Search results for: fouten

Drie groeimindset interventies

Een groeimindset is de overtuiging dat iedereen kan verbeteren, ongeacht waar die persoon nu staat en dat inspanning normaal en noodzakelijk is om daadwerkelijk te verbeteren. Met een groeimindset bereiken mensen meer dan met een fixed mindset, werken ze beter samen, zetten ze meer door en hebben ze meer plezier in wat ze doen. Drie groeimindset interventies zijn:

  1. Stel dat je kind thuiskomt met een goed cijfer. Wat zeg je om een groeimindset te stimuleren? Je roept een fixed mindset op als je zegt:”Jij bent echt een beta-talentje!” Een groeimindset kun je stimuleren door te zeggen:”Goed gewerkt!” Deze interventie trekt de aandacht naar de inspanning en de interesse van je kind.
  2. Stel je bent leidinggevende en een medewerker in je team heeft een behoorlijk ernstige fout gemaakt. Hoe stimuleer je een groeimindset bij de medewerker (en jezelf) terwijl je tegelijkertijd waarborgt dat deze fout niet nog een keer wordt gemaakt? Je roept een fixed mindset op, bij jezelf en de medewerker wanneer je zegt:”Ik denk dat dit project een beetje te hoog gegrepen is voor jou, jij bent niet geschikt voor deze verantwoordelijke taak”. Je roept een groeimindset op, bij jezelf en de medewerker, wanneer je zegt:”Het is belangrijk dat deze fout goed wordt hersteld en dat dit soort fouten in de toekomst voorkomen worden. Welke ideeën heb je over hoe je de fout kunt herstellen en hoe je dit soort situaties in de toekomst beter kunt aanpakken?”
  3. Stel je bent een nieuwe collega aan het inwerken, die aan het einde van zijn eerste week allerlei onhandige dingen doet en wanhopig probeert de grote hoeveelheid nieuwe informatie te verwerken. Je kunt een groeimindset stimuleren door te normaliseren en een positieve verwachting te creëren. Bijvoorbeeld:”Weet je, iedere nieuwe collega heeft aan het einde van zo’n eerste week een vol hoofd, de ervaring leert dat binnen een maand al veel dingen op hun plek zijn gevallen”.

Vraag 2. Waar ben ik nieuwsgierig naar het komende jaar?

Deze tweede vraag kijkt vooruit naar wat je interesseert en wat je belangrijk vindt voor 2014. Wat zijn jouw antwoorden op dit soort vragen? Wat boeit je, wat interesseert je en waar zou je je verder in willen verdiepen in 2014? Waar ben je nieuwsgierig naar om meer van te leren of te weten te komen? Wat is betekenisvol voor je, wat vind je belangrijke thema’s?
Progressiegericht leven betekent dat je onderzoekt wat je interesse heeft, dat je experimenteert en leert en dingen uitprobeert. Dat het maken van fouten en het leveren van inspanning inherent is aan en normaal is als je vooruit wilt komen. Als mensen bezig zijn met wat ze interesseert en boeit, zijn ze gemotiveerd om ermee aan de slag te blijven en door te zetten. En daardoor boeken ze progressie.
De andere twee vragen zijn hier te vinden:
Vraag 1. wat heeft me het afgelopen jaar voldoening gegeven?
Vraag 3. Wat doet me vermoeden dat 2014 een goed jaar zal worden?

Over je eigen schaduw heenstappen

Over je eigen schaduw heenstappen. Kritiek krijgen is aversief voor mensen, het roept automatisch een defensieve reactie op als je kritiek krijgt. Mensen die kritiek krijgen ervaren het over het algemeen als pijnlijk, persoonlijk, te langdurig en onnodig. In plaats van kritiek hebben mensen behoefte aan informatie die ze helpt om te weten hoe succes eruit ziet en wat ze kunnen doen om te komen van waar ze nu staan in de richting van dat succes. Maar, kritiek zal blijven komen. Mensen denken vaak dat hun kritiek belangrijk is om te geven en ze zullen het blijven doen.

