Search results for: wat is Progressiegericht werken

Een progressiemodel

Binnenkort verschijnt mijn nieuwe boek over progressiegerichte zelfcoaching. In dit boek vormen de progressiegerichte inzichten vanuit de sociale psychologie, naast de oplossingsgerichte aanpak, de basis. Het onderstaande plaatje is een manier om de samenhang tussen de diverse invalshoeken, die tezamen onze progressiegerichte aanpak vormen, te visualiseren.
progressieplaatje
 
 
 
 
Als je gelooft dat je kunt verbeteren…..
Linksboven draait het model om de groeimindset. De overtuiging hebben dat verbetering mogelijk is, is een voorwaarde om überhaupt toe te komen aan nadenken wat je wilt verbeteren. Als je gelooft dat je beter kunt worden dan komt de verbetering binnen je invloedsfeer. Je ervaart dan dat het gedrag onder je eigen controle ligt. Dat is een voorwaarde om de intentie te hebben om in actie te komen.
en je bent gemotiveerd om te verbeteren……
Dan naar linksonder. Dat deel van het model draait om de zelfdeterminatie theorie. Een belangrijke vraag is deze: wat is belangrijk voor mij? Waarin zou ik graag willen verbeteren of waarvan merk ik dat er van me wordt verwacht dat ik verbeter? Het antwoord op die vraag bepaalt waar je je aandacht op richt. Je zou dat onderwerp de “verbeterbehoefte” kunnen noemen. Je hebt als je gemotiveerd bent om beter te worden, heb je een positieve attitude ten aanzien van je verbeterbehoefte. Het kan ook zijn dat je merkt dat er een subjectieve norm is, dat er van je verwacht wordt dat je verbetert ten aanzien van iets.
…dan ontstaat de intentie om in actie te komen…
Als je de overtuiging hebt dat je kunt verbeteren en je hebt de motivatie om te verbeteren, dan ontstaat de intentie om echt in actie te komen. En de intentie om in actie te komen is sterk gerelateerd aan daadwerkelijk in actie komen. Dit leren we van de reasoned action approach.
…en als je progressiegericht in actie komt…
Hoe kom je vervolgens in actie? Wat doe je om te verbeteren? In het boek staan diverse experimenten die je helpen op een bepaalde manier in actie te komen. Het kenmerk van alle manieren van in actie komen is dat ze allemaal progressiegericht zijn. Dat wil zeggen dat alle experimenten positief zijn, gericht zijn op progressie, zich focussen op de gewenste situatie, gericht zijn op het ondersteunen van de autonomie, gericht zijn op het ondersteunen van de zelfredzaamheid, en activerend zijn. Op die manier ontstaat daadwerkelijk progressie. Progressie ten aanzien van iets dat belangrijk is voor de persoon.
dan boek je echt progressie…
Dus je komt echt vooruit. Door die progressie word je versterkt in je overtuiging dat verbetering mogelijk is en word je gemotiveerd om verdere progressie te bereiken.
WWW.NOAM.NU
 
 

Gedragsovertuigingen

Gedragsovertuigingen zijn de basis voor daadwerkelijk gedrag. De theorie van planned behavior stelt dat de attitude ten opzichte van een bepaald gedrag wordt bepaald door de overtuigingen ten aanzien van de consequenties van dat gedrag. De overtuiging dat bepaald gedrag zal leiden tot bepaalde uitkomsten. Hoe sterk die overtuigingen zijn bepaalt de mate waarin iemand een positieve of negatieve attitude heeft ten aanzien van het betreffende gedrag.

Intentie

Attitudes, subjectieve norm en ervaren gedragscontrole bepalen de intentie om gedrag te gaan vertonen. De attitude ten opzichte van bepaald gedrag is het resultaat van de gedragsovertuiging dat het gedrag zal leiden tot een bepaalde uitkomst maal de waarde die aan die uitkomst wordt toegekend.

De subjectieve norm refereert aan de overtuigingen hoe anderen (individuen of groepen) ten opzichte van het gedrag staan. Keuren zij het goed of af? Als iemand de perceptie heeft dat een belangrijk individu of een belangrijke groep het gedrag afkeurt of juist verwacht, dan fungeert dat als sociale norm die druk legt op de persoon om het gedrag al dan niet te gaan uitvoeren.

