. Lichtjes op het kopje, letters op de tafel “hebt u dorst?” en ga zo maar door. Maar het bracht de mensen er niet toe om te gaan drinken, hoewel ze wel reageerden op het lichtje op het koffiekopje. Toen kreeg Hester een ander idee. Het belangrijkste was voor haar om dementerende personen op een of ander manier uit hun lethargische staat te halen. En dat was het begin van de Tovertafel. Er zijn diverse spellen en ze hebben allemaal gemeen dat er op een tafel verrassende objecten worden geprojecteerd die reageren op de acties van de personen die aan de tafel zitten. Zo kunnen er vlinders op je hand komen zitten en ballen en bloemen over de tafel dansen, maar ook gedichtjes verschijnen als je de juiste plekjes op de tafel aanraakt. Het blijkt dementerende mensen inderdaad te activeren. Hier kun je de website van de Tovertafel vinden.

Angstaanval beheersen via je cortex of via je amygdala

51XvD2VN6wL._SX331_BO1,204,203,200_Veel mensen hebben er wel eens last van: paniek en angstaanvallen. Het kan heel beangstigend zijn als je een dergelijke aanval krijgt. Heb jij er wel eens last van of ken je iemand die er wel eens last van heeft?

Dan is het boek Rewire your anxious brain, how to use neuroscience of fear to end anxiety, panic or worry misschien iets voor je. Het is de titel van een boek van Pittman en Karle.

In het boek beschrijven de auteurs dat er twee paden zijn in ons brein die leiden tot angstaanvallen. De ene weg loopt via de prefrontale cortex en ontstaat binnen ons bewustzijn door onze angstige gedachten. We maken ons zorgen, hebben angstige gedachten en zo roepen we zelf een paniekaanval op. De andere weg loopt via de amygdala en ontstaat buiten ons bewustzijn door triggers in de situatie. We staan voor een grote groep mensen om een presentatie te geven en opeens overvalt ons een diepe angst en paniek. We weten wel dat er geen gevaar dreigt, maar ons lichaam vertelt ons iets anders.

De meeste therapeuten reiken hun cliënten met paniekklachten hulpmiddelen aan om het pad via de prefrontale cortex te leren beheersen. Dus om rationele gedachten te hebben, anders naar je situatie te leren kijken. Maar heel veel angstaanvallen ontstaan juist door directe activatie van de amygdala. En de amygdala luistert niet naar rationele gedachten van de prefrontale cortex. Want de functie van angst die ontstaat door activatie van de amygdala is juist om het lichaam op de overleefstand te zetten.

Om alle rationele gedachten te overrulen. Om te gaan vechten of vluchten of bevriezen. Dus tegen iemand met paniekaanvallen zeggen dat hij rationeel moet gaan nadenken is onbruikbaar advies. In het boek leggen de auteurs uit dat je je amygdala over angst heen kan helpen en je je prefrontale cortex kunt inzetten om over angst heen te komen, maar dat beiden een verschillende aanpak vergen.

Help je prefrontale cortex over de angst heen
Je prefrontale cortex kan niet rechtstreeks een paniekaanval starten, maar doet dat via de amygdala en andere breinstructuren. Door angstige gedachten kun je via je prefrontale cortex een paniekaanval starten in je amygdala. Als je paniekaanval aan het ontstaan is naar aanleiding van je angstige gedachten, dan kun je het volgende doen:
1. Help jezelf herinneren dat het slechts een gevoel is. Je krijgt geen hartaanval en je word niet gek. Je lichaam reageert juist heel gezond op het gevoel dat het in gevaar is.
2. Maak je geen zorgen over je paniekaanval, maar leid jezelf af. Denk aan wat dan ook, als het maar niet je paniekaanval en je symptomen zijn.
3. Realiseer je dat anderen waarschijnlijk helemaal geen notie hebben van wat er met je gaande is, zij kunnen je verhoogde hartslag niet aan je zien.
4. Maar als je eenmaal volop in de paniekaanval zit, helpen deze prefrontale cortex tips niet en moet je overstappen op het kalmeren van je amygdala.