Klik hier om meer te lezen

7 gedachten over effectieve feedback

1. Het is belangrijker om te focussen op hoe de feedback wordt ontvangen dan op hoe de feedback wordt gegeven.
2. Feedback wordt krachtig als het criteria geeft hoe succes m.b.t. leerdoelen bereikt kan worden zodat dit transparant wordt voor de student
3. Feedback wordt krachtig wanneer het de aandacht van de student trekt naar de taak en effectieve taakstrategieën en niet naar het zelf/de persoon van de student
4. Feedback moet gericht zijn op of net iets boven het niveau dat de student nu heeft
5. Feedback moet de student uitdagen om inspanning te leveren om uitdagende doelen te gaan stellen voor zichzelf
6. De leeromgeving moet openheid bieden voor het maken van fouten en correctieve informatieverschaffing, wil feedback effectief zijn
7. Het testen van de kennis van studenten geeft goede informatie aan de trainer hoe effectief zijn manier van lesgeven is. Moet de trainer iets beter uitleggen? De les anders aanpakken? Testresultaten zeggen iets over de effectiviteit van de trainer.
Bron: Visible learning and the science of how we work, Hattie & Yates

Progressiegericht opvoeden

“Ik volg jullie nieuwsbrieven al een tijdje”, zei iemand tijdens een training vorige week: “..en speciaal de stukjes over kinderen lees ik graag.” Vanuit welke aannames werkt progressiegericht opvoeden eigenlijk? Zonder uitputtend te willen zijn, hierbij een paar kenmerken van progressiegericht opvoeden:

  • Autonomie ondersteunen: het kind de ruimte geven om autonome keuzes te maken die afgestemd zijn op waar hij zelf aangeeft aan toe te zijn.
  • Groeimindset stimuleren: het kind de boodschap meegeven dat hij, ongeacht waar hij nu staat, altijd kan verbeteren en dat inspanning normaal is als je beter wilt worden
  • Nieuwsgierigheid aanmoedigen: interesses die het kind heeft omarmen als boeiend en er vragen over stellen
  • Zelf blijven leren en verbeteren: een voorbeeld zijn van open staan voor feedback, willen verbeteren en geïnteresseerd blijven in nieuwe dingen, niet bang zijn om je fouten toe te geven
  • Emotie-regulatie verwachten: vriendelijk duidelijk maken dat je verwacht dat het kind zijn emoties steeds beter leert reguleren en er iets constructiefs mee leert doen
  • Verbondenheid tonen: laten merken dat het kind verbonden is met jou en voor het kind belangrijke anderen
  • Procescomplimenten geven: een compliment geven over wat het kind doet dat goed werkt
  • Vrolijkheid omarmen: positieve emoties ervaren met het kind, lachen, grapjes maken en optimisme uitstralen, laten merken dat je positieve verwachtingen hebt van (kleine) dagelijkse acties van het kind en van de langere termijn ontwikkeling van het kind

Wat doe je juist niet als je progressiegericht wilt opvoeden?

  • Het kind labellen en vergelijken met broers/zussen: jij bent onze bolleboos en je zusje is de creatieveling
  • Negatieve verwachting uiten: wat moet dat worden met jou…
  • Persoonsgerichte complimenten geven: jij bent heel intelligent, jij komt er wel
  • Het kind vastleggen in je verwachting: jij gaat later natuurlijk mijn opvolger worden…
  • Nieuwsgierigheid afremmen: zelf alle antwoorden hebben en geven, het kind ongevraagd hulp aanbieden
  • Autonomie-ondermijning: keuzes maken voor het kind, autoritair zijn, straffen en belonen
  • Verbondenheid conditioneel maken: alleen liefde tonen als het kind zich gedraagt zoals jij dat wilt
  • Zelf stil staan: alles al weten en geen interesse meer hebben om je beelden bij te stellen

Tien tips om een groeimindset bij jezelf te stimuleren

Gelukkig is het goed mogelijk om je mindset te veranderen. Als je een statische mindset bij jezelf herkent op een bepaald gebied en je wilt graag een groeimindset adopteren, dan is dat relatief snel mogelijk. Tien tips om een groeimindset bij jezelf te stimuleren zijn deze:

Klik hier om meer te lezen

Het begint met hoe je je doel formuleert

Carol Dweck en Elaine Elliott onderscheiden twee soorten doelen: prestatiedoelen en leerdoelen. Een prestatiedoel draait erom een positieve beoordeling te krijgen van je competenties en negatieve beoordelingen te vermijden. Een leerdoel draait erom ergens beter in te worden. Het mooiste is het natuurlijk als je leerdoelen en prestatiedoelen beide kunt weten te bereiken. Dus dat je investeert in leren en daarmee ook een goed resultaat weet te bereiken.
Naast de leerdoelen en prestatiedoelen worden streefdoelen en vermijddoelen onderscheiden (Stephanie Payne). Een streefdoel is eenvoudig gezegd een doel om iets positiefs te bereiken, een vermijddoel is een doel om iets negatiefs te vermijden. Regelmatig is het zo dat iets nieuws leren niet direct gepaard gaat met het bereiken van goede resultaten. En dan is de vraag: welk doel kies je?
Het blijkt dat mensen die in een situatie zitten waarin een prestatiedoel wordt geactiveerd (deze test is bedoeld om te beoordelen hoe goed je bent of hoe slim), hulpeloos reageren op falen. Ze zijn geneigd het op te geven, hun slechte prestaties te wijten aan factoren buiten henzelf of zichzelf te labellen en te veroordelen. Als mensen diezelfde test voorgelegd krijgen in de context van een leerdoel (deze test is bedoeld om te kijken wat wij als docenten al goed hebben kunnen uitleggen aan de studenten en wat wij nog moeten verbeteren in onze uitleg), dan blijkt dat mensen heel anders reageren op een slecht resultaat. Ze hebben een “mastery response”,  oftewel een meesterschapsrespons.  Een dergelijke respons kenmerkt zich door willen leren van fouten, fouten zien als een indicatie dat er een andere leerstrategie moet worden gezocht of dat men meer inspanning moet leveren en door wil zetten.
Uit Dweck’s onderzoek bleek dat als mensen leerdoelen hebben het niet uitmaakt of ze van zichzelf denken dat ze een lage capaciteit of een hoge capaciteit hebben ten aanzien van wat ze aan het leren zijn. Dus of ze nu denken dat ze ergens al goed in zijn of juist niet zo goed, ze laten zich niet uit het veld slaan door fouten, zetten door, blijven het leren leuk vinden, blijven nieuwe moeilijke uitdagingen zoeken. Maar mensen die een prestatiedoel hebben en van zichzelf denken dat ze niet zo goed zijn in de betreffende vaardigheid geven het snel op na falen, zien het falen als een bewijs van hun lage capaciteit en vertonen hulpeloze reacties. Mensen die een prestatiedoel hebben en van zichzelf denken dat ze goed zijn in de betreffende vaardigheid zetten juist wel door, net als de mensen die een leerdoel hebben.
Je kunt jezelf dus beter leerstreefdoelen stellen dan vermijddoelen of prestatiedoelen. Want door streefleerdoelen te stellen worden je prestaties beter en ben je minder snel uit het veld geslagen bij tegenslag.
 
Tenslotte bleek ook dat mensen met leerdoelen creatiever waren in het oplossen van nieuwe problemen dan mensen met prestatiedoelen, terwijl ze op dezelfde manier les hadden gehad en dezelfde test voorgelegd kregen. Mensen met leerdoelen staan open voor feedback, ervaren positievere emoties omdat ze het leren leuker vinden en worden creatiever en slimmer in het oplossen van problemen die relatief nieuw zijn. (7,8)

