Recent is het boek Emotional Development across the lifespan van Linda Camras uitgekomen. Dit boek begint met een samenvatting van diverse emotietheorieën en het wetenschappelijk bewijs voor die theorieën.

Vroege theorieën

Van de vroege theorieën over emoties is de James-Lange theorie de meest invloedrijke (1884). Deze theorie stelt dat emotie de perceptie van veranderingen in het lichaam is, met name veranderingen in het automatisch zenuwstelsel. Die veranderingen in het automatisch zenuwstelsel zijn een direct gevolg van de ervaringen, gedachten en herinneringen die emoties oproepen. De theorie is bekend om dit soort statements: als ik een beer zie, ren ik niet weg omdat ik bang ben, maar in plaats daarvan gaat het zo: ik zie een beer, ik ren weg en zo weet ik dat ik bang ben. Hoewel deze theorie invloedrijk is geweest, wordt die niet door het huidige wetenschappelijk onderzoek naar emoties onderschreven (zie ook hier).

Wat is een emotionele ervaring?

Een emotionele ervaring zoals het tegenkomen van een beer, bevat een aantal componenten. De persoon spert wellicht zijn ogen wijd open, rent weg met een hoge hartslag en voelt zich bang. Emotie-onderzoekers zijn het erover eens dat een emotionele ervaring gepaard gaat met deze componenten:

  1. de aanwezigheid van een externe (iemand zegt iets tegen je) of interne gebeurtenis (je hebt een herinnering)
  2. expressief gedrag (bijvoorbeeld gezichtsuitdrukkingen en vocalisaties)
  3. instrumentele acties (bijvoorbeeld wegrennen of vechten)
  4. neurobiologische reacties (veranderingen in het automatisch zenuwstelsel)
  5. subjectieve ervaringen (gevoelens)

Vier hoofdstromen

Momenteel zijn er vier hoofdstromen in de theorie over emoties te onderscheiden:

  1. basisemotie-theorieën: deze categorie theorieën stelt dat ieder mens aangeboren affect-programma’s bezit voor elke basisemotie (blijdschap, verbazing, angst, boosheid, verdriet en walging). Met elke basisemotie gaat een specifieke gezichtsuitdrukking, fysiologische respons, gedrag en subjectieve ervaring (gevoel) gepaard (Ekman).
  2. appraisal-theorieën: deze categorie theorieën werkt vanuit de assumptie dat emotionele reacties afhangen van de interpretatie van de persoon, in plaats van dan die afhangt van de gebeurtenis zelf. Een beer roept alleen angst op wanneer de persoon de situatie interpreteert als gevaarlijk. Scherer (2001) stelt dat mensen hun omgeving voortdurend beoordelen en interpreteren. Ze checken of de situatie nieuw of bekend is, relevant is voor het doel dat ze nastreven, prettig of onprettig is, onder eigen controle is of niet, eerlijk is of niet e.d. Afhankelijk van de interpretatie ontstaan specifieke fysiologische en expressieve reacties en acties. Dat kunnen emoties zijn (basisemoties of andere emoties), maar het kan ook andere mentale activiteit zijn.
  3. psychologische constructie-theorieën: deze categorie theorieën laat het idee dat emoties ontstaan door aangeboren emotie-programma’s in het brein radicaal los. In plaats daarvan worden emoties geconstrueerd door een emotie-label toe te kennen aan een fysiologische staat van ons lichaam en zo zijn emoties dus een cognitieve interpretatie (Schachter-Singer). Lisa Feldman-Barrett voegt het model van core-affect toe: zowel arousal (kalm, geagiteerd) als valence (positief, negatief) varieert in intensiteit en mensen ervaren steeds een combinatie van deze twee ervaringsdimensies. Haar theorie over geconstrueerde emoties is invloedrijk, zie hier voor meer informatie.
  4. sociale constructie-theorieën: deze categorie theorieën plaatst cultuur centraal. Sommige theorieën in deze categorie gaan er wel vanuit dat er universele basisemoties bestaan, andere gaan ervan uit dat de relatie tussen het beoordelen van een situatie en het ontstaan van een emotie op zichzelf geconstrueerd is en cultuur-afhankelijk is. Boosheid, bijvoorbeeld, gaat in Westerse culturen samen met het beschuldigen van anderen, terwijl in Japan boosheid samengaat met zelfverwijt. Hier meer over de theorie van Mesquita.

Waar is iedereen het over eens?

De meeste wetenschappers zijn het erover eens dat een emotie ontstaat door de interpretatie van de situatie door de persoon en dat aan een emotie een beoordelingsproces ten grondslag ligt.

Ook zijn de meeste emotie-wetenschappers het erover eens dat er geen emotie-programma’s in specifieke delen van ons brein aanwezig zijn. Daarmee wordt ook de notie losgelaten dat neurale-emotienetwerken in het brein gepaard gaan met specifieke universele emotie-componenten zoals gezichtsuitdrukkingen, acties en gevoelens.

Daarnaast zijn emotie-wetenschappers het erover eens dat niet alle emoties aanwezig zijn bij de geboorte en dat baby’s voorlopers van emoties ervaren (core-affect, zoals Lisa Feldman-Barrett stelt). Daarnaast zijn emotie-wetenschappers het erover eens dat emoties niet in een vacuüm plaatsvinden, maar ingebed zijn in sociale interacties, relaties tussen mensen en tussen de persoon en zijn omgeving. We kunnen ons afvragen of emoties te onderscheiden zijn van andere mentale activiteit, zoals percepties.

Wellicht is het concept ‘emoties’ wel uitsluitend een door mensen bedacht construct, evenals het onderscheid dat veel mensen maken tussen denken en voelen/ratio en gevoel. Zie ook hier.