Search results for: doelen

Drie hoofdvragen van effectieve feedback

John Hattie en Helen Timperley schreven een overzichtsartikel over de kracht van feedback, waarin zij een model voor effectieve feedback presenteren. Dat model draait om drie hoofdvragen, waar je effectieve feedback aan kunt herkennen.
Effectieve feedback beantwoordt drie hoofdvragen:

  1. Waar ga ik heen? Dit noemen de auteurs FEED UP. Deze hoofdvraag draait om welke (prestatie-) doelen er worden beoogd.
  2. Hoe doe ik het. Dit noemen de auteurs FEEDBACK, en het draait hier om de vraag welke progressie ben ik aan het maken richting het doel?
  3. Waar ga ik nu heen? Dit noemen de auteurs FEED FORWARD en deze hoofdvraag gaat over welke activiteiten moeten worden ondernomen om betere progressie te maken?

Een progressiegerichte brief

Een team had het erg druk. De teamleden werkten allemaal erg hard en hadden weinig tijd om met elkaar af te stemmen. Wat gold voor het team, gold ook voor de rest van de organisatie. Door de werkdruk en de financiële druk was de managementstijl ook veranderd. Waar het management eerder de autonomie en zelfsturendheid hoog in het vaandel had staan, kwamen er steeds meer top-down opdrachten. De teamleden waren daarover in de war. Wat was nu de bedoeling? Moesten ze zelf doelen stellen, prioriteiten stellen en problemen oplossen of bepaalde het management welke doelen prioriteit hadden en hoe ze problemen moesten oplossen? Deze onduidelijkheid gaf in het dagelijks werk veel frictie.  Het team plande een teambijeenkomst in.  Daarin gingen ze progressiegericht overleggen. Dat ging zo:

  • Ze wisselden eerst uit wat ze tot nu toe deden om het vol te houden in deze drukke tijden
  • Ze stelden vast wat voor de komende periode wat hen betreft de gewenste situatie was en wat daarmee de belangrijkste doelen waren en waarom die doelen prioriteit zouden moeten krijgen
  • Ze stelden vast welke acties ze zelf wilden ondernemen om die doelen te realiseren en ook welke acties daarom nu minder prioriteit kregen
  • Ze stelden vast over welke onderwerpen ze met het management wilden afstemmen, zodat er duidelijkheid kwam over waarover ze zelf moesten beslissen en waarover niet. Ze schreven dit kort op papier en gebruikten daarbij progressiegerichte taal. Ze wilden namelijk niet dat de brief over zou komen als klachtenbrief. Dat betekent dat hun brief zo was opgebouwd:
    1. De reden voor het schrijven van de brief in positieve termen
    2. De doelen die het team wilde bereiken, met het oog op het gemeenschappelijk belang van de organisatie en de klanten
    3. De voorgenomen teamacties om die doelen te  bereiken (dus wat gaan we als team doen om de gewenste situatie te bereiken)
    4. De vragen die het team had aan het management mbt onderwerpen waarover meer duidelijkheid gewenst was in positieve termen
    5. Een afsluitende uitnodiging om te overleggen over de brief

De CPW- zevenstappen-aanpak van progressiegericht helpen

In 1999 kwam ik in aanraking met de oplossingsgerichte therapie aanpak en in de jaren die volgden ontwikkelden mijn collega Coert Visser en ik de huidige Progressiegerichte Aanpak. De zevenstappen-aanpak van progressiegericht helpen is een van de gespreksstructuren die wij ontwikkelden.