De perceptie ten aanzien van de controle over het gedrag wordt bepaald door de overtuigingen ten aanzien van de aanwezigheid of afwezigheid van factoren die het gedrag of de prestatie faciliteren of blokkeren. Dit wordt gevormd door ervaringen in het verleden maar ook door te kijken naar hoe het anderen lukt om het gedrag uit te voeren. Hoe meer mensen de perceptie hebben dat er middelen en kansen zijn om het gedrag succesvol uit te voeren, en hoe minder obstakels en blokkades ze ervaren, hoe sterker de perceptie van gedragscontrole.  Deze controle overtuigingen bepalen hoe de persoon de kans inschat dat hij het gedrag kan uitvoeren.

Gedragsovertuigingen

Kortom:

  1. gedrag wordt bepaald door de aanwezige intentie om het gedrag te gaan vertonen en de controle die men ervaart over het gedrag te hebben
  2. de intentie om gedrag te vertonen wordt bepaald door de attitude, de subjectieve norm en de perceptie van controle over het gedrag
  3. de attitude, subjectieve norm en perceptie van controle wordt bepaald door de overtuigingen over de uitkomsten van het gedrag, de normatieve verwachting van belangrijke anderen en de aanwezigheid van factoren die het gedrag mogelijk of onmogelijk zullen maken
  4. het gedrag van een persoon wordt verklaard door te kijken naar de overtuigingen van de persoon
1-s2_0-S0148296307000483-gr2

Universeel

Interessant is dat achtergrondfactoren zoals ras, sekse, leeftijd etc de intentie om gedrag te vertonen niet direct verklaren. Ajzen beschrijft dat de onderzoeken aantonen dat de achtergrondfactoren zoals sekse, leeftijd, ras, inkomensniveau en religie geen direct effect hebben op de intentie om bepaald gedrag te gaan uitvoeren. Het zijn de overtuigingen die een correlatie hebben met de gedragsintentie.

Beïnvloeden van gedrag

Om gewenst gedrag te stimuleren adviseert Ajzen dit: begin met het veranderen van de determinanten van de gedragsintentie, zodat er motivatie ontstaat om het gedrag te gaan vertonen. Als er positieve intenties zijn om het gedrag te gaan vertonen, zorg dan dat de obstakels worden verholpen en dat er implementatie intenties worden gevormd.

Teamprestaties en gedeelde mentale team modellen hangen met elkaar samen

Beng-Chong Lim en Katherine Klein deden onderzoek naar de relatie tussen mentale team modellen en de performance van teams. Ze vroegen zich het volgende af: als de teamleden een accuraat en gezamenlijk idee over diverse aspecten van het team neemt hun performance dan toe?
Er worden vier mentale modellen onderscheiden:

  1. het mentale model van de uitrusting: welke technologie, welke middelen heeft het team ter beschikking?
  2. het mentale model van de taak: welke perceptie en welk begrip hebben de teamleden van de teamprocedures, strategieën, aspecten van de taak en omgevingsfactoren?
  3. het mentale model van de team interactie: welk begrip hebben de teamleden van de verantwoordelijkheden van de teamleden, de normen en de interactiepatronen?
  4. het mentale model van het team: welk begrip hebben de teamleden van elkaars kennis, vaardigheden, attitudes, sterktes en zwaktes?

De onderzoekers hadden drie hypothesen.
Hypothese 1: Als de teamleden dezelfde mentale modellen hebben dan is dat positief gerelateerd aan de teamprestatie
Hypothese 2: als de teamleden accurate mentale modellen hebben, dan is dat positief gerelateerd aan de teamprestatie
Hypothesis 3: de accuratesse van het mentale model is een modererende variabele; hoe accurater het mentale team model, hoe sterker de relatie tussen het gedeelde mentale model en de teamprestatie (hypothese 1)
Uit hun onderzoek bleek dat hypothese 1 en 2 klopten en dat hypothese 3 niet klopte.
De onderzoekers stellen dat het waardevol is om te investeren in gedeelde, accurate mentale teammodellen.
Lees hier het hele artikelLim_Klein_Team_mental_models_2006

