Category Archive: Gwenda Schlundt Bodien

Kan meer autonomie leiden tot meer stress?

72e7e54cfb58e78ab4_l_48c62Moeilijke of inspannende taken moeten doen waarbij je weinig controle ervaart over de uitvoering van de taak verhoogt de stress. Als je meer controle ervaart, dus meer autonomie ervaart ten aanzien van de uitvoering van de taak, werkt dat stressverlagend. Dat is een hypothese die in de onderzoeken naar stress onderzocht wordt. Het onderzoek van O’Donell et al (2015) duidt echter ergens anders op. De onderzoekers bekeken het effect van meer of minder autonomie bij het uitvoeren van een veeleisende en nieuwe cognitieve taak op zelf- gerapporteerde stress en feitelijke fysiologische symptomen van stress. In de ene conditie mochten de proefpersonen zelf beslissen wanneer ze pauze namen. In de andere conditie werd hen verteld wanneer ze pauze mochten nemen. Het bleek dat de autonomieconditie niet leidde tot minder stress, maar juist tot meer stress. De onderzoekers opperen dat als iemand een nieuwe taak probeert te leren, meer autonomie drukverhogend werkt omdat de persoon dan ook nog aandacht moet besteden aan een perifere beslissing zoals pauze nemen. Dat zou in plaats van stressverlagend, stressverhogend kunnen werken. Dit is natuurlijk maar 1 onderzoek, dus het gaat te ver om te stellen dat bij het leren van nieuwe taken het beter is om de autonomie zoveel mogelijk in te perken. Maar dit onderzoek wijst wel in die richting.

Hoe verander je je eigen statische mindset?

DEF Ontwikkel je mindset“Je kunt er eigenlijk niet tegen zijn…tegen een groeimindset”…zei laatst iemand tegen me:”Want het biedt zoveel voordelen voor jezelf en de mensen om je heen als je een groeimindset hebt..maar ja, hoe doe je het? Hoe verander je je statische mindset naar een groeimindset? Hoe maak je het van een concept dat je goed in de oren klinkt tot iets dat je zelf echt toepast?”
Ik ben benieuwd hoe jullie, lezers van onze nieuwsbrief, daarover denken. En vooral wat je doet om je eigen groeimindset te stimuleren. Zou je me eens willen mailen met je ervaringen (gwendaschlundtbodien@kpnmail.nl)? Hoe lukt het jou om een groeimindset bij jezelf te stimuleren?
Voor mij geldt dat ik gestopt ben met een aantal dingen en een aantal andere dingen ben gaan doen. Beide zijn wat mij betreft even belangrijk.
Een paar voorbeelden van waar ik mee ben gestopt….
• …met praten en denken in termen van “jij bent…” of “ik ben…”. Want na de puntjes komt een beschrijving van de persoonlijkheid, intelligentie, sterktes, zwaktes, capaciteiten of sekse. Dat soort beschrijvingen roept een statische mindset op.
• ….met persoonsgerichte feedback en persoonsgerichte complimenten te geven. Want dat soort feedback en complimenten roept een statische mindset op.
• ….met me bezig te houden of te verdiepen in allerlei labellende theorieën, zoals leerstijltheorieën, persoonlijkheidstheorieën en diagnose-instrumenten. Ooit, toen ik de groeimindset al een tijdje kende, heb ik me laten verleiden een MBTI-test in te vullen. Ik ervoer direct het schadelijke effect ervan: ik keek naar mezelf en anderen door de bril van een typologie, luisterde met die typologie in mijn hoofd en riep daarmee een statische mindset op bij mezelf en de ander.
• ….met niet meer instemmend te reageren op statische mindset uitspraken van anderen, zowel in coachingssituaties als in trainingssituaties als in privé-situaties.
• ….met mezelf te veroordelen voor fouten.
• …met te denken dat ik alleen dingen moet aanpakken waar ik aanleg voor heb of al goed in ben. Te denken in termen van “wat bij me past”.
Een paar voorbeelden van wat ik ben gaan doen….
• ….is steeds een beginnersniveau op te zoeken in een nieuwe vaardigheid, op een nieuw kennisterrein of in een nieuwe omgeving. Het meest recente voorbeeld is dat ik op mijn 48ste pianoles ben gaan nemen en nu al een zeer simpel liedje weet te spelen met twee handen. De reden om steeds weer een beginnersniveau op te zoeken is dat ik zo telkens weer merk hoe oefening en inspanning nodig is om beter te worden.
• …is fouten ervaren als aanleiding om verder te komen. Na een aantal jaren vrij intensief met de groeimindset bezig te zijn geweest gaat dat nu automatisch. Ik kan zelfs fouten in plaats van als aversief ervaren als prettige aanleiding om te leren. Als een fout echt oncomfortabel voelt focus ik op wat er niet effectief was in mijn gedrag of aanpak en bedenk ik manieren om dat te verbeteren. Zo krijgt persoonsgerichte negatieve labelling geen kans.
• …is soms hartelijk lachen om statische mindset gedachten of uitingen van mezelf en er de spot een beetje mee drijven.
• …is mijn kinderen (die nu al volwassen zijn), gaan opvoeden met de wetenschap dat ze altijd progressie kunnen boeken, dat er een link is tussen inspanning en resultaat, dat een focus op het proces van leren belangrijker is dan een focus op presteren. En ik heb ze leren herkennen wanneer ze statische mindset feedback kregen op school en in hun omgeving.
• …is kennis over de groeimindset blijven verwerven en ook delen met mensen die interesse hebben.
• …is in plaats van alleen maar vragen te stellen ook actief een ander perspectief aan te reiken in gesprekken door statische mindset uitspraken tegen te spreken en er een groeimindset perspectief tegenover te stellen.
Wat doe jij?

