Twee progressiegerichte interventies die een sterke combinatie vormen zijn normaliseren en een positieve verwachting creëren. Als mensen een probleem hebben, kunnen ze denken dat er iets mis is met hen. Ze hebben een probleem, maar daarnaast hebben ze een probleem met het feit dat ze een probleem hebben. Ze gaan zichzelf bijvoorbeeld zien als ziek of defect. Of ze gaan de context waarin ze functioneren ervaren als ziek of defect. Er is iets mis met mij. Door zo naar de situatie of jezelf te kijken wordt het probleem zwaarder en krijg je er een tweede probleem bij. Naast het lastige probleem is het feit dat je het probleem hebt ook nog eens een teken van zwakte of ziekte.

Indirect normaliseren

Het bij-probleem kun je weghalen door te normaliseren. Normaliseren kan op twee manieren (O’Hanlon & Weiner-Davis, 1989). In de eerste plaats via indirecte normaliserende constateringen zoals ‘klinkt logisch’, of ‘natuurlijk’, of ‘klinkt bekend’, of ‘veel mensen lopen daar wel eens tegen aan’.

Direct normaliseren

Het kan ook via directe normaliserende constateringen, die reframend werken. Een directe normalisering die reframend werkt, maakt gebruik van de inhoud van wat de gesprekspartner net heeft gezegd en buigt het perspectief om van negatief naar positief. Dus van: ‘Ik ben slap, want ik heb dit probleem’, naar: ‘Ik ga er eigenlijk best goed mee om, met dit moeilijke probleem, dat veel mensen wel eens hebben.’ Een voorbeeld van een directe normaliserende constatering is deze: ‘Veel samengevoegde teams hebben een tijdje nodig om een goede balans te vinden. Logisch dat je er soms flink last van hebt en dat je aan het zoeken bent naar de juiste ingangen om goed samen te werken. Uit je voorbeeld van zonet klinkt het alsof jullie al behoorlijk eerlijk met elkaar communiceren… Hoe hebben jullie dat al voor elkaar gekregen?’ In deze formulering maak je gebruik van directe normaliserende constateringen en rond je af met een indirect compliment.

Drie functies

Normaliseren heeft drie functies:

  1. Het maakt het probleem van de gesprekspartner menselijk, en geen teken van pathologie. Daardoor ontstaat opluchting en kunnen mensen met minder zwaarte naar hun probleem kijken. Het probleem komt immers vaker voor.
  2. Het haalt het probleem van de veroordeling van jezelf weg. Door te normaliseren dat de persoon niet zwak is of slecht is, maar dat het normaal is dat hij zich ellendig voelt, kun je bereiken dat mensen hun aandacht gaan richten op het oplossen van hun probleem in plaats van op het veroordelen van zichzelf.
  3. Het laat je gesprekspartner weten dat je hem niet veroordeelt maar hem respecteert, wat de samenwerking tussen jullie ten goede komt.

Positieve verwachting creëren

Zonder hoop houdt alles op. Hoop wordt ook wel de verwaarloosde vierde gemeenschappelijke factor genoemd (O’Hara, 2013). Hoop is ‘de optimistische verwachting van een goede toekomst’. Zonder de overtuiging dat goede dingen en goede ervaringen ons ter beschikking zullen blijven staan, verliezen we hoop en worden we wanhopig. Dus een positieve verwachting dat het beter kan worden in de nabije toekomst is nodig om je te willen gaan inspannen je situatie te verbeteren.

Subtiel

Het is belangrijk is om de positieve verwachting op een terloopse, subtiele manier naar voren te brengen en niet op een overtuigende manier. (‘Ik weet zeker dat het zo meteen geweldig zal gaan, je kunt het gewoon, vertrouw daar maar op!’). Dit roept reactance op.  De overtuigende vorm van de positieve verwachting creëren nemen mensen niet serieus, ze worden er waarschijnlijk alleen nog maar onzekerder van (Kamins & Dweck, 1999). Dat blijkt bijvoorbeeld ook bij kinderen met een laag zelfvertrouwen.

Formuleringen

Formuleringen voor het creëren van een positieve verwachting zijn bijvoorbeeld:

  • Als het probleem zo meteen is opgelost, wat gaat er dan beter?
  • Wat is het eerste waaraan je zo meteen zal merken dat de dingen de goede kant op gaan?
  • Wat ik vaak zie is dat als leerlingen goed gaan werken, hun resultaten ook beter gaan worden en ze het vak steeds leuker gaan vinden

Normaliseren en een positieve verwachting creëren

Uit onderzoek van Wilson et al. (2002) bleek dat het attribueren van tegenvallende studieresultaten aan tijdelijke, externe factoren in combinatie met het creëren van de positieve verwachting dat de studieresultaten in het tweede half jaar zouden verbeteren, een positief effect had op het studiesucces van de betreffende eerstejaarsstudenten.