Search results for: doelen

Progressiefocus behouden

Wat kun je doen als je progressie wilt boeken in een niet-progressiegerichte context?Klik hier om meer te lezen

Waar geef je je geld aan uit?

Mensen in consumptiemaatschappijen rapporteren gelukkiger te zijn dan mensen in niet consumptiemaatschappijen. Maar het is niet het consumptie-aspect dat dit veroorzaakt. Onder consumeren wordt verstaan het kopen, bezitten en gebruiken van commercieel geproduceerde goederen en diensten die niet nodig zijn voor het vervullen van onze basisbehoeften.
Hoe komt het dan wel dat mensen in consumptiemaatschappijen rapporteren gelukkiger te zijn? Consumptiemaatschappijen blijken hoge kwaliteit van onderwijs te hebben, een hoge levensverwachting, grotere politieke, religieuze en artistieke vrijheid, meer keuze in entertainment, voedsel en recreatie en meer diensten en producten voor fysieke gemakken. Welke aspecten hiervan daadwerkelijk bijdragen aan welbevinden en welke niet is nog volop in onderzoek.
De relatie tussen geld en geluk is complex. Uit het onderzoek naar welbevinden en materialisme blijkt dat voor mensen die niet arm zijn, het nastreven van een hoger inkomen als doel op zich niet leidt tot meer welbevinden. Je inkomen verhogen als doel op zich is een extrinsiek doel en het najagen van extrinsieke doelen hangt samen met minder welbevinden in plaats van meer. In welvarende landen waar de inkomensongelijkheid niet groot is, is het welbevinden van mensen hoger dan in landen waar een grote inkomensongelijkheid is en er armoede heerst.
Als je geld hebt, waar kun je het dan het beste aan uitgeven om je welbevinden langdurig te vergroten? Geld uitgeven blijkt de meeste langdurige voldoening te geven wanneer het besteed wordt aan:
• Liefdadigheid
• Dingen die helpen om sociale relaties te onderhouden
• Ervaringen in plaats van producten, wanneer het doel is om een levenservaring op te doen
• Sparen

Vanuit welke overtuigingen werkt progressiegerichte feedback?

In dit artikel schreef ik over progressiegerichte feedback. Als je je feedback progressiegericht wilt formuleren zit daar een technische kant aan: hoe formuleer ik mijn feedback zodanig dat de ontvanger het begrijpt en de relatie goed blijft tussen ons? Naast die technische kant zijn de overtuigingen waarvanuit je je feedback formuleert doorslaggevend voor hoe je feedback overkomt. Hier zijn zes overtuigingen die ten grondslag liggen aan progressiegerichte feedback.
1. Autonome motivatie om te verbeteren is effectiever dan gecontroleerde motivatie om te verbeteren. Mensen hebben drie universele psychologische basisbehoeften: de behoefte aan autonomie, competentie en verbondenheid. Het vervullen van deze drie basisbehoeften stimuleert de autonome motivatie van mensen om te verbeteren. Als mensen een gevoel van volledige bereidheid ervaren om bepaald gedrag te laten zien, neemt hun eigen welbevinden toe en neemt de kwaliteit van hun gedrag toe.
2. Geloven dat mensen kunnen verbeteren en het hebben van een positieve verwachting dat mensen zullen verbeteren is de beste manier om hoop en optimisme te induceren, bij jezelf en de ander. Dit werkt als een self fulfilling prophecy, waardoor de kans op daadwerkelijke verbetering toeneemt (groeimindset).
3. Zelfgevonden eigen oplossingen werken het best voor mensen omdat deze oplossingen zijn gebaseerd op hun eigen ervaringen, hebben bewezen te werken in het verleden van de betreffende persoon en zijn toegespitst op de specifieke situatie van de persoon, waardoor mensen gemotiveerd zijn om deze oplossingen opnieuw te gebruiken.
4. Mensen zijn geneigd te geven wat ze krijgen. Het communiceren van positieve doelen werkt uitnodigend voor mensen, omdat ze zich dan niet hoeven te verdedigen tegen beschuldigingen en negativiteit. Positief geformuleerde doelen uitnodigen tot een constructieve reactie en samenwerking terwijl negatieve formuleringen een defensieve of offensieve en negatieve respons oproepen (reciprociteit).
5. Feedback is effectief als het is afgestemd op de ontvanger. Progressiegerichte feedback is feedback die is afgestemd op de ervaring en de motivatie van de ontvanger. Als de ander nog weinig ervaring heeft, dan heeft die behoefte aan uitleg. Effectieve feedback richt zich dan op de aanpak van de taak, op wat de persoon daarin al goed doet en hoe de persoon zich verder kan verbeteren (instructie). Als de ander wat meer ervaring heeft, dan heeft die behoefte aan feedback waarmee hij verbanden leert zien en geactiveerd wordt om zelf met oplossingen te komen. Als de ander weinig motivatie heeft om te verbeteren is uitleg over de verwachtingen en het belang van de verbetering aan de orde (de rationale).
6. De reactie van de ontvanger is bepalend. Uiteindelijk is het de feedbackontvanger die bepaalt of de feedback tot verbetering bij hem leidt. Effectieve reacties op feedback zijn: het verzamelen van meer informatie, de inspanning ter verbetering verhogen, foutdetectievaardigheden ontwikkelen en slimmere strategieën bedenken om de taak te doen. Niet effectieve reacties op feedback zijn: de taak/situatie gaan ontwijken, de fout extern attribueren of de feedback negeren en terzijde schuiven.