Transitiemodel Ibarra in schema

Dia1
In dit stukje vatte ik Herminia Ibarra’s transitiemodel al samen. Dit plaatje is een losse vertaling van haar transitiemodel. Er zijn dus drie middelen die mensen kunnen inzetten om een nieuwe werkidentiteit te ontwikkelen:
1. nieuwe werkactiviteiten
2. nieuwe relaties en netwerken
3. nieuwe narratieven: het verhaal dat je vertelt waarmee je betekenis geeft aan gebeurtenissen

Is het realistisch te verwachten dat je progressie kunt boeken?

Natuurlijk wil je je energie niet verspillen door te proberen te verbeteren terwijl je het eigenlijk gewoon niet kan. Als je ergens geen talent voor hebt, is het dan wel realistisch te verwachten dat je op dat gebied progressie kunt boeken? Om die vraag te beantwoorden is het belangrijk te kijken naar hoe ons brein leert.
Norman Doidge’s boek “The brain that changes itself”  legt bijvoorbeeld uit dat onze hersenen voortdurend veranderen. Hij beschrijft de bijdrage die Michael Merzenich heeft geleverd aan onze kennis over hoe leren in ons brein werkt. Merzenich heeft zich gespecialiseerd in breinplasticiteit. Hij heeft aangetoond dat ons brein van de wieg tot het graf plastisch is, oftewel dat ons brein ons hele leven lang kan leren en veranderen. Radicale verbeteringen in cognitieve functies zijn mogelijk tot op hoge leeftijd. We kunnen dus tot op hoge leeftijd beter worden in leren, denken, waarnemen en herinneren.
Hoe werkt dat? Is het niet zo dat je hersenen zijn zoals ze zijn en alleen maar slechter gaan functioneren naarmate je ouder wordt? Nee, zo werkt het niet. Onze hersenen zijn plastisch, dat wil zeggen dat ze voortdurend veranderen. We kunnen slimmer worden en nieuwe vaardigheden leren door de aanwezige systemen in onze hersenen om te kunnen leren te benutten.
Carla Shatz, een wetenschapper, vatte het zo samen: neurons that fire together, wire together. Ons brein bevat vele neuronen. Een neuron kan twee soorten signalen ontvangen, een signaal dat de neuron moet afvuren of een signaal dat de neuron in ruststand moet blijven. Als een neuron het signaal krijgt actief te worden, dan komt er een chemische stof vrij die via de synapse overvloeit in de dendrite van een nabijgelegen neuron. Die neuron wordt ook actief en de twee neuronen leggen een bedrading aan met elkaar. Hoe vaker ze samen actief zijn, hoe sterker hun bedrading wordt. Door het sterker worden van de bedrading functioneren de hersenen op dat gebied efficiënter en sneller.  Onze hersenen leren hoe ze moeten leren; de snelheid van denken is ook plastisch. Als neuronen getraind worden, dan worden ze namelijk efficiënter. Ze verwerken informatie sneller. Daardoor worden we steeds slimmer, niet alleen op het gebied dat we aan het leren zijn maar ook ten aanzien van hoe onze hersenen functioneren.
Daar tegenover staat dat als de neuronen voortdurend signalen krijgen dat ze in ruststand kunnen blijven, ze steeds luier worden. En uiteindelijk sterven ze af. Voor je hersenen geldt: use it or lose it.
Als je een nieuwe vaardigheid leert, dan heb je in  eerste instantie een enorme hoeveelheid neuronen nodig in je brein. Je gebruikt er eigenlijk veel meer dan voor de specifieke vaardigheid nodig is. Hoe ervarener je wordt, hoe efficiënter het proces in je brein wordt. De juiste neuronen hebben een sterke bedrading aangelegd, waardoor je brein sneller en rustiger is als je de vaardigheid uitvoert. De breinkaart is aangelegd en de neuronen die niet betrokken zijn bij de vaardigheid komen weer vrij om andere dingen te leren. Zo komt het dat je geen gebrek aan neuronen krijgt en je brein niet snel volloopt zodat er niets meer bij geleerd kan worden.
Hoewel de veranderingen in je brein heel snel te zien zijn, zijn ze pas duurzaam wanneer je bewust aandacht hebt besteed aan het leren. Bewust aandacht besteden is essentieel voor lange-termijn plastische breinveranderingen. Als taken op de automatische piloot uitgevoerd worden dan veranderen de breinkaarten alleen maar tijdelijk, maar niet permanent.
Elke dag worden duizenden nieuwe hersencellen aangemaakt en die blijven in leven als we ons flink inspannen en bewust leren. Ons brein is flexibel intelligent: het vormt de neurologische circuits zodanig dat het de taak kan uitvoeren. Het brein zegt:” als ik nu niet de juiste tool heb om een taak uit te voeren, dan maak ik een tool om de taak uit te kunnen voeren”.
Door onze aandacht te focussen veranderen we ons brein. Ons bewustzijn is nodig om doelen te stellen en keuzes te maken om aandacht te besteden aan iets dat we willen leren. Zo traint ons bewuste brein ons onbewuste brein. Ons onbewuste brein is als een efficiënte robot, die door ons bewuste brein wordt geprogrammeerd. Hoe meer je oefent, hoe meer de handelingen in het onbewuste brein worden “gebrand”. Dan zijn die handelingen niet meer bewust beschikbaar en worden ze automatisch. Denk bijvoorbeeld aan het leren fietsen. In het begin ben je heel bewust bezig met balanceren en sturen en trappen. Hoe vaker je het doet hoe onbewuster, automatischer en ontspanner je de taak kunt uitvoeren. Onbewuste processen zijn geautomatiseerde, energie-efficiënte en snelle processen. Je brein is rustiger als het automatisch taken uitvoert, het kost minder energie. Als je brein rustiger is, word je nog beter in het goed uitvoeren van de taak.
Het is realistisch te verwachten dat je beter kunt worden in dat wat belangrijk voor je is, ongeacht hoe goed je er nu al in bent. Je hersenen kunnen de nieuwe vaardigheid leren, want ze zijn plastisch. Onze verwachting speelt overigens een belangrijke rol ten aanzien van of we daadwerkelijk leren of niet. Carol Dweck leert ons hierover.
NOAM training groeimindset