Klik hier om meer te lezen

Vijf redenen waarom het realistisch is te vertrouwen op je zelfredzaamheid

Reden 1. We zijn gezonder dan we soms te horen krijgen. We lopen tegenwoordig veel sneller de kans om gediagnosticeerd te worden met een geestelijke of lichamelijke ziekte. Niet omdat we echt zieker zijn geworden, maar omdat we sneller worden gelabeld als ziek en er therapietaal wordt gebruikt om onze symptomen te beschrijven. Hoe we onze problemen in taal omschrijven, maakt een groot verschil. Het verschil tussen ziek en gezond. Het verschil tussen zelfredzaam en afhankelijk.
Reden 2: veerkracht is normaal. Mensen blijken consequent te onderschatten hoe veerkrachtig ze zijn. We geloven eerder dat we helemaal onderuit zullen gaan wanneer ons iets echt naars overkomt. Maar wat blijkt? Mensen kunnen de meest afschuwelijke gebeurtenissen goed doorstaan, pakken hun leven over het algemeen snel weer op en bereiken al vrij snel weer het geluksniveau dat ze hadden voor het noodlot toesloeg.
Reden 3. Persoonlijkheid is veranderbaar. Mensen veranderen niet echt. Veranderen is heel erg moeilijk, en mensen blijven in de kern wie ze altijd zijn geweest. Het zijn veel gehoorde uitspraken. Maar deze uitspraken houden geen stand als we kijken naar de feiten. De feiten zijn dat de persoonlijkheid van mensen in een zo beperkte periode als twee jaar wel degelijk fundamenteel kan veranderen.
Reden 4. We kunnen slimmer worden. Wat geldt voor onze persoonlijkheid geldt ook voor onze intelligentie en onze vaardigheden. Ook hoe slim we worden, kunnen we beïnvloeden en veranderen. We krijgen vaak een nogal simplistisch idee van intelligentie voorgeschoteld. Wat is je IQ-score? Wat is je score op de Cito-toets? Een dergelijke score lijkt dan alles te zeggen en te kunnen voorspellen over wat je kunt bereiken. Maar het is te simpel om te denken dat ons IQ erfelijk en onveranderbaar is en dat er slechts één intelligentiemaat zou zijn: IQ. Onze intelligentie is complex samengesteld en wordt door vele factoren beïnvloed en ook hoe onze genen zijn ontwikkelen is beïnvloedbaar. Het blijkt dat onze hersenen voortdurend veranderen. Ons brein is van de wieg tot het graf plastisch en we kunnen tot op hoge leeftijd beter worden in leren, denken, waarnemen en herinneren. Dus ook die vervelende gewoonte kun je zelfstandig veranderen.
Reden 5. We kunnen onze eigen doelen bepalen en bereiken. Mensen kunnen zelf bepalen wat goed voor ze is. Dat geldt niet alleen voor slimme mensen, ook verstandelijk beperkten kunnen hun eigen doelen stellen. Door onze aandacht te focussen op wat we willen bereiken, veranderen we ons brein. Ons bewustzijn is nodig om doelen te stellen en keuzes te maken om aandacht te besteden aan iets wat we willen leren.
Kortom, het is realistisch om te vertrouwen op onze zelfredzaamheid. Mensen kunnen veranderen. Relatief snel zelfs. Het is realistisch om te geloven dat mensen de veerkracht hebben om hun problemen te boven te komen. Dat mensen over het algemeen zelf in staat zijn om hun problemen op te lossen. Dat we optimistisch kunnen zijn over onze eigen capaciteiten om met tegenslag om te gaan. Dat we onze capaciteiten kunnen ontwikkelen. Dat het zelfs beter werkt om onszelf te zien als gezonde, veerkrachtige mensen die met een lastig probleem te kampen hebben, dan onszelf te zien als zieke mensen die hulp nodig hebben van een expert. Er is niks mis met hulp vragen van anderen. Het is alleen niet zo dat je het zonder die hulp niet zou kunnen redden. De kans is groot dat je het zelf net zo goed of beter kunt oplossen. Zelfcoaching is een veelbelovende optie als je een probleem hebt of een doel wilt bereiken.
 Progressie door zelfcoaching

