De nuttigheidsvraag is voor het eerst door ons (Coert Visser en Gwenda Schlundt Bodien) beschreven in 2005. Een progressiegerichte interactie is doelgericht. Daarom wordt het nut van de interactie in het oog gehouden en wordt er bijgestuurd als dat nodig is. Dat sturen op nut kan aan het begin van het gesprek plaatsvinden, maar ook halverwege en bij de afronding.

Bij de start: onderwerp

De nuttigheidsvraag bij de start van een gesprek kan zich richten op het nut van het bespreken van bepaalde onderwerpen. Bijvoorbeeld zo:

  • Wat zou nuttig voor je zijn om te bespreken?
  • Welke gedachten heb je over hoe we deze tijd nuttig kunnen gebruiken?
  • Hoe kunnen we wat jou betreft de tijd zo goed mogelijk besteden?
  • Wat moet er aan de orde komen, wil dit een nuttig gesprek zijn?

Bij de start: gewenste opbrengst

De nuttigheidsvraag bij de start van een gesprek kan zich ook richten op wat het gesprek moet opleveren. Het ervaren nut achteraf dus. Dat kan bijvoorbeeld zo geformuleerd worden:

  • Waaraan zou je achteraf merken dat dit gesprek je iets heeft opgeleverd?
  • Waaraan zou je morgen merken dat dit gesprek nuttig voor je is geweest?
  • Stel dat dit gesprek je iets oplevert, wat gaat er dan beter?

Gedurende het gesprek

Ook tijdens het gesprek kan het belangrijk zijn te blijven sturen op nut. Bijvoorbeeld via dit soort vragen:

  • Is het nuttig om hier zo over te praten?
  • Zo ja, wat is er nuttig voor je?
  • Hoe kunnen we de resterende tijd zo nuttig mogelijk besteden?

Bij de afronding van het gesprek

En tenslotte kun je sturen op nut bij de afronding van het gesprek. Via dit soort formuleringen:

  • Was het nuttig om hier zo over te praten?
  • Zo ja, wat was nuttig?
  • Hoe is dat bruikbaar?

Nuttigheidsvraag

De nuttigheidsvragen zijn zowel in coachingsgesprekken als in teamoverleg als in progressiegesprekken bruikbaar, eigenlijk overal waar mensen graag een doelgericht gesprek willen voeren zijn de nuttigheidsvragen nuttig.