De progressiegerichte mindset: nog drie overtuigingen

In aanvulling op de vorige post, zijn hier nog 3 overtuigingen die kenmerkend zijn voor de progressiegerichte mindset:
Overtuiging 4. Ik focus me liever op beter worden dan op goed zijn
De volgende overtuiging die kenmerkend is voor een progressiegerichte mindset is dat het veel relevanter is om je te richten op beter worden dan op goed zijn. Je gaat ervan uit dat een gerichtheid op beter worden drie voordelen met zich meebrengt. Ten eerste leidt een gerichtheid op beter worden ertoe dat je daadwerkelijk beter wordt, terwijl een gerichtheid op goed zijn je defensief en faalangstig maakt. Ten tweede ga je ervan uit dat een gerichtheid op beter worden het leren veel leuker maakt, terwijl een gerichtheid op goed zijn spanningen met zich meebrengt als je dan eens een keer faalt. Ten derde ga je ervan uit dat je een veel plezieriger mens bent om mee samen te werken als je je richt op beter worden in plaats van op goed zijn. Want als je je richt op beter worden sta je open voor feedback, ben je bereid om kennis en ervaringen te delen met anderen en is het succes van anderen geen bedreiging voor je. Zo wordt de samenwerking met anderen een stuk effectiever.
Overtuiging 5. Ongeacht waar ik nu sta, ik kan altijd beter worden
 Deze overtuiging sluit nauw aan bij de vorige. Je focust je liever op beter worden en je gaat er ook vanuit dat je beter kunt worden. Iemand met een progressiegerichte mindset gaat ervan uit dat verbetering altijd mogelijk is, hoe oud je ook bent en hoe lastig de situatie waarin je zit ook is. De kunst is om te zien waarin je progressie kunt boeken en hoe je progressie kunt boeken. Soms zit de potentiële progressie in het veranderen van je situatie, soms zit de potentiële progressie in de manier waarop je met je situatie omgaat. Mensen met een progressiegerichte mindset blijven zoeken naar manieren om progressie te bereiken. Ook als ze van alle kanten te horen krijgen dat ze met een geestelijke of lichamelijke beperking maar moeten leren leven.
Overtuiging 6. Om verbetering te kunnen bereiken moet ik mij inspannen
Verbetering komt je niet aanwaaien. Heel vaak moet je je flink inspannen wil je echt ergens beter in worden. Dat is de overtuiging die kenmerkend is voor de progressiegerichte mindset. Inspanning en oefening is geen teken van een gebrek aan talent, maar normaal en noodzakelijk om goede resultaten te kunnen bereiken. Het gaat daarbij niet om simpelweg doen wat je altijd al deed, maar juist om heel bewust oefenen wat je nog moeilijk vindt. Mensen met een progressiegerichte mindset zijn dan ook niet bang om fouten te maken. Fouten zijn een prima aanleiding om te gaan focussen op hoe het beter kan. Om vervolgens net zo lang te oefenen tot het ook echt beter gaat.
 
 
 

Vijf zelfreflectie-vragen

Mijn innerlijke dialoog is in de loop van de afgelopen 15 jaar sterk veranderd. Vijftien jaar geleden kenmerkte mijn innerlijke dialoog zich door dit soort vragen: wie ben ik, wat zijn mijn karakterfouten, wat voor type persoonlijkheid ben ik, waarom loop ik steeds tegen dezelfde dingen aan, wat zegt dat over mij en over mijn jeugd, wat is mijn droombaan…. Toen vond ik het logisch om over dat soort onderwerpen na te denken, hoewel het nadenken me niet veel (goeds) opleverde en me ook niet vooruit hielp. Nu is de innerlijke dialoog meer en meer vervangen door actief bezig zijn, en als ik nadenk dan merk ik dat de innerlijke dialoog rondom heel andere vragen draait. Hier zijn vijf vragen waarvan ik telkens weer merk dat ze vooruit helpen:

  1. Waar richt je je aandacht op? Kies zorgvuldig waar je je aandacht op richt, want dat wat je aandacht geeft is bepalend voor wat je waarneemt en welke informatie je versterkt. Waar we onze aandacht op richten stuurt ons gedrag, beïnvloedt onze omgeving en heeft consequenties voor wat er vervolgens gebeurt in ons leven. Kies daarom bewust waar je focus ligt, waar je aan wilt denken, waar je je tijd aan wilt besteden.
  2. Wat is belangrijk voor je?  Door je bewust te zijn van wat belangrijk voor je is, kun je kiezen waar je je aandacht op wilt richten. Wat is belangrijk en wat maakt dat zo belangrijk voor je?
  3. Kies je voor iets moeilijks? Als je ergens goed in bent geworden gaat het je steeds makkelijker af. Je hoeft steeds minder hard te werken voor een goed resultaat. Wat doe je als je dat moment hebt bereikt? Blijf je doen wat je nu makkelijk afgaat, of kies je ervoor jezelf moeilijke taken te blijven geven? Doen wat je gemakkelijk afgaat kan prettig zijn, want het kost je weinig energie en je krijgt een gevoel van competentie omdat je het zo goed kunt. Alleen doen wat je makkelijk afgaat kan saai worden, en kan zelfs maken dat je er minder goed in wordt omdat je alleen nog maar automatisch werkt. Jezelf steeds blijven uitdagen iets te leren wat je nu nog niet kunt houdt je alert. Blijven leren geeft voldoening.
  4. Neem je serieus waarin je gelooft? Het kan best lastig zijn om je gedrag in lijn te brengen met waar je in gelooft. En, omdat we allemaal mensen zijn, is het logisch dat het ons niet altijd lukt te doen waarin we geloven. Principieel doen waarin je gelooft vraagt soms moed. Het leven wordt tegelijkertijd eenvoudiger als je consequent probeert te doen waarin je gelooft.
  5. Hoe gedraag je je? Je kunt jezelf goed leren kennen door te kijken naar hoe je je gedraagt en hoe je je voelt als je je zo gedraagt. Hoe gedraag je je bij belangrijke anderen in je leven? Hoe voel je je dan? Als je je eigen gedrag analyseert kun je erachter komen wat belangrijk voor je is, en kun je je vervolggedrag bewuster kiezen.

