Dialoog: jij bent weer goed in andere dingen. Stel je bent mentor op een middelbare school en je bent in gesprek met een docent over de leerlingen in zijn klas. Jullie hebben het over hoe jullie de leerlingen kunnen ondersteunen in de dingen die ze lastig vinden. De docent vertelt je dat hij die leerlingen een beetje probeert te troosten, door te zeggen: ‘Het geeft niet dat je niet goed bent in het mijn vak, jij hebt weer aanleg voor andere dingen.’ Je vindt dit geen goede invalshoek van de docent en je wilt het niet onweersproken laten. Je ziet het als een kans om zijn overtuigingen ten positieve te beïnvloeden.

Afschrijvend

Een niet-effectieve manier van overtuigen is wanneer je de ander afschrijft. Je laat dan merken dat je de ander als persoon verwerpelijk vindt vanwege zijn overtuigingen. Je valt hem  persoonlijk aan en frustreert zijn psychologische basisbehoeften aan autonomie, competentie en verbondenheid. Het nadelige effecten van een dergelijke manier van overtuigen kan zijn dat de ander zijn oren sluit, jou als persoon verdacht maakt en afschrijft en de interactie met jou verder uit de weg zal gaan zonder dat hij zijn mening bijstelt.

Wanneer je afschrijvend in gesprek gaat zeg je bijvoorbeeld: ‘Zo zeg, heb jij even een statische mindset. Weet je wel wat voor schade je daarmee aanricht bij die kinderen. Je zult maar zo’n docent hebben. Met zo’n houding word je nooit een goede docent.’

Vechtend

Een tweede niet-effectieve manier van overtuigen is wanneer je met de ander gaat vechten en probeert te winnen ten koste van de ander. Je slaat hem dan om de oren met inhoudelijke argumenten en reageert honend op zijn tegenargumenten. Je frustreert dan opnieuw zijn psychologische basisbehoeften aan autonomie, competentie en verbondenheid. Het nadelige effect van een dergelijke manier van overtuigen is weerstandsstrategieën oproept. Het kan bijvoorbeeld reactance oproepen bij de ander, en het zou goed kunnen zijn dat hij juist precies het tegenovergestelde gaat doen van waar jij voor pleit.

Wanneer je vechtend in gesprek gaat zeg je bijvoorbeeld: ‘Wat slecht om dat te zeggen tegen die kinderen. Dergelijke troostende feedback leidt tot een statische mindset bij die kinderen en zo worden ze nooit beter in wat ze moeilijk vinden. Massa’s onderzoeken laten zien dat een statische mindset juist samengaat met stress en je minder goed voelen op school. Je helpt die kinderen met je opmerkingen van de regen in de drup.’

Validerend

De derde niet-effectieve manier van overtuigen is wanneer je validerend in gesprek gaat door mee te gaan praten met de ander ten koste van de inhoud waarvan je zelf overtuigd bent. In een poging om de verbondenheid met de ander te behouden en zijn behoefte aan competentie en autonomie te vervullen ben je dan niet duidelijk over je eigen inhoudelijke standpunten en richt je je op het bevestigen van de ander als persoon. Het nadelige effect van een dergelijke manier van overtuigen is dat je de kans misloopt om de ander van mening te doen veranderen, omdat je niet eerlijk en duidelijk bent over waar je voor pleit. Het zou goed kunnen dat de ander zich na het gesprek er nauwelijks van bewust is dat jij een andere mening bent toegedaan en het met hem oneens bent.

Wanneer je validerend in gesprek gaat zeg je bijvoorbeeld: ‘Wat ben je toch een empathische docent. Je hebt echt hart voor je leerlingen. Hoe reageren ze erop als je ze op die manier troost met een laag cijfer? Heb je wel een beetje het idee dat het wel echt werkt?‘

Progressiegericht overtuigen

Een progressiegerichte aanpak van het gesprek klinkt zo:

Docent: Ik steek de leerlingen die worstelen een hart onder de riem door ze een beetje te troosten: ‘Het geeft niet dat je niet goed bent in dat mijn vak, jij hebt vast weer aanleg voor andere dingen.’

Jij: Ah, dat zeg je vast met een bepaalde bedoeling, wat zijn je gedachten erbij om dat zo te zeggen?