Het begint met hoe je je doel formuleert

Carol Dweck en Elaine Elliott onderscheiden twee soorten doelen: prestatiedoelen en leerdoelen. Een prestatiedoel draait erom een positieve beoordeling te krijgen van je competenties en negatieve beoordelingen te vermijden. Een leerdoel draait erom ergens beter in te worden. Het mooiste is het natuurlijk als je leerdoelen en prestatiedoelen beide kunt weten te bereiken. Dus dat je investeert in leren en daarmee ook een goed resultaat weet te bereiken.
Naast de leerdoelen en prestatiedoelen worden streefdoelen en vermijddoelen onderscheiden (Stephanie Payne). Een streefdoel is eenvoudig gezegd een doel om iets positiefs te bereiken, een vermijddoel is een doel om iets negatiefs te vermijden. Regelmatig is het zo dat iets nieuws leren niet direct gepaard gaat met het bereiken van goede resultaten. En dan is de vraag: welk doel kies je?
Het blijkt dat mensen die in een situatie zitten waarin een prestatiedoel wordt geactiveerd (deze test is bedoeld om te beoordelen hoe goed je bent of hoe slim), hulpeloos reageren op falen. Ze zijn geneigd het op te geven, hun slechte prestaties te wijten aan factoren buiten henzelf of zichzelf te labellen en te veroordelen. Als mensen diezelfde test voorgelegd krijgen in de context van een leerdoel (deze test is bedoeld om te kijken wat wij als docenten al goed hebben kunnen uitleggen aan de studenten en wat wij nog moeten verbeteren in onze uitleg), dan blijkt dat mensen heel anders reageren op een slecht resultaat. Ze hebben een “mastery response”,  oftewel een meesterschapsrespons.  Een dergelijke respons kenmerkt zich door willen leren van fouten, fouten zien als een indicatie dat er een andere leerstrategie moet worden gezocht of dat men meer inspanning moet leveren en door wil zetten.
Uit Dweck’s onderzoek bleek dat als mensen leerdoelen hebben het niet uitmaakt of ze van zichzelf denken dat ze een lage capaciteit of een hoge capaciteit hebben ten aanzien van wat ze aan het leren zijn. Dus of ze nu denken dat ze ergens al goed in zijn of juist niet zo goed, ze laten zich niet uit het veld slaan door fouten, zetten door, blijven het leren leuk vinden, blijven nieuwe moeilijke uitdagingen zoeken. Maar mensen die een prestatiedoel hebben en van zichzelf denken dat ze niet zo goed zijn in de betreffende vaardigheid geven het snel op na falen, zien het falen als een bewijs van hun lage capaciteit en vertonen hulpeloze reacties. Mensen die een prestatiedoel hebben en van zichzelf denken dat ze goed zijn in de betreffende vaardigheid zetten juist wel door, net als de mensen die een leerdoel hebben.
Je kunt jezelf dus beter leerstreefdoelen stellen dan vermijddoelen of prestatiedoelen. Want door streefleerdoelen te stellen worden je prestaties beter en ben je minder snel uit het veld geslagen bij tegenslag.
 
Tenslotte bleek ook dat mensen met leerdoelen creatiever waren in het oplossen van nieuwe problemen dan mensen met prestatiedoelen, terwijl ze op dezelfde manier les hadden gehad en dezelfde test voorgelegd kregen. Mensen met leerdoelen staan open voor feedback, ervaren positievere emoties omdat ze het leren leuker vinden en worden creatiever en slimmer in het oplossen van problemen die relatief nieuw zijn. (7,8)

We zijn allemaal mensen

Hoewel een progressiegerichte mindset beter werkt dan een probleemgerichte mindset, heeft natuurlijk niet iedereen altijd alle overtuigingen paraat. Soms kan het zo tegen zitten dat je even denkt dat er helemaal geen progressie mogelijk is. Dat is normaal, we zijn allemaal mensen. Hoe meer je weet over de achtergronden van de overtuigingen, en hoe meer je persoonlijk hebt ervaren dat de overtuigingen kloppen, hoe makkelijker het wordt om ook door dat soort donkere momenten heen te komen en weer terug te veren. Dit zijn de tien overtuigingen die ten grondslag liggen aan de progressiegerichte mindset nog eens samengevat:
Overtuiging 1. Ik ben een gezond mens dat, net zoals anderen, soms kampt met flinke problemen
Overtuiging 2. Ik ben in principe zelfredzaam
Overtuiging 3. Ik focus me liever op beter worden dan op goed zijn
Overtuiging 4. Ongeacht waar ik nu sta, ik kan altijd beter worden
Overtuiging 5. Om verbetering te kunnen bereiken moet ik mij inspannen
Overtuiging 6. Ik focus liever op wat werkt dan op het vinden van een label voor mijn probleem