Oefen en intervisie sessies progressiegericht werken

Wil je je progressiegerichte vaardigheden blijven ontwikkelen? Doe dan mee aan onze oefen- en intervisiesessies progressiegericht werken. In een dagdeel krijg je gelegenheid om met elkaar te oefenen, op microniveau interventies te oefenen met de trainers Gwenda Schlundt Bodien en Coert Visser en met elkaar casuïstiek te bespreken volgens de progressiegerichte intervisietechniek.
Je kunt je inschrijven per sessie en voor het aantal sessies dat je wenst. Hier kun je de data vinden en je inschrijven.

Hoe reageer je op grof taalgebruik?

Een progressiegerichte interactie kun je herkennen doordat altijd eerst erkenning wordt gegeven voor het perspectief van de ander voordat er een vraag wordt gesteld. Dus eerst erkennen, dan activeren. De reden daarvan is dat mensen zich openen wanneer ze merken dat ze worden begrepen en de ander zijn best doet om ze te begrijpen. Wanneer mensen dat merken, kunnen ze zich openstellen voor wat de ander naar voren brengt. Als de ander dan met een goede vraag komt, gaan de gedachten van mensen op zoek naar het antwoord daarop. Zonder erkenning zijn mensen geneigd zichzelf te herhalen. Dus als je merkt dat je gesprekspartner zich herhaalt, kun je dat als signaal zien dat je niet genoeg erkenning hebt gegeven voor het perspectief van je gesprekspartner.
Aansluiten en erkennen is daarmee een basisinterventie in elk progressiegericht gesprek, waarmee je laat blijken de perceptie van de ander te hebben gehoord, deze te respecteren en serieus te nemen. Kern hierbij is dat je meent wat je zegt. Je staat als het ware even helemaal in de werkelijkheid van je gesprekspartner en je accepteert zijn perspectief zonder voorbehoud. Geef jij volop erkenning, dan heeft de ander onweerstaanbaar de neiging om open te staan voor jouw vervolginterventie.
Maar wat als de cliënt grof taalgebruik hanteert? Dat vragen professionals die met kinderen of met (verbaal agressieve) klanten werken zich soms af. Een leerling zegt bijvoorbeeld:”Die docent is gewoon een klootzak en hij heeft de pik op mij!” of een cliënt zegt:”Jullie zijn gore leugenaars…bedriegers! Niemand helpt mij hier! Jullie sturen me van het kastje naar de muur!”
Neem je die sleutelwoorden dan mee in je samenvatting? Hier volgen een paar mogelijke antwoorden:
Erkennen en negeren van de grove woorden
Als je het gebruik van deze woorden niet wilt aanmoedigen en ook niet een te grote plek wilt geven in het gesprek, kun je deze woorden negeren en niet meenemen in je samenvatting. Je erkent dan wel het perspectief en brengt geen oordeel in het gesprek. Tegen de leerling zeg je bijvoorbeeld:”Dat klinkt als een hele vervelende situatie voor je” en tegen de cliënt:”Dat zegt u vast niet zomaar….vertel eens?”
Reframen
Je kunt ook reframen, dat wil zeggen dat je samenvat en in je samenvatting net even constructievere woorden gebruikt dan je gesprekspartner deed. Tegen de leerling zeg je dan bijvoorbeeld:”…ah, dus je zou liever willen dat je docent aardiger tegen je deed?” en tegen de cliënt zeg je bijvoorbeeld:”…ah, begrijp ik het goed dat u liever duidelijk wil weten waar u terecht kunt met uw probleem?”
Juist wel de grove woorden herhalen
Als je denk dat het gebruik van de woorden erg belangrijk is voor wat je gesprekspartner wil zeggen, kun je er ook voor kiezen om juist wel die kernwoorden te herhalen. Tegen de leerling kun je zeggen:”…Een klootzak die de pik op je heeft…? Wat is er aan de hand?” en tegen de cliënt:”Leugenaars die u van het kastje naar de muur sturen…dat is zeker niet onze bedoeling!”
Sturen
Je kunt ook gaan sturen. Als je vindt dat je gesprekspartner ander gedrag moet gaan laten zien is dat een goede optie om te gaan doen. Tegen de leerling zeg je dan bijvoorbeeld:”Dan is het goed dat we even met elkaar praten nu….het is de bedoeling dat jij rustig bent in de klas, ook als je dingen moet doen die je niet leuk vindt…welke ideeën heb jij om je beter te gaan gedragen in de klas bij deze docent?” En tegen de cliënt zeg je bijvoorbeeld:”Ik wil u graag goed verder helpen…daarvoor is het nodig dat wij rustig met elkaar in gesprek kunnen gaan…Zou u mij eens willen uitleggen wat u graag zou willen dat er opgelost gaat worden?”
Grof taalgebruik kan gepaard gaan met boosheid bij je gesprekspartner. In dat geval kan het herhalen van de boze woorden de persoon alleen nog maar bozer maken. Uiting geven aan een emotie versterkt immers diezelfde emotie. De gesprekspartner in de uitlegrol zetten (vertel eens, wat is de situatie?) helpt dan waarschijnlijk beter om de ander te laten kalmeren.