Help je amygdala over de angst heen
Als je amygdala in een paniek modus is, helpt het niet om tegen jezelf te zeggen dat je moet kalmeren. De amygdala luistert namelijk niet naar je prefrontale cortex maar schrijft in plaats daarvan aan je prefrontale cortex voor dat je moet vechten, vluchten of bevriezen. Dus, waarnaar luistert je amygdala wel? Vier dingen:
1. Diep ademhalen: diep en rustig ademhalen kalmeert je amygdala en de activiteit van je amygdala neemt af
2. Ontspanning van je spieren: gespannen spieren jagen de activiteit van de amygdala aan, dus ontspan je spieren zodat je paniekaanval korter duurt. Ontspan je kaken, je armen, je vuisten.
3. Fysieke inspanning: ga rustig lopen tijdens je paniekaanval, dan verbrand je het teveel aan adrenaline in je lichaam en je lichaam is toch al geneigd om te gaan vechten of vluchten dus kom tegemoet aan die behoefte door een eindje te gaan wandelen of rondjes te lopen op de plek waar je bent en moet zijn.
4. Vermijd de situatie niet. Als je vlucht van de situatie leer je je amydgala dat het inderdaad een terechte angstaanval was, omdat je in gevaar was. Blijf in de situatie en kalmeer en je amygdala leert dat er geen reden tot activatie is. Je amygdala kan namelijk leren van de situatie en je gedrag in de situatie

Verder lezen? Boek
Noot: Volgens de theorie van geconstrueerde emoties is angst en paniek niet zozeer een emotie die getriggerd wordt en altijd samengaat met activiteit rondom de amygdala, maar is angst en paniek een emotioneel concept dat gepaard kan gaan met een grote varieteit aan (brein)activiteit. Hier kun je meer lezen over haar theorie.

]

Huh?

mark dingemansAls mensen met elkaar communiceren hebben ze manieren nodig om misverstanden snel te corrigeren. Terwijl ze met elkaar praten moeten ze in staat zijn om miscommunicatie op te lossen en snel te verhelderen wat men bedoelt of hoort. De vaardigheid om misverstanden op het moment dat ze optreden te corrigeren, is universeel nodig in elke taal. Mark Dingemans et al publiceerde recentelijk een aantal onderzoeksartikelen waaruit blijkt dat die universele noodzaak om miscommunicatie snel op te lossen terwijl we communiceren, heeft geleid tot cross-culturele oplossingen. Zowel voor hoe mensen de miscommunicaties snel oplossen (door woordjes ertussendoor gooien zoals “wat?” of “wie?” als je niet begrijpt wat de ander net heeft gezegd), als voor welke woorden we gebruiken. Zo blijkt dat “huh?” een woord is dat universeel wordt gebruikt om communicatieproblemen snel te repareren.
Artikelen Mark Dingemans