De uitwerking: drie progressiegerichte principes

Hier kon je twee emails vinden die van elkaar verschillen ten aanzien van drie progressiegerichte principes. De drie principes zijn:
Principe 1. van – naar +
Progressiegericht communiceren is positief en doelgericht. Negatieve formuleringen worden eerst omgebogen in positieve doelen, voordat er wordt gecommuniceerd. De reden daarvan is dat positief geformuleerde doelen uitnodigen tot een constructieve reactie en samenwerking terwijl negatieve formuleringen een defensieve of offensieve en negatieve respons oproepen. 
Principe 2. van persoonsgericht naar gedrag in een situatie
De progressiegerichte aanpak focust op gedrag in een context/een situatie en niet op persoonlijkheidskenmerken (negatief noch positief). De reden daarvan is dat focus op gewenst gedrag in een bepaalde situatie een groeimindset oproept bij jezelf en de ander. Een groeimindset is de overtuiging dat iedereen, ongeacht waar die nu staat, kan verbeteren en dat daarvoor inspanning nodig is. Een focus op (positieve of negatieve) persoonskenmerken roept een statische mindset bij jezelf en de ander op. Een statische mindset is de overtuiging dat iemand nu eenmaal is wie die is en dat dat onveranderbaar is. Een groeimindsetcultuur leidt tot betere prestaties, betere samenwerking en meer werkplezier. 
Principe 3. van stellend naar vragend
Progressiegericht communiceren maakt gebruik van positieve, uitnodigende en doelgerichte vragen. Vragen werken activerend. Vragen in de goede richting leiden tot gedrag in de goede richting. Stellingen roepen een oordelende reactie op bij de ander: ben ik het hiermee eens of oneens. Stellingen kunnen ook een afweerreactie oproepen: als mensen het gevoel hebben dat iemand ze ergens van probeert te overtuigen, dan gaan ze zichzelf beschermen en staan ze minder open voor de boodschap in plaats van meer (het reactance effect).