Docent: Het haalt de druk er wat van af voor ze, een beetje ontspanning. Ze leren dan accepteren dat ze nu eenmaal niet overal talent voor hebben, en dat dat oké is. School is vaak zo prestatie-georiënteerd, er ligt zoveel druk op die kinderen om overal maar de hoogste cijfers in te halen, ik vind het gewoon zielig als ze weer een laag cijfer hebben gehaald op een toets.

Jij: Ik begrijp het, je wilt de druk er voor ze afhalen zodat ze zich een  beetje kunnen ontspannen…Dat doel om de prestatiedruk er wat van af te halen spreekt me zeker aan, het is moeilijk om te leren als je bang bent en je je onder druk voelt staan. Mag ik iets vertellen over wat ik heb begrepen dat het effect kan zijn van troostende feedback?

Docent: Eh…oké?

Jij: Troostende feedback kan onbedoelde negatieve effecten hebben op worstelende kinderen. Hoewel de feedback bedoelt is om het kind zich wat te laten ontspannen, pikt het kind de boodschap op dat de ander lage verwachtingen van hem heeft. Hij kan niet beter worden, want hij is gewoon niet goed in het vak en zijn talenten liggen ergens anders. Dat heeft tot gevolg dat hij zich minder en minder effectief gaat inspannen voor het betreffende vak. Daardoor wordt hij natuurlijk niet beter en dat bevestigt hem dan weer in de overtuiging dat het vak niets voor hem is, dat hij het niet kan leren. Zo ontwikkelt het kind een statische mindset omtrent dat vak en omtrent zijn eigen capaciteit om ergens beter in te worden. Heb je misschien al eens iets gehoord over de relatie tussen mindset en leren en presteren?

Docent: Ik heb die term wel eens langs zien komen, weer zo’n Amerikaanse hype die wel weer over zal waaien denk ik.

Jij: Ah ja, je hebt die term wel eens langs zien komen, oorspronkelijk inderdaad een Amerikaanse onderzoekster, maar de laatste decennia is het mindset onderzoek in allerlei verschillende culturen uitgevoerd. Vind je het goed als ik iets vertel over de hoofdconclusies uit het onderzoek naar mindset?

Docent: Ja, vertel maar, ik ben benieuwd of ik nog iets nieuws hoor.

Jij: Uit het onderzoek blijkt dat mensen verschillende overtuigingen kunnen hebben over hun capaciteiten en talenten. Wanneer ze meer in een statische mindset zitten geloven ze dat hun capaciteiten en talenten vaststaande eigenschappen zijn, die ze niet kunnen veranderen. Een beetje zoals de kleur van hun ogen. Als ze meer in een groeimindset zitten geloven ze dan ze met gerichte en effectieve inspanning, ondersteuning en tijd beter kunnen worden in de dingen die ze nu nog niet goed afgaan. Het blijkt dat de mindset vooral een rol speelt wanneer mensen iets moeilijk vinden en tegenslag ervaren. Bijvoorbeeld als ze opeens moeilijker stof krijgen, of als ze van de lagere school naar de brugklas komen. Wanneer ze op die momenten tegen zichzelf zeggen dat hun worsteling een indicatie is van een gebrek aan talent zijn ze geneigd om minder inspanning te leveren en zitten ze met stress in de klas. Wanneer ze op die momenten geloven dat ze met gerichte inspanning en hulp beter kunnen worden gaan ze zich effectiever inspannen en zijn ze niet zo uit het veld geslagen wanneer ze worstelen met de stof. Nu is een groeimindset voor iedereen prettiger dan een statische mindset, omdat je met een groeimindset ontspannener bent tijdens het leren, maar het blijkt dat een groeimindset vooral belangrijk is voor worstelende leerlingen. Dus juist de leerlingen die de groeimindset het meest nodig hebben, zijn het meest geneigd om een statische mindset te ontwikkelen wanneer ze troostende feedback krijgen na een laag cijfer te hebben gehaald. Het stimuleren van een groeimindset is een effectievere manier om de druk van leerlingen eraf te halen dan het geven van troostende feedback. Zit daar iets interessants tussen voor je?

