doi: 10.21437/SpeechProsody.2024-93

C’est le ton qui fait la musique. Vrijders et al onderzochten hoe de toon waarop iets gezegd wordt ervaren door kleuters en volwassenen. Ze maakten daarbij onderscheid tussen een toon van autonomieondersteuning en een toon van controle. Hoe ervaren mensen een controlerende toon, hoe bereid zijn ze tot samenwerking en hoe dichtbij voelen ze zich dan bij de spreker? En wat is het verschil met een autonomieondersteunende toon?

 
Trainingen Progressiegericht Werken
 

De toon

De tonen verschillen van elkaar qua toonhoogte, scherpte, hardheid,  amplitude en volume. Een controlerende toon is luider, harder en scherper en gaat samen met verhoogde energie in hoge frequenties. De autonomieondersteunende toon is zachter, minder scherp en gaat samen met minder energie in hoge frequenties.

Dezelfde zinnen, verschillende prosodie

In het onderzoek spraken acteurs eerst 24 zinnen twee keer in. Eén keer met een autonomieondersteunende toon en één keer met een controlerende toon. De zinnen waren bijvoorbeeld “Ik vind het niet leuk dat je dat doet” en “Laat me je aan de regels herinneren”. Na elke zin werden de deelnemers gevraagd om te beoordelen hoe de spreker klonk (controlling, keuzebiedend), hoe verbonden ze zich met de spreker voelden en in hoeverre ze met de spreker wilden samenwerken. Ook werd ze gevraagd hoe verdrietig of boos ze zich voelden bij het luisteren naar de spreker.

Controlling toon

De zinnen die werden uitgesproken op een controlerende toon bleken bij de luisteraars een gevoel van druk op te roepen. Doordat ze zich meer onder druk gezet voelden, gaven ze aan minder geneigd te zijn om samen te werken met de spreker en zich meer van de spreker te distantiëren. Ze rapporteerden meer gevoelens van verdriet en boosheid dan wanneer dezelfde zin op een autonomieondersteunende toon werd uitgesproken. Uit eerder onderzoek bleek bijvoorbeeld dat strenge docenten onwillige leerlingen creëren.

Luid en hard

In de controlerende conditie werd luider gesproken en met meer hardheid en die aspecten van de prosodie riepen een gevoel van druk op bij de luisteraars. Dat gold niet zozeer voor de toonhoogte waarop de zinnen werden uitgesproken. De controlerende prosodie heeft een negatieve impact op samenwerking en nabijheid door een gevoel van druk op te roepen.

 
Trainingen Progressiegericht Werken
 

Autonomieondersteunende toon

De zinnen die werden uitgesproken op een autonomieondersteunende toon bleken bij de luisteraars meer een gevoel van verbondenheid op te roepen, meer bereidheid om samen te werken bij de spreker. Sprekers die autonomieondersteunend denken realiseren zich dat de luisteraar een autonoom individu is, die net als ieder ander de perceptie wil hebben dat zijn gedrag vrijwillig is. Autonomieondersteuning kenmerkt zich bijvoorbeeld door het bieden van keuzemogelijkheden, aansluiten bij het perspectief van de ander, het geven van een rationale voor verwachtingen en regels, het betrekken van anderen bij besluitvorming en vriendelijkheid.

Jong en oud

Uit de drie studies die de onderzoekers deden bleek dat deze effecten zowel te zien waren bij kleuters als bij volwassenen. Een en dezelfde zin kan dus een heel verschillende betekenis krijgen afhankelijk van de toon waarmee die zin wordt uitgesproken. Spreken in een controlerende toon, in vergelijking met een autonomie-ondersteunende toon, maakte in dit onderzoek dat luisteraars zich meer onder druk gezet voelen, minder geneigd zijn om samen te werken met de spreker en zich meer van de spreker distantiëren.

Snel opgepikt

De motiverende of demotiverende toon van een stem wordt snel opgepikt en onderscheiden door luisteraars van verschillende leeftijden. Deze bevindingen passen goed bij neurofysiologisch onderzoek dat aantoont dat volwassenen controlerende en autonomie-ondersteunende prosodie binnen 200 ms na het begin van de zin onderscheiden van een neutrale toon, zo stellen de onderzoekers. Ook blijkt dat een controlerende toon vooral vroeg wordt opgepikt en leidt tot meer aandacht en meer diepgaande verwerking, zo leggen de onderzoekers uit. Ik associeer dit met de negativiteitsbias, die ons alert maakt op negatieve informatie. Een harde, luide toon zou wel eens gevaar kunnen betekenen, dus valt deze toon ons snel op en besteden we er direct en uitgebreid aandacht aan.

Verdriet en boosheid?

De onderzoekers vroegen de luisteraars om aan te geven hoe verdrietig en boos ze zich voelden bij de verschillend uitgesproken zinnen. Ik vraag me af waarom men heeft gekozen voor deze twee stereotiepe emoties. Ik kan me voorstellen dat luisteraars bij de open vraag ‘Welke emotie ervaar je bij het luisteren naar deze zin?’ tot een grote variëteit aan emotielabels zouden zijn gekomen. Door de emoties waaruit de luisteraars moesten kiezen aan te reiken beïnvloeden de onderzoekers m.i. welke emotie de luisteraar construeerde. Daarnaast, omdat emoties geen universele essenties zijn maar cultuurafhankelijk zijn, vraag ik me af hoe cultuurgebonden dit onderdeel van het onderzoek is.

 
Trainingen Progressiegericht Werken