Leerdoelen die de prestaties verbeteren

thee zakjeMiranda zit in VWO-3 en heeft altijd hele hoge cijfers. Ze vindt dat ook erg belangrijk. Een hoog cijfer zegt haar dat ze het kan. Dat ze slim is. Maar voor de betavakken haalt ze geen negens en tienen, maar zesjes en zevens. Daardoor vindt ze de betavakken niet meer leuk. Ze denkt regelmatig:”Dit moet ik toch kunnen?!”, en is gefrustreerd als ze weer eens merkt dat ze het niet kan. Scheikunde, natuurkunde, wiskunde…met haar IQ zou ze hoge cijfers moeten halen, maar die haalt ze niet. Voor de talen haalt ze wel de negens en de tienen die ze van zichzelf verwacht. Ze beslist om de betavakken in de vierde te laten vallen en de talenkant op te gaan. Ze vreest wel dat talen studeren saai zal zijn, maar ze hoopt dat ze een baan als tolk-vertaler misschien wel leuk kan gaan vinden. Dan komt het moment dat ze haar vakkenpakket moet gaan kiezen en de nieuwe scheikunde docente zegt tegen haar:”Jij kiest toch zeker wel een NT-pakket, dat is echt wat voor jou!” Miranda begrijpt er niks van. Ze haalt toch helemaal geen hoge cijfers? Hoezo, is NT echt wat voor haar? In de lessen begint ze eens op te letten op de andere leerlingen. En ze merkt nu pas dat die de stof ook erg moeilijk vinden. Het is dus niet gek dat ik het zo moeilijk vind, maar juist normaal, denkt Miranda. De nieuwe scheikunde docente is erg aardig en Miranda begint anders te denken over haar prestaties en begint te ontspannen in de lessen. Ze begint haar aandacht te richten op het proberen te begrijpen van de stof in plaats van op aan te tonen dat ze de stof wel aankan. Ze verandert haar doel: ze wil graag de lastige betavakken beter leren begrijpen. Elke keer als ze weer een complexe opgave fout doet, richt ze haar aandacht op het leren begrijpen wat ze fout deed. En ze merkt hoeveel plezier het haar brengt als ze doorkrijgt hoe ze haar fouten kan verbeteren. Ze kiest voor een NT-profiel met twee talen buiten haar rooster om. En drie jaar later? Dan is ze geslaagd met een 10 voor Frans en Duits en zijn haar cijfers voor natuur-, schei- en wiskunde sterk verbeterd. Ze gaat wiskunde en natuurkunde studeren. Omdat dat haar interesse heeft gekregen.

Je ontdoen van ballast

Hoeveel tijd besteed je op je dag aan dingen die je wilt doen? En hoeveel tijd besteed je aan dingen die je ervaart als ballast? Laatst werkten we met een groep managers die nadachten over dit soort vragen aan de hand van vijf progressiegerichte vragen. En meerdere managers gaven aan zich te realiseren dat ze veel aandacht gaven aan dingen die ze als niet nuttige en wel verplichte kost ervoeren.
Als je progressiegericht werkt, focus je o.a. op de progressie die je graag wilt bereiken in de toekomst. Je wilt bijvoorbeeld meer tijd besteden aan het bijhouden van je vakliteratuur, omdat je het belangrijk vindt om je kennis te blijven ontwikkelen. Een dergelijk doel zou je een + doel kunnen noemen. Je streeft naar het bereiken van iets positiefs. Een paar managers in de training gaven bijvoorbeeld aan beter te willen worden in het voeren van lastige gesprekken.
Zou het proberen te vermijden van iets negatiefs ook een progressiegericht doel kunnen zijn? Dus, dingen doen om te vermijden dat je situatie slechter wordt of dat je afglijdt? Een dergelijk doel zou je een – doel kunnen noemen. Je wilt bijvoorbeeld niet weer terugvallen in je oude gewoonte om teveel te snoepen, want je wilt het negatieve van gewichtstoename vermijden. Een aantal managers in de training zeiden bijvoorbeeld dat ze wilden voorkomen dat hun dagen opgeslokt werden door ad hoc regeldingetjes.
In de progressiegerichte aanpak passen beide soorten doelen prima. Zowel de + die je zoekt als de – die je vermijdt kunnen belangrijk voor je zijn. Mits je ten aanzien van je doel maar progressie wilt bereiken.
Dus je wilt beter worden in het bereiken van het positieve of je wilt beter worden in het vermijden van het negatieve. Zonder verbeterbehoefte, geen progressiegericht werken.