Goed leven

Een “life well lived” volgens de zelf determinatie theorie is een leven dat gekenmerkt wordt door:

  1. Autonome zelfregulatie: je doet dingen die je interessant vindt en/of die je waardevol vindt en tijdens het uitvoeren van die dingen ervaar je volledige bereidwilligheid om ze te doen. Autonome zelfregulatie is een sleutel voor het volledig functioneren van mensen en het welbevinden van organismen in hun context. Autonome zelfregulatie hangt samen met doorzettingsvermogen, betere prestaties en grotere psychologisch, fysiek en sociaal welbevinden. Daarom stelt de zelfdeterminatie theorie dat een goed leven leven gekenmerkt wordt door autonome zelfregulatie.
  2. Het nastreven en verwerven van intrinsieke aspiraties: je stelt jezelf intrinsieke doelen, die bijdragen aan persoonlijke groei, intieme relaties, fysieke gezondheid en het bijdragen aan de samenleving. Intrinsieke aspiraties nastreven en verwerven vergroot het welbevinden van mensen omdat de universele psychologische basisbehoeften worden vervuld door het nastreven en verwerven van deze aspiraties. Dit hangt samen met psychologische, fysieke en sociale gezondheid van mensen. Daarom stelt de zelf determinatie theorie dat een goed leven leven gekenmerkt wordt door het nastreven en verwerven van autonome aspiraties.
  3. Mindful besef van de huidige ervaring: je bent je op een relaxte en oordeelloze wijze bewust van je ervaring op een bepaald moment. Mindfulness stimuleert de autonomie en het welbevinden, het aannemen van intrinsieke aspiraties en het bijdragen aan verantwoordelijk gedrag ten aanzien van de ecologie. Het stimuleert ook constructieve reacties in conflictsituaties met je romantische partner en in situaties waarin er stress is of zelfs sprake is van doodsdreiging. Daarom stelt de zelfdeterminatie theorie dat een goed leven leven gekenmerkt wordt door mindful besef van de huidige ervaring.

Bij een goed leven is er sprake van harmonie tussen denken, gevoelens en acties.
Hier zijn vijf vragen die ik een tijdje geleden opschreef en waarmee je kunt reflecteren op je levenskeuzes.

Als docent zelf autonoom gemotiveerd zijn

Een paar weken geleden zei een directeur van een middelbare school tijdens een NOAM-kennismakingsworkshop:”Dus je eigen motivatie als docent heeft een groot effect op hoe het in de klas gaat?”
Dat klopt. Hoe werkt dat? Mensen kunnen kiezen om docent te worden om verschillende redenen. Die redenen kunnen extrinsiek zijn: een hoge status, een veilige baan, een goed salaris, druk van familie of vanuit zichzelf om voor dit beroep te kiezen. Die redenen kunnen ook intrinsiek zijn: ik hou ervan om jonge mensen te helpen in hun ontwikkeling, ik heb veel plezier in doceren, ik wil graag bijdragen aan een goed ontwikkelde volgende generatie. De ene soort reden resulteert in een extrinsieke motivatie, de andere soort reden in een autonome motivatie voor het vak van docent. Het blijkt dat mensen die autonoom gemotiveerd zijn om docent te zijn zich beter aanpassen aan nieuwe omstandigheden, beter leren, beter presteren, meer voldoening hebben in hun werk en een effectievere lesstijl hebben dan docenten die extrinsiek gemotiveerd zijn voor hun vak. Daarnaast bereiden autonoom gemotiveerde docenten hun lessen beter voor, geven ze betere instructies, blijven ze langer in het vak, ontwikkelen ze zichzelf professioneel beter, staan ze meer open voor nieuwe instructiemodellen en om zelf getraind te worden en rapporteren ze meer plezier te hebben in het docentschap. De kwaliteit van hun lesgeven is ook hoger dan bij docenten die extrinsiek gemotiveerd zijn (Reeve & Su, 2014).
Naast de redenen om voor het vak te kiezen is ook de druk die de docent in zijn werk ervaart belangrijk voor de kwaliteit van zijn eigen motivatie. De docent kan ervaren dat hij onder druk wordt gezet van boven (ouders, leidinggevenden), van binnenuit (zichzelf) of van onderaf (de leerlingen). Druk van leidinggevenden is bijvoorbeeld de verplichting om te voldoen aan regels en procedures die worden opgelegd. Druk van ouders is bijvoorbeeld hoe de interactie met ouders verloopt: agressief en onderdrukkend of constructief. Druk van binnenuit is de druk die de docent zichzelf oplegt: is hij autonoom gemotiveerd voor het docentschap of voelt hij een inwendige druk en verplichting? Druk van onderaf is hoe de docent de leerlingen ervaart: zijn ze gemotiveerd en betrokken of niet? Als de docent ervaart dat de leidinggevende hem aanmoedigt om intrinsieke doelen na te streven, betekenis te geven aan zijn werk en uitdaging te vinden in zijn werk, dan heeft dit een positief effect op zijn autonome motivatie. Als de docent ervaart dat de interactie met ouders constructief verloopt heeft dit ook een positief effect op zijn autonome motivatie. Als de docent ervaart dat zijn leerlingen betrokken zijn en willen leren heeft dit ook een positief effect op zijn autonome motivatie.
Als de docent onder druk staat gebruikt hij ook meer onderdrukkende lesmethoden naar zijn leerlingen toe. Als de docent autonoom gemotiveerd is gebruikt hij ook meer autonomie ondersteunende lesmethoden naar zijn leerlingen toe. In dit stukje beschrijf ik de kenmerken en voordelen van een automie-ondersteunende stijl van lesgeven.
De eigen motivatie van de docent heeft dus inderdaad een groot effect op hoe het in de klas gaat én op hoe het met de docent zelf gaat in zijn werk.

