Genegenheid maakt de afstand kleiner

Ken je dat gevoel dat je iets wat ver weg is zo graag wilt, dat het lijkt alsof je het aan kunt raken?
Alter en Balcetis vroegen zich af of een aantrekkelijke plaats dichter bij voelt dan een onaantrekkelijke plaats, terwijl de afstand hetzelfde is. Ze vroegen zich ook af of het hebben van een levendig beeld van een plaats je de perceptie geeft dat die plaats dichterbij ligt, dan wanneer een levendig beeld ontbreekt. Hun hypothese was: omdat mensen selectief focussen op de aantrekkelijke aspecten van een locatie worden die locaties levendiger verbeeld, waardoor ze vervolgens als dichterbij worden ervaren dan locaties die onaantrekkelijker worden gevonden.
Ze formuleerden twee hypothesen. De positiviteits-nabijheids hypothese voorspelt dat hoe aantrekkelijker de locatie wordt gevonden, hoe dichterbij mensen denken dat die locatie is. De positiviteits-levendigheidshypothese voorspelt dat, wanneer er geen goede reden is om te focussen op iets negatiefs, mensen selectief focussen op de aantrekkelijke aspecten van een locatie, waardoor die locaties levendiger verbeeld worden dan de relatief onaantrekkelijke locaties.
In hun onderzoeken testten ze de positiviteits-nabijheidshypothese. Het resultaat was als verwacht: hoe enthousiaster de participanten waren over de locatie waar ze naar onderweg waren, des te nabijer ervoeren ze die locatie en hoe meer ze overschatten hoe ver ze al hadden gereisd om op die aantrekkelijke locatie te komen. Hoe minder aantrekkelijk de participanten de locatie waarnaar ze onderweg waren vonden, hoe verder weg ze inschatten dat die locatie nog was en hoe meer ze onderschatten hoe ver ze al gereisd hadden om op de onaantrekkelijke locatie te komen. Dus: als iets heel aantrekkelijk voor je is, schat je in dat het dichterbij is dan het daadwerkelijk is.
Ook testten ze de positiviteits-levendigheidshypothese. Het bleek dat levendigheid negatief gecorreleerd was met de perceptie van afstand. Dus hoe levendiger het beeld van een locatie, hoe dichterbij de locatie voelt. En mensen zijn geneigd om levendige beelden te creëren van iets dat ze aantrekkelijk vinden.
Dus, als je positief tegenover iets of iemand staat, heb je de neiging om een levendiger beeld van die persoon of dat object te creëren in je hoofd, waardoor je het gevoel krijgt dat het object of de persoon van je affectie dichterbij is dan die daadwerkelijk is.
Dit is interessant in combinatie met andere onderzoeken waaruit blijkt dat hoe dichterbij iets voelt, hoe meer we gemotiveerd en bereid zijn om iets te doen om het te bereiken. In de progressiegerichte aanpak creëren we een levendig beeld van de gewenste situatie en van het positieve gedrag van mensen in die gewenste situatie. Het effect is dat de gewenste situatie als heel dichtbij voelt en dat stimuleert om iets te gaan doen om de gewenste situatie te gaan bereiken.

Zie je wat je wilt zien?

Wisful thinking: je ziet wat je hoopt te zien. Zou dat niet alleen een uitdrukking zijn, maar ook letterlijk zo zijn? Balcetis en Dunning deden 5 onderzoeken naar de vraag of mensen daadwerkelijk zien wat ze willen zien. Oftewel, heeft de motivatie om iets te willen zien een effect op je onbewuste waarnemingsprocessen, waardoor je daadwerkelijk ziet wat je hoopt te zien? Dat is dus iets anders dan wel degelijk de werkelijkheid zien, maar bewust net doen alsof je een andere werkelijkheid ziet.
Dit zijn de resultaten van hun 5 onderzoeken:

  1. de motivationele staat waarin mensen verkeren bepaalt wat ze zien als ze worden geconfronteerd met ambigue beelden
  2. mensen nemen in een multi-interpretabel beeld dat wat ze graag willen zien eerder waar dan dat wat ze liever niet willen zien
  3. mensen kijken langer naar objecten die ze graag willen zien dan naar objecten die ze liever niet zien, ze zoeken actief met hun ogen naar beelden die ze graag willen zien
  4. mensen reageren sneller op woorden die iets aantrekkelijks voor ze vertegenwoordigen dan op woorden van objecten die ze liever niet hebben

De conclusie van de onderzoekers is: mensen zijn geneigd om te zien wat ze hopen te zien, in plaats van wat ze liever niet zien. Ze nemen ook de woorden van de dingen die ze graag willen zien eerder waar dan de woorden van de dingen die ze liever niet hebben. Dit is een onbewust proces, dus mensen geloven daadwerkelijk dat ze eerlijk zijn over wat ze zeggen te zien.
Ik vind dit onderzoek interessant omdat het me enerzijds bevestigt in mijn overtuiging dat het vaak zinloos is mensen te proberen te overtuigen dat ze de dingen fout zien. Ze zien het immers echt zo, met eigen ogen. Dat maakt het onderscheid tussen wat jij ziet en wat de ander ziet nog helderder, en het maakt het ook nog eenvoudiger om begrip te hebben voor de ander. Als je door de ogen van de ander naar de werkelijkheid zou kijken, met dezelfde motivaties, zou je waarschijnlijk hetzelfde zien.
Anderzijds vind ik het interessant omdat ik me afvraag hoe deze resultaten zich verhouden tot de negativity bias, waarbij het negatieve altijd meer impact heeft en meer aandacht krijgt dan het positieve. De onderzoekers verwijzen daar ook naar in hun discussie.