Onbewuste verklaringen voor prestaties

Deze weken geven we veel trainingen in de groeimindset. Het is een onderwerp dat vaak een heleboel oproept bij mensen als ze ervan horen. Wat geloof ik eigenlijk over de ontwikkelbaarheid van capaciteiten? Denk ik (onbewust) meer op een statische manier over de mogelijkheid om progressie te boeken of op een groei manier? Wat zeg ik tegen anderen en hoe beïnvloed ik hun mindset met wat ik zeg? Welke feedback kreeg ik vroeger als kind vaak en welke feedback krijg ik nu? Welke mindset wil ik eigenlijk hebben en hoe beïnvloed ik mijn eigen mindset?
Het leren kennen van de groeimindset is eigenlijk een bewustwordingsproces hoe je nu over de werkelijkheid denkt. Welke logische verklaringen je geeft voor goede of slechte prestaties van jezelf en anderen.
Stel je eens voor dat iemand je het volgende raadseltje voorlegt en je vraagt dat op te lossen. Het gaat over een jongen met een talenknobbel en over een jongen met een wiskundeknobbel.
Deze jongen heeft een talenknobbel en is zwak in rekenen
Meester Ron van klas 7 van de lagere school legt de Cito-scores op tafel en wijst naar de scores voor rekenen. Jullie zoon scoort laag op alles wat met rekenen te maken heeft, legt hij uit aan de ouders. Hij heeft geen aanleg voor rekenen, dat is duidelijk te zien als je naar zijn prestaties van de afgelopen 6 jaar kijkt. Hij heeft veel tijd nodig voor eenvoudige sommen en het gaat hem al snel boven zijn pet. Hij heeft wel een talenknobbel, kijk maar naar zijn scores. Een echte alfa jongen! Hij kan het beste iets met zijn aanleg voor talen gaan doen later.
Deze jongen heeft een natuurlijke aanleg voor wiskunde
Meneer Jaspers staat op het podium van de middelbare school en houdt een toespraak voor een jongen van 17 die geslaagd is voor het VWO. Deze jongen heeft een talent voor wiskunde, vertelde hij het publiek. Hij is geslaagd voor wiskunde-B met een 9,5. En hij heeft voor zijn plezier alle wiskunde-D stof van 3 jaar zelf bestudeerd. Hij gaat nu natuurlijk wiskunde studeren, een vak waar hij echt voor in de wieg is gelegd. Hij is geboren met een wiskundeknobbel!
Maar het is dezelfde jongen

Dat moet toch wel over twee verschillende jongens gaan. Maar nee, het interessante is dat dit over dezelfde jongen gaat. En dat is het raadseltje. Hoe verklaar jij dat deze jongen op 9 jarige wordt gezien als een alfa-talent met een gebrek aan wiskundig inzicht, terwijl hij op 17 jarige leeftijd juist wordt gezien als een geboren wiskundetalent?
Het blijkt dat veel mensen grofweg twee soorten verklaringen hebben voor de resultaten van deze jongen.
Verkeerde inschatting
De eerste verklaring is dat er op de lagere school een verkeerde inschatting is gemaakt. Die verklaring gaat ongeveer zo. Deze jongen was altijd al begaafd op wiskundig gebied, maar het kwam er gewoon op de lagere school niet uit. Hoe dat kan is moeilijk te zeggen, maar het moet wel een verkeerde inschatting zijn geweest, omdat hij anders nooit dit resultaat had bereikt. Want dit soort goede resultaten bereiken mensen alleen wanneer ze er talent voor hebben. Iedereen wordt geboren met sterke en zwakke punten. Je intelligentieniveau, je capaciteiten en je persoonlijkheid zijn aangeboren. Je kunt ze niet of nauwelijks veranderen.
Effectief en hard gewerkt
De tweede verklaring gaat ongeveer zo. Deze jongen moet gedurende een aantal jaren wel hard aan zijn wiskundige vaardigheden gewerkt hebben. Hij zal wel een interesse hebben ontwikkeld voor wiskunde. En hij moet wel goed hebben geleerd en ondersteuning hebben gekregen. Hij was immers helemaal niet goed in wiskunde toen hij 9 was en heeft toch op 17 jarige leeftijd indrukwekkende wiskunderesultaten bereikt. Dit soort goede resultaten bereiken mensen alleen wanneer ze zich gericht inspannen om beter te worden in wat ze nog niet goed kunnen. Als ze veel oefenen. En als ze het graag willen. Iedereen kan, ongeacht waar die nu staat, beter worden. En het is dan normaal dat mensen zich moeten inspannen om beter te worden. Inspanning is zelfs een voorwaarde om beter te worden. Je intelligentieniveau, je capaciteiten en je persoonlijkheid zijn sterk veranderbaar. Als je tenminste gefocust leert.
De eerste verklaring is de verklaring die mensen met een statische mindset zouden geven. De tweede verklaring is een kenmerk van een groeimindset. Meer weten of lezen over de groeimindset?
1. welk muziekinstrument zou je willen leren bespelen?
2. de effecten van mindsets op leren en presteren
3. training groeimindset