Persoonlijkheid is veranderbaar en hangt samen met welbevinden

Je bent nu eenmaal wie je bent en daaraan kun je weinig veranderen versus je persoonlijkheid is ontwikkelbaar en kan sterk veranderen
Het eerste statement kijkt naar persoonlijkheid als een statische entiteit en het tweede ziet persoonlijkheid als ontwikkelbaar. Boyce, Wood en Powdthavee deden onderzoek naar of persoonlijkheid veranderbaar is en of er een samenhang is tussen persoonlijkheid en welbevinden. De resultaten zijn interessant. Hier is een samenvatting van hun onderzoeksartikel:
Persoonlijkheid wordt gedefinieerd als het psychologische aspect van de persoon dat de persoon meeneemt van de ene situatie naar de andere situatie. Uit diverse onderzoeken blijkt dat persoonlijkheid de meeste consistente predictor is van welbevinden. Zo’n 35% van de variantie tussen personen in welbevinden wordt verklaard door de persoonlijkheid. Huwelijkse status, inkomen en arbeidsstatus hebben een veel kleinere impact op welbevinden.
Als persoonlijkheid onveranderbaar is, dan heeft het niet zoveel zin om interventies te richten op de persoonlijkheid om het welbevinden van mensen te versterken. Dan is het beter om de interventies te richten op andere aspecten die wel veranderbaar zijn, ook al hebben deze aspecten een veel kleiner effect op welbevinden.
De visie op hoe statisch of ontwikkelbaar persoonlijkheid is, is veranderd in de loop der jaren. Waar in de jaren 1980 persoonlijkheid, zeker na het dertigste levensjaar, werd gezien als onveranderbaar (“set in plaster”), werd het later meer gezien als relatief veranderbaar (“set in soft plaster”). Recent longitudinaal onderzoek liet zien dat persoonlijk wel veranderbaar is, maar het is nog niet duidelijk of die verandering in persoonlijkheid ook betekenisvol is.
Maakt het iets uit dat persoonlijkheid kan veranderen?
Dat hebben de genoemde onderzoekers nu onderzocht. Ze namen de Big Five, een veel gebruikt instrument in psychologisch onderzoek. Persoonlijkheid wordt in de Big Five beschreven op de volgende dimensies:

  1. Openness to experience: openheid voor ervaringen
  2. Conscientiousness: zorgvuldigheid versus laksheid
  3. Extroversion: extraversie versus introversie
  4. Agreeableness: goedaardig en warm versus kil en kwaadaardig
  5. Neuroticism: emotionele stabiliteit versus neurotisch

Het is duidelijk dat deze persoonlijkheidsdimensies sterk gerelateerd zijn aan welbevinden. Mensen die hoog scoren op neuroticisme scoren ook hoog op mentale en fysieke gezondheidsproblemen. Extraverte personen scoren ook hoog op veerkracht. De andere drie persoonlijkheidsdimensies zijn ook gecorreleerd aan welbevinden, maar iets minder sterk dan neuroticisme en extraversie.
In het onderzoek waren 8625 individuen betrokken, grofweg de helft was mannelijk en de helft was vrouwelijk en de leeftijden varieerden van 15 tot 93 met een gemiddelde leeftijd van 44,5.
De uitkomsten waren zo:

  1. In onderzoeken naar de effecten van economische factoren op welbevinden is persoonlijkheid altijd meegenomen als onveranderbare variabele. Daardoor hebben we geen zicht gekregen op of persoonlijkheid veranderbaar is en of/hoe dit samenhangt met welbevinden.
  2. Persoonlijkheid is het sterktst geassocieerd met van welbevinden. Maar hoe je je inkomensniveau en arbeidsstatus ervaart wordt ook beïnvloed door je persoonlijkheid, dus persoonlijkheid heeft naast een directe samenhang met welbevinden ook een indirecte samenhang via de variabelen inkomensniveau en arbeidsstatus.
  3. Persoonlijkheid verandert in de loop van 2 jaar significant. De  mate waarin persoonlijkheid verandert is vergelijkbaar met de mate waarin andere veranderingen in het leven van mensen plaatsvinden zoals veranderingen in inkomen, arbeidsstatus en huwelijkse staat
  4. Veranderingen in persoonlijkheid zijn tweemaal zo sterk geassocieerd met welbevinden dan veranderingen in inkomen, arbeidsstatus en huwelijkse staat.
  5. Individuele veranderingen in persoonlijkheid zijn betere voorspellers voor welbevinden dan economische omstandigheden zoals inkomen en arbeidsstatus. Eén standaarddeviatie verschil in openness to experience is geassocieerd met 62000 dollar inkomen meer (dus als je een beetje meer open wordt voor nieuwe ervaringen gaat dat net zo sterk samen met toename in welbevinden als wanneer je 62000 dollar meer zou verdienen)
  6. Welbevinden en persoonlijkheid zijn dus sterk aan elkaar geassocieerd. Hoe de verbanden precies verlopen is niet duidelijk op basis van dit onderzoek (geen causaal verband kan worden afgeleid uit de resultaten).

Dit onderzoek kan, volgens de onderzoekers, een grote verandering betekenen in waar maatschappijen hun interventies op richten. Als persoonlijkheid zo’n grote impact heeft op welbevinden lijkt het van belang aandacht te besteden aan wie we zijn en hoe we ons verhouden tot de wereld om ons heen. We kunnen onze interventies misschien focussen op hoe onze maatschappijen functioneren, of het neuroticisme stimuleert of juist openess-to experience en extraversion stimuleert. We zouden ons kunnen richten op het stimuleren van positieve omgevingen waarin mensen kunnen groeien en ontwikkelen. Dat zou wellicht meer impact hebben dan het richten van onze peilers op werkeloosheidsbestrijding en inkomenstoename.
Het uitgangspunt van dit onderzoek is dat welbevinden van mensen belangrijk is. Ik vraag me af hoe Furedi zou reageren op het pleidooi van de onderzoekers om meer aandacht te besteden aan emotioneel welbevinden door therapie voor meer mensen beschikbaar te maken….
 