 

Vertrouwen op je intuïtie: gevaarlijk of gewenst?

Vertrouw op je intuitie want je gevoel klopt!
Koers niet op je intuïtie, want de kans is groot dat je het mis hebt!
 
Twee stellingen die haaks op elkaar staan.

Mechanische of klinische voorspellingen

William M. Grove, David H. Zald, Boyd S. Lebow, Beth E. Snitz, and Chad Nelson deden een meta analyse waarbij ze onderzochten wat beter werkt klinische of mechanische voorspellingen.

Klinische oordelen zijn oordelen die worden gevormd door psychologen en dokters, waarbij de beoordelaar alle beschikbare informatie bestudeert en tot een oordeel komt op een informele en subjectieve manier. De logica van deze oordelen is niet 100% repliceerbaar.

Mechanische oordelen zijn oordelen die voortkomen uit statische analyses en algoritmes (computerprogramma’s). Deze oordelen zijn 100% repliceerbaar.

Meta-analyse

Uit hun meta analyse bleek dat mechanische oordelen vaak accurater zijn dan klinische oordelen. Dit gold voor beoordelingen op de volgende gebieden: medische gebied, geestelijke gezondheidszorg, persoonlijkheidsbeoordelingen, beoordelingen in educatie en in trainingssettings. Het geldt zowel voor medisch getrainde experts als voor psychologen en zowel voor onervaren als voor ervaren experts. Het bleek zelfs dat ervaren psychologen vaak niet betere voorspellingen doen dan onervaren psychologen.

Beoordelingsfouten

De verklaring ervoor lijkt te zijn dat mensen snel ten prooi vallen aan allerlei beoordelingsfouten. Daarnaast krijgen deze experts weinig accurate feedback over hoe goed hun voorspelling was, dus krijgen ze weinig kans om hun beoordelingsvermogen te verbeteren. Deze meta studie doet vermoeden dat je beter niet te snel op je intuïtie moet vertrouwen.

Kahneman en Klein

Wat zeggen de experts op het gebied van intuitie ervan? Daniel Kahneman en Gary Klein zijn twee experts op het gebied van intuïtie die het vaak hartgrondig met elkaar oneens zijn.

Waar Kahneman hamert op de fouten die mensen maken wanneer zij hun intuïtie volgen, wijst Klein op hoe accuraat de intuïtie van mensen vaak is.

Kahneman komt van de school “heuristics en biases”  oftewel de school die geïnteresseerd is hoe wij tot onze heuristieken komen en de school die erop wijst dat wij onze beslissingen vaak nemen op basis van “verkeerde aannames en vooroordelen”.

Klein komt van de school “Naturalistic Decision Making” oftewel de school die mensen aanmoedigt om in de besluitvorming te vertrouwen op de intuïtie van experts. 

Condities voor intuïtieve beslissingen

In 2009 hebben Kahneman en Klein een gezamenlijk artikel uitgebracht, getiteld “Conditions for Intuitive Expertise”. In dit artikel doen zij verslag over een jarenlange zoektocht naar een gemeenschappelijke visie op het vertrouwen op de intuïtie van experts.