Welk muziekinstrument zou je willen leren bespelen?

Je mindset heeft invloed op wat je bereikt, op hoe je leert en op hoe je je voelt. Je mindset heeft ook een effect op je relaties met anderen en op hoe je samenwerkt met anderen. Om die relatie tussen je mindset en je leren, presteren en floreren te illustreren een hypothetisch en eenvoudig voorbeeld.
Stel dat iemand aan je vraagt:”Welk muziekinstrument zou je willen leren bespelen?” En stel dat je een groeimindset hebt. In dat geval zou je gaan nadenken over of een muziekinstrument bespelen iets is dat je interessant lijkt. En mocht het idee je aanspreken, dan zou je een instrument kiezen dat je graag zou willen kunnen bespelen. De vraag of je aanleg hebt voor het bespelen van een instrument zou niet relevant voor je zijn, in plaats daarvan zou je geïnteresseerd zijn om te horen over hoe je het betreffende instrument kunt leren bespelen. En als je zou starten met het leren bespelen van het instrument, zou je niet uit het veld geslagen zijn wanneer je het moeilijk zou vinden. Dat zou je normaal vinden. Want alle begin is immers moeilijk. Je zou de moeilijkheid ervaren als uitdagend. Je zou oefenen en feedback vragen en je richten op het leerproces. En als er weer eens een valse toon uit je instrument zou komen, zou je dat niet leuk vinden maar ook geen drama. Ik kan het nog niet, zou je denken. Moeilijkheden en fouten maken zijn een normaal onderdeel van leren. En je zou doorgaan met oefenen. Je zou goed opletten hoe je docent of een expert op het gebied het instrument bespeelt. Zodat je van hun expertise leert. Langzamerhand zou je beter worden in het bespelen van het instrument. En wie weet waar je dan terecht zou komen.
Als je een statische mindset hebt en deze vraag zou je worden gesteld zou je anders denken. Je zou je in eerste instantie afvragen of je muzikale aanleg hebt. Is het antwoord “nee”, dan zou je zeggen:”Nee, ik heb geen talent voor het bespelen van een muziekinstrument. Niks voor mij”. En je zou er niet aan beginnen. En je zou het dus ook niet leren, waardoor je bevestigd wordt in je overtuiging dat je er geen talent voor hebt. Als je zou denken “ja, ik heb er aanleg voor”, dan zou je een instrument kiezen en je zou beginnen met bespelen ervan. En wellicht zou het je in het begin makkelijk afgaan, je hebt er immers aanleg voor. Maar al vrij snel zou je tegen je grenzen oplopen. En je zou mensen zien die veel beter zijn dan jij. Je gaat fouten maken. Het muziekstuk is te moeilijk. Het klinkt naar niks. En dan raak je in de war. Wat betekent deze tegenslag? Heb je er dan toch geen talent voor? Je ziet iemand anders de mooiste melodieën produceren, terwijl het bij jou valse noten regent. Helaas, concludeer je, ik heb toch geen aanleg. Ik kan het niet. En je zou stoppen met oefenen. En niet beter worden in het bespelen van het instrument.
Wat je (onbewust) gelooft over de oorzaken van goede prestaties van mensen heeft invloed op je gevoel en op je gedrag en het resultaat dat je vervolgens bereikt.