Best possible selves oefening en levensvreugde

sonjaIn 2006 publiceerden Kennon Sheldon en Sonja Lyubomirsky een onderzoek naar de effecten van de best possible selves oefening op langere termijn levensvreugde. Deze oefening hangt inderdaad samen met gelukkig zijn, niet op het moment zelf maar op langere termijn. Daarvoor is het nodig dat je de oefening ook regelmatig blijft doen. zo gaat de oefening:
Denk aan de beste versie van jezelf in de toekomst, als alles zo goed is gegaan als het mogelijkerwijze kon gaan. Je hebt hard gewerkt en je hebt je levensdoelen bereikt. Zie het als het realiseren van je levensdromen en van het realiseren van je eigen beste potentie. Je identificeert je beste manier waarop de dingen in je leven uit kunnen pakken, om je te begeleiden in het maken van je huidige beslissingen te nemen. Misschien heb je nog niet eerder aan jezelf op deze manier gedacht, maar onderzoek wijst uit dat deze manier van denken een sterk positief effect kan hebben op je stemming en je levensvreugde. Dus denk aan jezelf op deze manier de komende weken.
Deze oefening is gebaseerd op het werk van King (2001) en het blijkt een veelbelovende oefening te zijn om je levensvreugde positief te beïnvloeden.
Het onderzoeksartikel vind je hier