Overtuiging 7. Ik kan zelf doelen bepalen die goed voor me zijn

Overtuiging 8. Oplossingen die ik zelf bedenk werken waarschijnlijk inhoudelijk het beste voor me
Overtuiging 9. Doelen en oplossingen die ik zelf heb gekozen werken motiveren me waarschijnlijk om door te zetten, ook als het even tegen zit

Overtuiging 10. Als ik mijn eigen positieve gedrag visualiseer dan ben ik al gestart met de verandering
 

Je ware aard….Op zoek naar je authentieke zelf

Bestaat je ware aard? Heb je 1 authentiek zelf? Een authentiek zelf dat je kunt ontdekken? Wat is je ware aard?
Al in 1986 schreven Nurius en Barkus het artikel “Possible selves”. Hun artikel wordt regelmatig aangehaald als eerste artikel dat het concept van “Mogelijke Zelven” introduceerde. Hier is een samenvatting van de kern van hun artikel.
Wat zijn dat, Mogelijke Zelven? De definitie die Nurius en Barkus geven is, vrij vertaald:
Mogelijke zelven is het cognitieve geheel van je hoop, angsten, doelen en bedreigingen dat bepaalt hoe je betekenis geeft aan gebeurtenissen en dat richting geeft aan je gedrag. Het gaat om hoe je jezelf ziet in het verleden, hoe je jezelf ziet in het heden en hoe je jezelf ziet in de toekomst.
Mogelijke zelven zijn belangrijk. Ze verschaffen je namelijk een raamwerk voor je interpretaties van je gedrag in het verleden, het heden en de toekomst. Iemand die een eenzaam Mogelijk Zelf voor ogen heeft reageert anders wanneer zijn lunchafspraak wordt afgezegd dan iemand die een sociaal Mogelijk Zelf voor ogen heeft. Het Mogelijke Zelf geeft een raamwerk waarin het huidige gedrag en de huidige gebeurtenissen betekenis krijgen.
Mogelijke Zelven sturen ook het gedrag. Het ene Toekomstige Zelf moet vermeden worden (bijv. een loser zijn) en het andere Toekomstige Zelf moet nagestreefd worden (bijv. succesvol zijn). Welke informatie we oppikken en waar we aandacht aan besteden wordt bepaald door onze Mogelijke Zelven. We hebben ideale zelven die we graag willen worden, zelven die we zouden kunnen worden en zelven die we vrezen te zullen worden. De zelfschema’s die iemand heeft bepalen welke informatie wordt geaccepteerd en welke wordt verworpen, wat iemand zich herinnert en ook hoe iemand vervolgens acteert. De perceptie van ons Zelf stuurt zo ons gedrag.
Om terug te keren naar de startvraag: Is er 1 authentiek zelf dat de essentie van de persoon is? Of is het Zelf een collectie van “maskers” die elk zijn verbonden aan een specifieke set van  sociale omstandigheden?
Als we Mogelijke Zelven zien als systematische componenten van het zelf-concept, dan kunnen we het Zelf zien als divers en veelzijdig zonder dat het nep, slap of incoherent is. Mogelijke Zelven vormen een complex en variabel zelfconcept, maar zijn authentiek en duurzaam in de zin dat ze de stabiele hoop en angsten van het individu weergeven en verwijzen naar wat het individu zou kunnen realiseren onder de geschikte sociale omstandigheden.
Om dus te suggereren dat er 1 zelf is waaraan men “trouw” kan zijn of een authentiek zelf dat men kan leren kennen, ontkent de rijke potentie van het individu. Het Zelf is ontwikkelbaar en de Mogelijke Zelven bepalen welk zelfconcept op welk moment geactiveerd wordt.
De hoop, angsten, bedreigingen en doelen van het individu zijn stabiel, maar hoop als je 17 bent uit zich heel anders dan hoop als je 40 bent.
Het concept van Mogelijke Zelven is belangrijk voor iedereen die wil veranderen of die anderen wil helpen te veranderen. Laatst zei iemand in een trainingsgroep tegen me:”Maar ik heb al jaren en jaren hetzelfde negatieve beeld van mezelf, it’s the story of my life…dat verandert toch niet meer?” Gelukkig hoeft dat niet waar te zijn. Verandering van het zelf-concept is op elk moment mogelijk. Als je een andere perceptie krijgt van je Mogelijke Zelf, dan interpreteer je informatie anders, let je op andere dingen en ga je je anders gedragen, waardoor je Zelf verandert.
Een interessante studie, bijvoorbeeld, die Porter, Markus en Nurius deden, focuste zich op het zelfconcept na een levenscrisis te hebben meegemaakt. Ze onderzochten of een crisis effect heeft op het zelf-concept. Het bleek dat mensen die een geliefde hadden verloren of een andere hele negatieve levenservaring hadden gehad, maar die van zichzelf zeiden dat ze de gebeurtenis goed te boven waren gekomen, de perceptie hadden van een positief toekomstig Zelf. Ze beoordeelden hun huidige Zelf dan wel negatief, (net zoals de mensen die aangaven de gebeurtenis nog niet goed te boven te zijn gekomen), maar hadden veel hoop voor het Zelf van de toekomst. Ze waren zelfs positiever over hun toekomstige mogelijke Zelven dan de mensen die geen crisis hadden meegemaakt.
Als je Mogelijke Zelven veranderen, verandert alles.