De therapie-cultuur ondermijnt zelf determinatie

In dit en dit stukje schreef ik al iets over Furedi’s provocerende boek over de therapie-cultuur. Furedi heeft het over emotioneel determinisme en causatie. Wat is het eigenlijk probleem met deze cultuur van emotioneel determinisme en causatie?
Furedi stelt het volgende: Omdat we kwetsbaar en ziekelijk zijn hebben we hulp nodig om ons ware zelf te ontdekken. De therapeut, de professional met zijn therapeutische model en verklaringen. Zo ontstaat de paradoxale situatie dat onze ware gevoelens en emoties worden opgehemeld als ongelofelijk belangrijk, terwijl we tegelijkertijd die ware gevoelens en emoties alleen kunnen ontdekken via de methoden en handboeken van de experts.
Furedi beschrijft dat er een ware “authenticiteitsindustrie” is ontstaan, die mensen helpt om in contact te komen met hun ware gevoelens en emoties. Deze industrie werkt met een therapeutische formule om mensen te trainen bepaald gedrag te laten zien. Het contrast tussen mensen die worstelen om zichzelf te leren kennen en de authenticiteitsindustrie met standaard handboeken en instructies is opmerkelijk, schrijft Furedi. Het gaat helemaal niet meer om authenticiteit, om de emoties van het individu, maar om emotionele conformiteit via gemakkelijk klinkende hapklare brokjes therapie.
Vervolgens stelt Furedi dat therapie een gevaarlijke vorm van sociale controle aan het worden is. Los vertaald:
“De therapeutische interventie kan de weerstand van de patiënt omzeilen en kan het innerlijke leven van het individu beïnvloeden op een manier die vroegere maatschappelijke instituties niet konden. In plaats van te oordelen, sympathiseren therapeuten met hun patiënten en bouwen ze een relatie op die gekenmerkt wordt door “tolerantie”. Niet-oordelen. Zo krijgen therapeuten toegang tot de subjectieve beleving van individuen. Vervolgens geven therapeuten een diagnose af en zo verklaren ze de patiënt “ziek”. Door de diagnose en het label krijgen therapeuten vervolgens een vorm van sociale controle. De rol van zieke stelt het individu vrij van bepaalde sociale en morele normen, want de ziekte kan niet de schuld zijn van de zieke zelf en de ziekte ontslaat de persoon van gedrag dat we van een gezond persoon wel zouden verwachten. In ruil voor deze vrijstellingen wordt van het individu verwacht dat hij zich miserabel voelt en dat hij er alles aan wil doen om beter te worden. De tolerante empathie is zo een vorm van sociale controle. In het adopteren van de ziek-rol accepteren individuen dat hun capaciteit om te functioneren beschadigd is, ze zijn gehandicapt, en daarom is hun vermogen om hun individuele autonomie vorm te geven significant gecompromitteerd. Ondanks zijn verstorende effect, promoot de normalisatie van ziekte een gevoel van ondergeschiktheid aan de professional. Een belangrijke ontwikkeling die de macht van de professional een boost heeft gegeven is de medicalisering. Medicalisering is het proces waarin dagelijkse levensproblemen worden behandeld als medische problemen,  en worden beschreven in termen van ziektes en syndromen en aandoeningen.”
Halverwege het boek legt Furedi uit dat therapie, hoe goed onderbouwd ook, het vermogen van mensen om zelf om te gaan met de problemen die ze tegen komen vermindert. Het probleem is niet dat professioneel advies altijd slecht zou zijn, maar het probleem is dat het de professional het proces van zelf ervaring opdoen met het oplossen van problemen ondermijnt. Intuïtie en inzichten vanuit het individu zelf worden voortdurend ondermijnd door de inbreng van professionele expertise van de therapeut. Dit heeft het onbedoelde effect dat mensen van hun eigen gevoelens vervreemden. Ze worden steeds afhankelijker en minder capabel om zelf problemen op te lossen op hun eigen manier. Uiteindelijk heeft dit consequenties voor menselijke zelf determinatie. Therapie leidt tot standaardisatie van mensen in plaats van tot individuele zelfbeschikking.
Wat denk jij? Heeft Furedi een punt als hij stelt dat het paradoxale van de therapiecultuur is dat het claimt authenticiteit te bevorderen terwijl het juist tot standaardisatie en onderdrukking leidt? En is oplossingsgerichte therapie echt anders?
 NOAM trainingen
 