De kwaliteit van passie

In dit stukje schreef ik over het verschil tussen harmonieuze en obsessieve passie. De hoeveelheid passie is hetzelfde, maar de kwaliteit van de passie is anders. Hoe is de kwaliteit van harmonieuze passie en obsessieve passie anders? Beide vormen van passie zijn verschillend ten aanzien van de cognitieve processen, het welbevinden, de interpersoonlijke relaties en de prestaties die worden bereikt.
Passie en cognitieve processen
Mensen met een harmonieuze passie voor de activiteit gaan helemaal in de activiteit op, ervaren flow, zijn geconcentreerd, hebben hun volle aandacht bij wat ze doen. Harmonieuze passie faciliteert adaptieve cognitieve processen. Mensen met een obsessieve passie voor de activiteit hebben hun aandacht niet alleen bij de activiteit, maar ook bij externe elementen. Zoals bij hun prestaties, de resultaten van wat ze doen, hoe ze overkomen op zichzelf en anderen. Obsessieve passie gaat gepaard met bezig zijn met je ego, wat afleidt van de activiteit zelf. Dat resulteert in minder betrokkenheid, concentratie, flow. Mensen met harmonieuze passie voor de activiteit ervaren flow en zijn open om te leren van hun ervaringen. Mensen met een obsessieve passie voor de activiteit zijn tegelijkertijd gericht op hun zelfwaardering en de beoordeling van anderen en ervaren minder flow en worden sneller defensief.
Passie en welbevinden
Vallerand stelt dat passie samenhangt met welbevinden. Hoe werkt dat? Allereerst levert de passie de persoon de wil op om regelmatig bezig te zijn met de activiteit. Als de persoon harmonieuze passie heeft voor de activiteit, gaat de tijd die hij besteedt aan die activiteit gepaard met positieve emoties en voldoening. De broaden-and-build theorie van Fredrickson stelt dat positieve emoties op regelmatige basis leiden tot psychologisch welbevinden. Omdat de persoon regelmatig bezig wil zijn met de activiteit die hem positieve emoties en voldoening opleveren, heeft dit een langere termijn effect. Niet alleen tijdens het uitvoeren van de activiteit ervaart de persoon positieve effecten, deze positieve effecten stralen uit naar andere delen van zijn leven en beïnvloeden zijn welbevinden in het algemeen in positieve zin. Harmonieuze passie beschermt mensen tegen psychologische ziektebeelden, zoals angst en depressie. Het omgekeerde gaat ook op: obsessieve passie hangt positief samen met angst, burnout en depressie. Obsessieve passie weerhoudt de persoon er namelijk van positieve emoties en voldoening te ervaren terwijl de persoon bezig is met de activiteit. Dit geldt zowel voor passie voor werk als voor passie voor niet werkgerelateerde activiteiten. Obsessieve passie hangt negatief samen met welbevinden.
Passie en interpersoonlijke relaties
Harmonieuze passie gaat gepaard met positieve emoties, voldoening en welbevinden. Mensen met positieve emoties, voldoening en welbevinden bouwen betere relaties op met de mensen om hen heen, omdat ze open zijn voor hun omgeving. Ze glimlachen meer naar anderen, delen positieve ervaringen met anderen, zijn verbonden met en open naar anderen. Harmonieuze passie voor het werk leidt tot betere relaties met collega’s. Obsessieve passie heeft niet dit positieve effect op interpersoonlijke relaties. Doordat mensen met obsessieve passie negatieve emoties ervaren, heeft obsessieve passie geen positief effect op de kwaliteit van de relatie met anderen. Een coach of leidinggevende die samenwerkt met een medewerker, waarbij beiden een harmonieuze passie hebben voor het werk, hebben een betere werkrelatie dan wanneer zij beiden een obsessieve passie voor het werk hebben. Er zijn ook indicaties dat een obsessieve passie voor werk de relatie met anderen buiten het werk negatief beïnvloedt. Dit is nog onvoldoende onderzocht om precies te kunnen zeggen hoe dit werkt.
Passie en prestaties
Harmonieuze passie voor de activiteit hangt positief samen met goede prestaties. Hoe beïnvloedt passie de prestaties? Voor de korte termijn prestaties geldt dat de positieve emoties en flow die gepaard gaat met harmonieuze passie samenhangt met volledig opgaan in die activiteit. Volledig opgaan in de activiteit hangt samen met goede prestaties. Obsessieve passie hangt niet positief samen met goede korte termijn prestaties. Voor de lange termijn prestaties geldt dat de factor die daarvoor bepalend is, deliberate practice is. Dat is het gedurende langere tijd gericht verbeteren van je aanpak van specifieke onderdelen van de activiteit. Het blijkt dat zowel harmonieuze passie als obsessieve passie positief samenhangen met goede prestaties op de langere termijn. Mensen met een harmonieuze passie kiezen over het algemeen voor mastery goals (het beter willen worden in de activiteit), terwijl mensen met een obsessieve passie vaker kiezen voor vermijdingsdoelen (niet slechter willen presteren dan anderen). Daardoor gaan de goede lange termijn prestaties bij harmonieuze passie vaak gepaard met welbevinden en geluk, terwijl de goede lange termijn prestaties bij obsessieve passie vaak niet gepaard gaat met welbevinden en geluk. Er lijken dus twee paden te zijn naar goede prestaties op lange termijn: het harmonieuze pad en het obsessieve pad. Het harmonieuze pad leidt tot goed presteren op korte termijn en lange termijn, waarbij men zich gelukkig voelt. Het obsessieve pad gaat gepaard met goed presteren op lange termijn, maar niet op korte termijn, waarbij men zich niet gelukkig voelt of ongelukkig voelt. De goede lange termijn prestaties bij obsessieve passie heeft waarschijnlijk iets te maken met het niet opgeven bij tegenslag en het vertonen van doorzettingsvermogen. Het gaat bij de relatie tussen passie en prestaties om samenhang tussen beide constructen en niet om causale verbanden. Voor een causaal verband tussen passie en prestatie is tot op heden bewijs in twee studies gevonden en dat is onvoldoende om te kunnen spreken van een wetenschappelijk bewijs voor een causaal verband.
Bron: Vallerand, R.J., Houlfort, N., Forest, J. Passion for work, determinants and outcomes in the Oxford Handbook of work-engagement, motivation and self determination