Is het realistisch te verwachten dat je progressie kunt boeken?

Natuurlijk wil je je energie niet verspillen door te proberen te verbeteren terwijl je het eigenlijk gewoon niet kan. Als je ergens geen talent voor hebt, is het dan wel realistisch te verwachten dat je op dat gebied progressie kunt boeken? Om die vraag te beantwoorden is het belangrijk te kijken naar hoe ons brein leert.
Norman Doidge’s boek “The brain that changes itself”  legt bijvoorbeeld uit dat onze hersenen voortdurend veranderen. Hij beschrijft de bijdrage die Michael Merzenich heeft geleverd aan onze kennis over hoe leren in ons brein werkt. Merzenich heeft zich gespecialiseerd in breinplasticiteit. Hij heeft aangetoond dat ons brein van de wieg tot het graf plastisch is, oftewel dat ons brein ons hele leven lang kan leren en veranderen. Radicale verbeteringen in cognitieve functies zijn mogelijk tot op hoge leeftijd. We kunnen dus tot op hoge leeftijd beter worden in leren, denken, waarnemen en herinneren.
Hoe werkt dat? Is het niet zo dat je hersenen zijn zoals ze zijn en alleen maar slechter gaan functioneren naarmate je ouder wordt? Nee, zo werkt het niet. Onze hersenen zijn plastisch, dat wil zeggen dat ze voortdurend veranderen. We kunnen slimmer worden en nieuwe vaardigheden leren door de aanwezige systemen in onze hersenen om te kunnen leren te benutten.
Carla Shatz, een wetenschapper, vatte het zo samen: neurons that fire together, wire together. Ons brein bevat vele neuronen. Een neuron kan twee soorten signalen ontvangen, een signaal dat de neuron moet afvuren of een signaal dat de neuron in ruststand moet blijven. Als een neuron het signaal krijgt actief te worden, dan komt er een chemische stof vrij die via de synapse overvloeit in de dendrite van een nabijgelegen neuron. Die neuron wordt ook actief en de twee neuronen leggen een bedrading aan met elkaar. Hoe vaker ze samen actief zijn, hoe sterker hun bedrading wordt. Door het sterker worden van de bedrading functioneren de hersenen op dat gebied efficiënter en sneller.  Onze hersenen leren hoe ze moeten leren; de snelheid van denken is ook plastisch. Als neuronen getraind worden, dan worden ze namelijk efficiënter. Ze verwerken informatie sneller. Daardoor worden we steeds slimmer, niet alleen op het gebied dat we aan het leren zijn maar ook ten aanzien van hoe onze hersenen functioneren.
Daar tegenover staat dat als de neuronen voortdurend signalen krijgen dat ze in ruststand kunnen blijven, ze steeds luier worden. En uiteindelijk sterven ze af. Voor je hersenen geldt: use it or lose it.
Als je een nieuwe vaardigheid leert, dan heb je in  eerste instantie een enorme hoeveelheid neuronen nodig in je brein. Je gebruikt er eigenlijk veel meer dan voor de specifieke vaardigheid nodig is. Hoe ervarener je wordt, hoe efficiënter het proces in je brein wordt. De juiste neuronen hebben een sterke bedrading aangelegd, waardoor je brein sneller en rustiger is als je de vaardigheid uitvoert. De breinkaart is aangelegd en de neuronen die niet betrokken zijn bij de vaardigheid komen weer vrij om andere dingen te leren. Zo komt het dat je geen gebrek aan neuronen krijgt en je brein niet snel volloopt zodat er niets meer bij geleerd kan worden.
Hoewel de veranderingen in je brein heel snel te zien zijn, zijn ze pas duurzaam wanneer je bewust aandacht hebt besteed aan het leren. Bewust aandacht besteden is essentieel voor lange-termijn plastische breinveranderingen. Als taken op de automatische piloot uitgevoerd worden dan veranderen de breinkaarten alleen maar tijdelijk, maar niet permanent.
Elke dag worden duizenden nieuwe hersencellen aangemaakt en die blijven in leven als we ons flink inspannen en bewust leren. Ons brein is flexibel intelligent: het vormt de neurologische circuits zodanig dat het de taak kan uitvoeren. Het brein zegt:” als ik nu niet de juiste tool heb om een taak uit te voeren, dan maak ik een tool om de taak uit te kunnen voeren”.
Door onze aandacht te focussen veranderen we ons brein. Ons bewustzijn is nodig om doelen te stellen en keuzes te maken om aandacht te besteden aan iets dat we willen leren. Zo traint ons bewuste brein ons onbewuste brein. Ons onbewuste brein is als een efficiënte robot, die door ons bewuste brein wordt geprogrammeerd. Hoe meer je oefent, hoe meer de handelingen in het onbewuste brein worden “gebrand”. Dan zijn die handelingen niet meer bewust beschikbaar en worden ze automatisch. Denk bijvoorbeeld aan het leren fietsen. In het begin ben je heel bewust bezig met balanceren en sturen en trappen. Hoe vaker je het doet hoe onbewuster, automatischer en ontspanner je de taak kunt uitvoeren. Onbewuste processen zijn geautomatiseerde, energie-efficiënte en snelle processen. Je brein is rustiger als het automatisch taken uitvoert, het kost minder energie. Als je brein rustiger is, word je nog beter in het goed uitvoeren van de taak.
Het is realistisch te verwachten dat je beter kunt worden in dat wat belangrijk voor je is, ongeacht hoe goed je er nu al in bent. Je hersenen kunnen de nieuwe vaardigheid leren, want ze zijn plastisch. Onze verwachting speelt overigens een belangrijke rol ten aanzien van of we daadwerkelijk leren of niet. Carol Dweck leert ons hierover.
NOAM training groeimindset