Zelfcoaching met het progressie-experiment

Zelfcoaching. Dat kan volgens mij een goed alternatief zijn voor coaching. Mensen kunnen denk ik veel problemen zelf oplossen. Zelfcoaching kan kort duren, bijvoorbeeld als je jezelf tot de orde te roept als je aan het piekeren slaat. Het kan ook een zelfcoachingstraject worden, waarbij je op gezette tijden stil staat bij je probleem en jezelf een stapje verder helpt.
Er zijn veel manieren om jezelf te helpen en waarschijnlijk doe je, bewust of onbewust, al van alles wat voor jou werkt. Maar hoe doe je het zelf zodat het ook echt helpt? Je wilt jezelf immers niet van de regen in de drup helpen. Een extra glas wijn drinken als je je zorgen wilt vergeten werkt misschien even, maar heeft ook schadelijke bijeffecten en je zorgen komen terug als je je roes hebt uitgeslapen. Sommige manieren om jezelf te helpen werken nu eenmaal beter dan andere. En vaak is dat wat voor ons werkt niet wat we intuïtief zouden verwachten.
Een tijdje geleden deed ik nodigde ik mensen via deze site uit om deel te nemen aan een zelfcoachingsexperiment. De zeven zelfcoachingsexperimenten waaruit mensen konden kiezen waren allemaal gebaseerd op wetenschappelijke inzichten over wat werkt.
Eén van de experimenten was het “progressie-experiment”. Het progressie experiment kun je hier inzien.
Enkele ervaringen van mensen die dit experiment deden waren de volgende:

  •  Door er dagelijks mee bezig te zijn ervaar je dat je meer vooruit gaat. Je ziet meer mogelijkheden voor het toepassen en zo ga je nog meer vooruit.
  • Ik zie duidelijk mijn progressie en ik ben me bewust dat ik vooruit ga in het leren van wat ik wil leren. Nu ben ik er nog meer van overtuigd dat dit is waar ik mee bezig wil zijn.
  • Ik was me bewust van het feit dat jij me na een tijdje zou gaan vragen hoe het experiment was bevallen en dat motiveerde me om ermee aan de slag te gaan
  • Ik ben me bewuster geworden van het belang “gewoon te beginnen”.
  • Door de tijd te beperken ga ik gerichter nadenken over wat ik kan bereiken in die tijd en evalueer ik ook na die tijd.
  • De omschrijving van mijn doelen werd steeds concreter en daarmee ook de weg ernaar toe.
  • Ik heb veel winst geboekt, niet alleen ten aanzien van het doel dat ik wilde bereiken maar ook op andere gebieden. Dat is erg stimulerend om te merken. Het is leuk een beetje gegroeid te zijn. daar kan ik een volgende keer ook van profiteren als ik eerst denk dat een doel onhaalbaar is.
  • Door het doel en de reden waarom het belangrijk voor me is op te schrijven, is mijn focus helderder en concreter. De vervolgstappen rollen er dan gemakkelijk uit.
  • Door maar een half uur de tijd te nemen merk ik dat ik zin heb om te vlammen, omdat het een hele overzichtelijke korte actie is waarbij ik me ook niet wil laten afleiden gezien de korte tijd
  • Dagelijks nadenken over je vervolgstappen maken het makkelijk om de volgende dag verder te gaan.

NOAM trainingen

Verandering of Verbetering?

Progressiegericht werken gaat om verbetering he, maar kan ik niet gewoon het woord ontwikkeling en verandering gebruiken? Dat is toch hetzelfde?
Een vraag die me de afgelopen week meerdere malen werd gesteld.

Kiezen

Uiteraard kan niemand je voorschrijven om de term ‘progressie’ of ‘verbetering’ of ‘vooruitgang’ te gebruiken. Wat je zelf kiest kan niemand voor je bepalen. Als “verandering” of “ontwikkeling” je voorkeur, dan ben je vrij om nee te zeggen tegen de term ‘progressie’.