Weet je het echt?

LairdOns gevoelens over hoeveel we ergens van weten wordt veroorzaakt door het proces dat we doorlopen als we ons iets proberen te herinneren. Maar dat gevoel is geen predictor voor hoeveel we echt weten. Als ons veel dingen te binnen schieten over een bepaald onderwerp, dan denken we dat we het antwoord op die ene vraag ook wel zouden kunnen bedenken, ongeacht of ons dat echt zou gaan lukken of niet. Als we voelen dat de vraag eenvoudig is, dan voelen we ook dat we dicht bij het antwoord zijn, ongeacht of we het antwoord ooit zouden kunnen produceren. Het gevoel hebben dat je iets weet wil dus niet zeggen dat je het echt weet. Het gevoel hebben dat je goed aan het leren bent, wil niet zeggen dat je later de informatie ook echt kunt reproduceren. Als we iets aan het leren zijn, en we zien zowel de vraag als het goede antwoord, dan leidt dat tot gevoelens dat we het wel begrijpen en ook wel kunnen reproduceren op een later moment. Dat komt omdat zowel de vraag als het antwoord ter beschikking zijn op dat moment en dat ons een gevoel geeft van “weten en begrijpen”. Dus wil je iets echt weten en onthouden? Zorg dan dat de vraag en het antwoord niet tegelijkertijd beschikbaar zijn. Lees bijvoorbeeld eerst de vraag, bedenk je antwoord op de vraag en kijk daarna pas wat het juiste antwoord is. Het voordeel daarvan is ook dat als je antwoord niet correct was, terwijl je verwachtte dat het wel correct zou zijn, je alert wordt en aandacht gaat besteden aan wat je fout had. Dat helpt om diepgaander te leren. Wat we geloven over wat we ons zullen herinneren is geen goede indicator voor wat we ons daadwerkelijk herinneren.
(meer lezen: Self perception theory, James Laird)

Speelbal van je gevoelens?

lairdcover_230Gevoelens zijn belangrijke indicatoren van hoe je je aan het gedragen bent. Als je negatieve gedachten hebt, krijg je negatieve gevoelens. Als je onderuit gezakt zit, voel je je relaxt of moe. Als je glimlacht, voel je je gelukkig. Je kunt je eigen gevoelens, gedachten en wensen dus leren herkennen door je eigen gedrag te observeren en te reflecteren op hoe je je voelt als je je zo gedraagt.
Onze gevoelens worden geconstrueerd door persoonlijke en situationele cues. Een persoonlijke cue is gerelateerd aan jezelf, een situationele cue is hoe de meeste mensen zich zouden voelen in bepaalde omstandigheden waardoor jij je nu ook zo gaat voelen. Een voorbeeld? Een persoonlijke cue is “Ik huil, dus ik ben verdrietig” en een situationele cue is “De meeste mensen zijn vrolijk op een feest, ik ben op een feest dus ik voel me vrolijk”.
Je hoeft dus geen speelbal te zijn van je emoties en gevoelens. Want ze ontstaan niet zomaar, ze volgen uit je gedrag. Hoe kun je dit praktisch benutten? Je kunt je gevoelens een belangrijke rol laten spelen in je vervolggedrag. Door je op een bepaalde manier te voelen, word je je bewust van je gedrag en kun je kiezen hoe je je verder wilt gedragen. Gevoelens geven feedback over gedrag en met die feedback kun je bewust beslissen wat je vervolggedrag gaat worden, waardoor je gevoel zal mee veranderen.
Meer weten?