Zelfcoaching met het progressie-experiment

Zelfcoaching. Dat kan volgens mij een goed alternatief zijn voor coaching. Mensen kunnen denk ik veel problemen zelf oplossen. Zelfcoaching kan kort duren, bijvoorbeeld als je jezelf tot de orde te roept als je aan het piekeren slaat. Het kan ook een zelfcoachingstraject worden, waarbij je op gezette tijden stil staat bij je probleem en jezelf een stapje verder helpt.
Er zijn veel manieren om jezelf te helpen en waarschijnlijk doe je, bewust of onbewust, al van alles wat voor jou werkt. Maar hoe doe je het zelf zodat het ook echt helpt? Je wilt jezelf immers niet van de regen in de drup helpen. Een extra glas wijn drinken als je je zorgen wilt vergeten werkt misschien even, maar heeft ook schadelijke bijeffecten en je zorgen komen terug als je je roes hebt uitgeslapen. Sommige manieren om jezelf te helpen werken nu eenmaal beter dan andere. En vaak is dat wat voor ons werkt niet wat we intuïtief zouden verwachten.
Een tijdje geleden deed ik nodigde ik mensen via deze site uit om deel te nemen aan een zelfcoachingsexperiment. De zeven zelfcoachingsexperimenten waaruit mensen konden kiezen waren allemaal gebaseerd op wetenschappelijke inzichten over wat werkt.
Eén van de experimenten was het “progressie-experiment”. Het progressie experiment kun je hier inzien.
Enkele ervaringen van mensen die dit experiment deden waren de volgende:

  •  Door er dagelijks mee bezig te zijn ervaar je dat je meer vooruit gaat. Je ziet meer mogelijkheden voor het toepassen en zo ga je nog meer vooruit.
  • Ik zie duidelijk mijn progressie en ik ben me bewust dat ik vooruit ga in het leren van wat ik wil leren. Nu ben ik er nog meer van overtuigd dat dit is waar ik mee bezig wil zijn.
  • Ik was me bewust van het feit dat jij me na een tijdje zou gaan vragen hoe het experiment was bevallen en dat motiveerde me om ermee aan de slag te gaan
  • Ik ben me bewuster geworden van het belang “gewoon te beginnen”.
  • Door de tijd te beperken ga ik gerichter nadenken over wat ik kan bereiken in die tijd en evalueer ik ook na die tijd.
  • De omschrijving van mijn doelen werd steeds concreter en daarmee ook de weg ernaar toe.
  • Ik heb veel winst geboekt, niet alleen ten aanzien van het doel dat ik wilde bereiken maar ook op andere gebieden. Dat is erg stimulerend om te merken. Het is leuk een beetje gegroeid te zijn. daar kan ik een volgende keer ook van profiteren als ik eerst denk dat een doel onhaalbaar is.
  • Door het doel en de reden waarom het belangrijk voor me is op te schrijven, is mijn focus helderder en concreter. De vervolgstappen rollen er dan gemakkelijk uit.
  • Door maar een half uur de tijd te nemen merk ik dat ik zin heb om te vlammen, omdat het een hele overzichtelijke korte actie is waarbij ik me ook niet wil laten afleiden gezien de korte tijd
  • Dagelijks nadenken over je vervolgstappen maken het makkelijk om de volgende dag verder te gaan.

NOAM trainingen

Maar je bent vrij…..

Je bent het meest overtuigend als je niet probeert te overtuigen. Zodra mensen namelijk het gevoel hebben dat iemand ze ergens van probeert te overtuigen, gaan ze zichzelf beschermen tegen de beïnvloeding. Het reactance effect heet dit (Brehm, 1966).
Maar wat gebeurt er als je je vrije keuze weer terug krijgt? Als je het gevoel krijgt dat je vrij bent om nee te zeggen? Zou je dan meer geneigd zijn om te voldoen aan een verzoek dat op je afkomt? Dat was de vraag die in vele onderzoeken onder de loep is genomen. De BYAF techniek stond in die onderzoeken central. But You Are Free.
Je wordt bijvoorbeeld gevraagd om een donatie te doen, en aan dat verzoek wordt toegevoegd “Maar u bent vrij om nee te zeggen”. Het blijkt dat de toevoeging van die zin een enorm effect heeft op je bereidheid aan het verzoek te voldoen. Door te benadrukken dat je een vrije keuze hebt, ben je tweemaal zo geneigd om te voldoen aan het verzoek.
In een meta analyse van alle onderzoeken stond de vraag centraal: werkt de BYAF techniek in alle situaties? Ook als degene die het verzoek doet niet fysiek aanwezig is (dus per email)?
Uit de meta analyse bleek dat de BYAF techniek in elke context werkt. Dus ook in een sales context, waar de potentiele koper zeer goed op de hoogte is van de doelen van de verkoper. Zowel als er een verzoek werd gedaan om bij te dragen aan een pro-sociaal doel als wanneer er een verzoek werd gedaan uit eigen belang, bleek de simpele toevoeging van een zin waaruit bleek dat degene vrij was om nee te zeggen, de kans te verdubbelen dat de persoon “ja” zei.
De BYAF techniek bleek niet zo goed te werken als degene die het verzoek doet niet fysiek aanwezig is. Het is niet helemaal duidelijk waarom dat zo is, maar als er een verzoek per email wordt gedaan waarbij de BYAF zin werd toegevoegd, dan bleek dat mensen niet zozeer meer bereid waren om aan het verzoek te voldoen.
De BYAF techniek past naadloos in de progressiegerichte aanpak. Met de interventies ondersteun je voortdurend de autonomie van de ander om zijn eigen keuzes te maken.
Lees hier het volledige artikel