Verandering en ontwikkeling

De definitie van ‘verandering’ is: iets dat anders is geworden. De term ‘ontwikkeling’ verwijst naar de manier waarop iets verandert. In deze termen zit geen inherente verbetering of progressie verpakt. Veranderingen of ontwikkelingen kunnen ook verslechteringen zijn.

Niet precies genoeg

Als iemand zegt dat hij iets wil veranderen, dan bedoelt die persoon natuurlijk vaak niet dat hij graag wil dat het slechter wordt. Impliciet of expliciet heeft degene die wil veranderen een betere situatie voor ogen. Waarom zou je anders veranderen? Als je iets wilt veranderen, dan doe je dat omdat je denkt dat de andere situatie op een of andere manier voordelen heeft ten opzichte van de huidige situatie. Kortom; er wordt verbetering, vooruitgang en progressie bedoeld.
Doelbewust veranderen en ontwikkelen gaat om het bereiken van een verbetering. Ik heb nog nooit gehoord van de situatie dat een cliënt tegen zijn coach zegt: ”Deze coaching zou nuttig zijn als mijn situatie er slechter op zou worden”.

Anders is niet altijd beter

Ontwikkeling is niet inherent ‘beter’. ‘Anders’ is niet altijd beter. Veranderen en ontwikkelen zijn termen die m.i. niet precies genoeg zijn voor wat iemand ermee bedoelt: verbetering.

Progressie

Natuurlijk staat het iedereen vrij om te kiezen voor verslechtering of de status quo. Niet iedereen hoeft altijd te verbeteren. Maar als je een probleem hebt waar je last van hebt, of als je een doel hebt dat je wilt bereiken, of je wilt veranderen en ontwikkelen in de juiste richting, dan zoek je een verbetering. En het woord dat daarbij het meest precies is, is: progressie.
 

Maar je bent vrij…..

Je bent het meest overtuigend als je niet probeert te overtuigen. Zodra mensen namelijk het gevoel hebben dat iemand ze ergens van probeert te overtuigen, gaan ze zichzelf beschermen tegen de beïnvloeding. Het reactance effect heet dit (Brehm, 1966).
Maar wat gebeurt er als je je vrije keuze weer terug krijgt? Als je het gevoel krijgt dat je vrij bent om nee te zeggen? Zou je dan meer geneigd zijn om te voldoen aan een verzoek dat op je afkomt? Dat was de vraag die in vele onderzoeken onder de loep is genomen. De BYAF techniek stond in die onderzoeken central. But You Are Free.
Je wordt bijvoorbeeld gevraagd om een donatie te doen, en aan dat verzoek wordt toegevoegd “Maar u bent vrij om nee te zeggen”. Het blijkt dat de toevoeging van die zin een enorm effect heeft op je bereidheid aan het verzoek te voldoen. Door te benadrukken dat je een vrije keuze hebt, ben je tweemaal zo geneigd om te voldoen aan het verzoek.
In een meta analyse van alle onderzoeken stond de vraag centraal: werkt de BYAF techniek in alle situaties? Ook als degene die het verzoek doet niet fysiek aanwezig is (dus per email)?
Uit de meta analyse bleek dat de BYAF techniek in elke context werkt. Dus ook in een sales context, waar de potentiele koper zeer goed op de hoogte is van de doelen van de verkoper. Zowel als er een verzoek werd gedaan om bij te dragen aan een pro-sociaal doel als wanneer er een verzoek werd gedaan uit eigen belang, bleek de simpele toevoeging van een zin waaruit bleek dat degene vrij was om nee te zeggen, de kans te verdubbelen dat de persoon “ja” zei.
De BYAF techniek bleek niet zo goed te werken als degene die het verzoek doet niet fysiek aanwezig is. Het is niet helemaal duidelijk waarom dat zo is, maar als er een verzoek per email wordt gedaan waarbij de BYAF zin werd toegevoegd, dan bleek dat mensen niet zozeer meer bereid waren om aan het verzoek te voldoen.
De BYAF techniek past naadloos in de progressiegerichte aanpak. Met de interventies ondersteun je voortdurend de autonomie van de ander om zijn eigen keuzes te maken.
Lees hier het volledige artikel