Conclusies

Ze zijn tot de volgende gezamenlijke conclusies gekomen:

  1. Intuïtieve oordelen kunnen gebaseerd zijn op diepgaande kennis van een bepaald vakgebied, maar ze kunnen ook gebaseerd zijn op foutieve heuristieken en vooroordelen
  2. Vaardige beoordelaars zijn zich vaak niet bewust van de cues die hen tot een bepaald intuïtief oordeel brengen en individuen die geen expertise hebben op het betreffende gebied zijn nog minder in staat om te kunnen uitleggen waarom ze tot een bepaald intuïtief oordeel komen
  3. Echte experts weten het wanneer ze het niet zeker weten. Maar zij die geen expert zijn hebben geen idee dat zij het eigenlijk niet weten. Het subjectieve vertrouwen dat mensen hebben in hun eigen intuïtie is daarom geen goede graadmeter voor de validiteit van intuïtieve oordelen en beslissingen
  4. Om te kunnen bepalen of een intuïtief oordeel kan worden vertrouwd moet je informatie hebben over de situatie waarin het oordeel is gevormd en over of de beoordelaar de mogelijkheid heeft gehad om de wetmatigheden in die situatie te leren kennen.
  5. Situaties zijn hoog-valide wanneer er stabiele relaties zijn tussen objectief herkenbare cues en daarop volgende gebeurtenissen of tussen cues en de uitkomsten van bepaalde acties. De brandweer is een voorbeeld van een omgeving die redelijk hoog-valide is. Uitkomsten zijn daarentegen vrijwel onvoorspelbaar in 0-validiteitssituaties. Het voorspellen van politieke gebeurtenissen is daar een voorbeeld van, die zijn vrijwel niet te voorspellen.
  6. Validiteit en onzekerheid zijn twee verschillende dingen. Sommige omgevingen zijn zowel hoog-valide en als hoog-onzeker. Poker is een voorbeeld van een hoog-valide en tegelijkertijd heel onzekere situatie. Er bestaan “beste beslissingen” in dergelijke situaties en die kunnen het succes in grote mate bepalen.
  7. Een hoog-valide omgeving is nodig om vaardige intuïtie te kunnen ontwikkelen. in zo’n omgeving kunnen mensen gedurende langere tijd oefenen en krijgen ze duidelijke en snelle en ondubbelzinnige feedback over de kwaliteit van hun beslissingen. Als een omgeving objectieve cues verschaft en goede feedback verschaft, dan kunnen individuen zich ontwikkelen tot experts met de juiste intuïtie
  8. Hoewel expert-vaardigheden zich niet kunnen ontwikkelen in omgevingen die onvoorspelbaar zijn, hebben mensen soms oordelen en nemen ze soms beslissingen die succesvol zijn door toeval. Dan ontstaat snel de illusie dat men heel vaardig is en dat leidt tot overmoedigheid en te sterk vertrouwen op je intuïtie.
  9. Vaardigheden zijn vaak “gefractioneerd” dat wil zeggen dat de vaardigheid heel specifiek gericht is op een klein onderdeel van een heel vakgebied. Professionals die veel vaardigheid hebben op een bepaald gebiedje worden regelmatig gevraagd om een advies of beslissing te nemen op een net iets ander vlak. Doordat ze zoveel kennis en vaardigheid hebben op het ene deelgebied is het moeilijk voor henzelf en anderen om te onderkennen dat ze geen expert zijn op een gebied dat zo dicht bij hun expertisegebied ligt. Daardoor ontstaat vaak overmoedigheid in het vertrouwen op het intuïtieve oordeel van deze professionals.
  10. De zwakke regelmaat in laag-valide omgevingen leidt er soms toe dat algoritmes betere voorspellingen kunnen doen dan mensen. Deze algoritmes doen het beter dan mensen omdat de algoritmes consistenter zijn dan mensen. De verwachting is dat het vertrouwen op algoritmes in plaats van op menselijke intuïtie bij mensen snel op weerstand zal stuiten.

Skilled intuition

Kortom: als je echt een expert bent kun je vertrouwen op je intuïtie. Je skilled intuition is dan gegrond in een diepgaande kennis van het onderwerp waarover je een oordeel vormt.

Toch geen expert

Maar de kans is groot dat je denkt een expert te zijn, terwijl je het niet bent.  En de kans is groot dat je intuïtie niet is gebaseerd op diepgaande kennis, omdat de situatie waarin je je oordeel velt een onvoorspelbare situatie is.


Hmm, ik blijf toch maar voorzichtig in het vertrouwen op mijn intuïtie…