De bron van ondersteuning
De bron van ondersteuning. In een meta-analyse van Slemp et al (2024) geven de onderzoekers antwoorden op vier vragen. In deze bijdrage een paar conclusies ten aanzien van de derde en vierde onderzoeksvraag: Vraag 3. Verklaren competentie- en verbondenheidsondersteunende interpersoonlijke gedragingen incrementele variantie in basisbehoeftevoldoening bovenop effecten van autonomieondersteuning? Vraag 4. In hoeverre zijn de voordelen van ondersteuning voor basisbehoeften additief over verschillende bronnen van ondersteuning? Specifiek, hoe vergelijken laterale bronnen van interpersoonlijke ondersteuning met de meer breed besproken verticale bronnen van ondersteuning?
Alle drie
Het blijkt dat behoefteondersteuning van alle drie de behoeften, en niet alleen van autonomieondersteuning, samenhangt met vervulling van de behoeften. Elk bron van ondersteuning draagt ongeveer evenveel bij aan vervulling van de behoefte, maar autonomieondersteuning en verbondenheidsondersteuning zijn de meest dominante voorspellers voor respectievelijk tevredenheid over autonomie en tevredenheid over verbondenheid.
De bron
De onderzoekers keken ook of de effecten van autonomie-, competentie- en verbondenheidsondersteunende gedragingen van laterale bronnen (bijv. leeftijdsgenoten, collega’s, broers en zussen) verschilden in grootte van die ontvangen van verticale bronnen (bijv. leraren, managers, ouders). Verticale bronnen van autonomieondersteuning gaven sterkere effecten dan laterale bronnen op competentietevredenheid en autonome motivatie, maar alle effecten waren sterk.
Twee bronnen
Twee bronnen van ondersteuning is beter dan slechts één bron van behoefteondersteuning. Dat wil zeggen, er wordt meer incrementele variantie verklaard in basispsychologische behoeften wanneer deelnemers zowel laterale als verticale vormen van autonomie-, competentie- en verbondenheidsondersteuning ontvingen, in vergelijking met slechts één.
Verbondenheid
Verticale verbondenheidsondersteuning verklaarde een verwaarloosbare incrementele variantie in tevredenheid over verbondenheid na controle voor laterale verbondenheidsondersteuning. Dus in dit geval lijkt laterale verbondenheidsondersteuning een groter voordeel te bieden en wanneer deze aanwezig is, heeft verticale verbondenheidsondersteuning weinig additief effect.
Competentie
Op dezelfde manier verklaarden laterale competentieondersteuning en laterale verbondenheidsondersteuning slechts kleine hoeveelheden incrementele variantie in tevredenheid over verbondenheid en tevredenheid over autonomie, respectievelijk, na controle voor verticale competentieondersteuning en verticale verbondenheidsondersteuning.
Conclusie
Het is dus wel degelijk verstandig om aandacht te hebben voor de bevrediging van alle drie de psychologische basisbehoeften, en niet alleen voor de ondersteuning van de behoefte aan autonomie. En deze conclusie geldt voor de kwaliteit van motivatie, welzijn en prestaties in een scala aan omgevingen en contexten. Ook geeft deze meta-analyse indicaties dat aandacht voor laterale behoefteondersteuning verstandig is. Veel interventies zijn gericht op verticale ondersteuning, maar laterale ondersteuning laat interessante positieve effecten zien. Leeftijdgenoten, teamleden en collega’s kunnen dus een belangrijke complementaire rol spelen bij het faciliteren van behoefteondersteunende omgevingen.