Docent: Klinkt mij allemaal wat utopisch in de oren eerlijk gezegd. We hebben toch allemaal zo onze beperkingen. Je moet geen valse verwachtingen wekken bij kinderen he, als het er niet in zit komt het er ook niet uit. Sommige kinderen hebben gewoon het niveau niet.

Jij: Ik kan me wel voorstellen dat je dit zegt. Valse verwachtingen wekken is ook zeker niet waar ik voor pleit. Mag ik eens vragen, heb je zelf wel eens iets geleerd waarvan mensen vroeger zeiden dat je het niet zou kunnen leren? Dat het niet bij je paste?

Docent: Eh…zeker wel! Vroeger zeiden mensen tegen mij dat ik niet goed was in voor groepen praten. Ik was introvert en moest een opleiding in de IT doen zodat ik meer solitair werk zou kunnen doen. Maar ik vond dat helemaal niet leuk, ik wilde juist les gaan geven!

Jij: Interessant zeg! Hoe heb je het voor elkaar gekregen om dat pad naar docentschap in te slaan?

Docent: Een goede vriendin heeft me daarbij geholpen. Zij zag het me wel doen, voor de klas staan. Ze had me gevraagd om de peetoom te zijn van haar kinderen omdat ik zo makkelijk contact leg met kinderen. Ik heb dan ook een heel goede band met die kinderen opgebouwd. En ik besloot om de lerarenopleiding te gaan doen. Het was niet altijd makkelijk, maar ik voelde me in de klas als een vis in het water. Heerlijk om die kinderen te zien opgroeien en ze iets bij te brengen.

Jij: Wat een interessante ontwikkeling! Ik heb ook een dergelijke ervaring, mij werd op vierjarige leeftijd vertelt dat ik niet kon rekenen. Ik ben dus altijd bang geweest voor rekenvakken en voor wiskunde. Tot mijn vriend met me wiskunde ging oefenen, omdat ik graag naar de universiteit wilde om psychologie te gaan studeren. En daarvoor moest ik een toelatingsexamen wiskunde en statistiek maken. Een hele zomer heeft hij me wiskunderaadseltjes voorgelegd en ik heb nog nooit zoveel geoefend als die zomer. Met een vijf haalde ik het VWO-niveau wiskunde, nadat ik er vanaf jongst af aan nooit meer iets aan had gedaan. In op de universiteit bleek dat ik statistiek het allerleukste vond van de hele psychologie-opleiding. Nou, dat had ik echt nooit geloofd als je me dat vroeger had verteld.

Docent: Jee, dat wist ik niet van jou. Het is toch wat he, dat we kinderen zo jong al in een bepaald hokje stoppen!

Jij: Ja, mee eens, we zouden ze beter hun interesses kunnen laten ontwikkelen en ze de tijd en ruimte kunnen geven om beter te worden in de dingen die ze initieel moeilijk vinden. Wie weet waar ze dan uitkomen. We hebben geen glazen bol.

Docent: Dat is waar. Je zet me wel aan het denken hoor. En zei je nou dat die onderzoeken naar mindset ook hebben gekeken naar dat soort troostende feedback die ik wel eens geef?

Jij: Ja, daar hebben ze inderdaad specifiek naar gekeken. Om een groeimindset te stimuleren bij kinderen werkt het beter om ze de boodschap te geven dat fouten maken en worstelen normaal is en dat iedereen, met gerichte en effectieve inspanning, beter kan worden in wat die nu moeilijk vindt. En weet je wat ook ontzettend goed werkt om bij je leerlingen een groeimindset te ontwikkelen?

Docent: Nou?

Jij: Door zelf, als docent, oprecht een groeimindset te hebben over elk van de leerlingen in je klas. Door oprecht te geloven dat elk van je leerlingen succesvol kan worden in je klas en de stof kan leren beheersen.

Docent: Interessant….

Jij: Wat vind je met name interessant?

Docent: Ik zou wel wat meer te weten willen komen over wat ik als docent kan doen om mijn eigen groeimindset te ontwikkelen…

Jij: Dat is een waardevolle invalshoek. Zal ik je eens wat informatie sturen over het ontwikkelen van je eigen groeimindset?

Docent: Graag!

Jij: Komt eraan. En als je er nog eens over door wilt praten weet je me te vinden.