Autonoom functioneren op het werk

richard ryanIn dit stukje schreef ik iets over de onafhankelijkheidsparadox. Dat is ook relevant voor autonoom functioneren op het werk. Autonoom functioneren op het werk is niet hetzelfde als alles alleen en onafhankelijk van anderen willen doen. Klik hier om meer te lezen

De afhankelijkheidsparadox

Autonoom functioneren is in de zelfdeterminatie theorie niet hetzelfde als onafhankelijk en alleen functioneren. Autonoom functioneren betekent dat je dingen doet vanuit eigen vrije wil en dat je helemaal staat achter wat je doet. Je kunt er bijvoorbeeld helemaal achter staan dat je hulp en ondersteuning vraagt aan een collega of vriend. Je bent dan autonoom gemotiveerd en functioneert autonoom.
Als mensen veilig zijn gehecht, dan hebben ze vertrouwen dat belangrijke anderen er voor hen zullen zijn wanneer ze hen nodig hebben. De belangrijke ander is er voor de persoon, geeft aandacht en is ondersteunend als de persoon gestrest is en begrijpt de behoefte van de persoon om te exploreren, te groeien, persoonlijke doelen na te streven en autonoom te functioneren. Onveilige hechting kan zich op twee manieren uiten. Een vermijdende manier en een angstige manier.
Ronen en Mikulincer (2014) beschrijven de relatie tussen autonoom functioneren en een vermijdende stijl of angstige stijl van verbondenheid. De vermijdende verbondenheidsstijl uit zich in zoveel mogelijk onafhankelijk en zonder support van anderen willen functioneren. De angstige stijl uit zich in voortdurend bevestiging zoeken van anderen in de hoop dat je die bevestiging steeds weer krijgt. Als de bevestiging niet komt reageren mensen die angstig zijn gehecht heftig en ervaren ze het als afwijzing.
De persoon die een vermijdende verbondenheidsstijl heeft ontwikkeld functioneert voor de buitenwereld als heel autonoom persoon. Hij heeft genoeg aan zichzelf en functioneert onafhankelijk en zelfstandig en vraagt niet om hulp. Deze manier van autonoom functioneren is echter niet hetzelfde als autonoom functioneren vanuit volledige vrije wil. Er is namelijk sprake van een interne druk en spanning waardoor de persoon onafhankelijk wil functioneren. Daarmee komt die manier van zelfstandig en onafhankelijk functioneren eigenlijk voort uit een gecontroleerde motivatie (inwendige druk) en niet uit autonome motivatie.
De onafhankelijkheidsparadox is dan ook dat onafhankelijkheid het makkelijkst te realiseren valt, niet ten koste van intieme relaties, maar juist tegen de achtergrond van veilige relaties waar mensen voelen dat ze kunnen vertrouwen op belangrijke anderen en hulp krijgen wanneer ze die nodig hebben.