Het beter-dan-gemiddeld-effect
Het beter-dan-gemiddeld-effect is de neiging van mensen om hun eigen capaciteiten, kenmerken en persoonlijkheidstrekjes te zien als superieur aan die van de gemiddelde persoon in zijn referentiegroep (peer). Strickhouser et al voerden een meta-analyse uit om te zien of dit effect inderdaad consistent gevonden wordt in studies.
Meta-analyse
In de meta-analyse van Strickhouser et al (2019) werden drie dingen onderzocht.
- Hoe robuust is het beter-dan-gemiddeld-effect?
- In welke mate wordt het beter-dan-gemiddeld-effect beinvloedt door demografische variabelen en de manieren waarop het wordt gemeten?
- In welke mate is het beter-dan-gemiddeld-effect gerelateerd aan psychologisch welbevinden?
Beter-dan-gemiddeld-effect
De neiging om je eigen huidige capaciteiten, kenmerken en persoonlijkheidstrekjes als beter in te schatten dan die van je peers is een manifestatie van de zelf-evaluatie-bias. Het is een ander fenomeen dan de optimisme bias, die zegt dat de meeste mensen geloven dat de kans groter is dan er meer positieve dingen zullen gebeuren in hun leven in vergelijking tot anderen, dan negatieve. Het verschil tussen de optimisme bias en het beter-dan-gemiddeld-effect is dat het BDGE niet over de toekomst gaat, maar over de huidige positie ten opzichte van anderen.
Dunning-Kruger
Het BDGE heeft raakvlakken met het Dunning-Kruger-effect. Het Dunning-Kruger-effect verwijst naar het fenomeen dat mensen hun eigen positie in een ranking overschatten, vooral wanneer ze juist laag scoren. Zie ook hier. Het verschil tussen het BDGE en Dunning-Kruger-effect is dat dit laatste effect gaat over hoe mensen zichzelf beoordelen versus hoe mensen objectief scoren, gaat het BDGE over zelfbeoordeling op kenmerken, persoonlijkheid en capaciteiten in vergelijking tot een gemiddelde andere persoon.
Motivationeel mechanisme
Er ligt een motivationeel mechanisme ten grondslag aan het BDGE. Mensen willen zichzelf graag beter zien dan de gemiddelde andere. BDGE is dan ook sterker voor positieve karaktereigenschappen. De meeste mensen kennen zichzelf positievere karaktereigenschappen toe dan de gemiddelde andere persoon heeft. De meeste mensen kennen zichzelf ook minder negatieve karaktereigenschappen toe dan de gemiddelde andere persoon heeft.
Cognitieve mechanismen
Er ligt ook een cognitief mechanisme ten grondslag aan het BDGE en dat is egocentrisme. Mensen hebben veel meer informatie over zichzelf ter beschikking dan over iemand anders. Met die grotere hoeveelheid informatie hebben ze de neiging om hun eigen eigenschappen meer gewicht toe te kennen dan de eigenschappen van iemand anders. Ze baseren het oordeel over zichzelf op meer en rijkere informatie dan het oordeel over iemand anders.
Resultaten
Uit de meta-analyse bleek dat het BDGE inderdaad robuust is. Het BDGE treedt significant vaker op wanneer het gaat om karaktereigenschappen dan wanneer het gaat om capaciteiten. Er werd geen verschil gevonden in BDGE tussen Europees-Amerikaanse mensen en Oost-Aziatische en mensen met andere culturele achtergronden. Europees-Amerikaanse mensen hadden een groter BDGE wanneer het ging om individualistische karaktereigenschappen, maar beide groepen hadden dezelfde BGDE wanneer het ging om collectivistische karaktereigenschappen. Er werd geen verschil gevonden tussen mannen en vrouwen, beiden hadden dezelfde neiging om zichzelf te zien als beter dan gemiddeld. De tendens om jezelf te zien als beter dan gemiddeld heeft trouwens een positief effect op je eigenwaarde en geluksniveau.
Het beter-dan-gemiddeld-effect
Het beter-dan-gemiddeld-effect is trouwens niet persé iets wat gecorrigeerd zou moeten worden. De tendens om jezelf te zien als beter dan gemiddeld heeft namelijk een positief effect op je eigenwaarde en geluksniveau.