Normaliseren heeft drie functies:
1. het maakt het probleem van de gesprekspartner menselijk en geen teken van pathologie. Daardoor ontstaat opluchting en kunnen mensen met minder zwaarte naar hun probleem kijken. Het probleem komt immers vaker voor.
2. het haalt het probleem van de veroordeling van jezelf weg. Als mensen een probleem hebben kunnen ze daarnaast een probleem krijgen met het feit dat ze het probleem hebben (surplusprobleem). Ze gaan zichzelf zien als zwak of slap dat ze hun probleem zo moeilijk vinden en er zo’n last van hebben. Door te normaliseren dat de persoon niet zwak is of slecht is, maar dat het normaal is dat de persoon zich ellendig voelt, kunnen mensen hun aandacht gaan richten op het oplossen van hun probleem in plaats van op het veroordelen van zichzelf.
3. het laat je gesprekspartner weten dat je hem niet veroordeelt en hem respecteert, wat de samenwerking tussen jullie ten goede komt.
Normaliseren kan op twee manieren. Via indirecte normaliserende constateringen zoals “klinkt logisch” of “natuurlijk” of “klinkt bekend” of “veel mensen lopen daar wel eens tegen aan”. Bij deze vorm van normaliseren wordt de inhoud van wat de gesprekspartner net heeft gezegd niet benoemd, maar wordt zijn situatie in het geheel als menselijk en normaal gezien.
Het kan ook via directe normaliserende constateringen, die reframend werken. Een directe constatering die reframend werkt maakt gebruik van de inhoud van wat de gesprekspartner net heeft gezegd en buigt het perspectief om van negatief naar positief. Dus van “Ik ben slap, want ik heb zo’n last van mijn probleem” naar “Ik ga er eigenlijk best goed mee om, met dit moeilijke probleem dat veel mensen wel eens hebben”.
Een voorbeeld van een directe normaliserende constatering is deze: ”Veel samengestelde gezinnen hebben jaren nodig om een goede balans te vinden. Logisch dat je er soms flink last van hebt en dat je aan het zoeken bent naar de juiste ingangen met je stiefkinderen. Uit je voorbeeld van zonet klinkt het alsof jullie al behoorlijk eerlijk met elkaar communiceren… Hoe hebben jullie dat al voor elkaar gekregen?” In deze formulering maak je gebruik van directe normaliseer constateringen en rond je af met een indirect compliment.