Ombuigen

Mensen kunnen vaak prima onder woorden brengen wat er fout gaat, wat negatief is en wat ze niet willen. In een progressiegerichte interactie is dat geen enkel probleem.

Klik hier om meer te lezen

Tien tips bij progressiegerichte conflicthantering

In onze trainingen oefenen we op meerdere dagen met progressiegerichte conflictinterventies. Coaches of leidinggevenden zitten geregeld in de situatie dat hun gesprekspartners een conflict hebben met elkaar of het met elkaar oneens zijn over een onderwerp.

Conflictinterventies

Progressiegerichte conflictinterventies werken vaak verrassend snel. Maar ze zijn niet zo eenvoudig in de vingers te krijgen. Wel simpel uit te leggen. Als je de uitleg eenmaal begrijpt, en je wilt er goed in worden, dan is het meest effectief om conflictsituaties te oefenen, zoals we doen in de opleiding.

10 tips

Hier zijn tien tips voor progressiegerichte conflicthantering:

  1. Yes-set creëren: start het gesprek met een procesmatige inleiding waarin het perspectief van de aanwezigen wordt verwoord en erkend en je mandaat verwerft om je eerste progressiegerichte vraag te stellen. Een voorbeeldformulering is:”Jullie hebben me uitgenodigd voor deze afspraak omdat jullie allebei last hebben van de huidige situatie…en ik wil graag zometeen met jullie afstemmen wat deze afspraak wat jullie betreft moet gaan opleveren….dus dat ga ik jullie zo vragen….voordat ik dat doe, zou ik jullie even iets mogen vragen?”
  2. Je eerste progressiegerichte vraag stellen. Als er instemming is op je start en je hebt mandaat om je vraag te stellen, dan kun je de continueringsvraag, de wat-gaat-beter-vraag of de nuttigheidsvraag stellen.
  3. De continueringsvraag is:”Wat hoeft er niet te veranderen?”. Leid deze vraag rustig in. Bijvoorbeeld zo:”Ik begrijp dat het voor jullie belangrijk is om de situatie te verbeteren…maar het zou jammer zijn als jullie dingen zouden veranderen die al goed genoeg lopen…wil je daarom even met een collega jullie antwoorden uitwisselen op de vraag wat er niet hoeft te veranderen, omdat het al goed genoeg gaat?
  4. De wat-gaat-beter-vraag is:”Wat is er de afgelopen periode al een beetje beter gegaan?” Vaak verbeteren er al dingen tussen het moment dat de personen besloten om met de coach in gesprek te gaan en de eerste sessie. Leidt deze vraag bijvoorbeeld zo in: “Ik begrijp dat het voor jullie belangrijk is om de situatie te verbeteren…en ik ben wel benieuwd….welke dingen gaan de afgelopen tijd al een beetje beter? Wat gaat er al een beetje de goede kant op? Zou je eens met een collega willen uitwisselen wat jullie al merken dat er al wat beter aan het gaan is?”
  5. De nuttigheidsvraag kun je op twee manieren formuleren: 1) wat zouden we vandaag aan de orde moeten hebben om deze bijeenkomst nuttig te laten zijn? 2) waaraan zouden jullie na afloop merken dat deze bijeenkomst jullie iets heeft opgeleverd? Het doel van de eerste vraag is om het onderwerp te begrijpen. Het doel van de tweede vraag is om de gewenste situatie na afloop van het gesprek beter te begrijpen.
  6. Je kunt ook heel goed een combinatie maken van de continueringsvraag, de nuttigheidsvraag en de wat-gaat-beter-vraag. De vragen worden ingeleid met een nieuwsgierige intonatie en je bent bereid om als men daarom vraagt uit te leggen waarom je die specifieke vraag stelt. Laat de deelnemers hun antwoorden op een post-it schrijven, dat geeft ze nadenktijd om tot goede formuleringen te komen en het helpt jou om het gesprek over de juiste dingen te laten blijven gaan. In een team van meer dan twee personen kun je duo’s de vragen samen laten beantwoorden en de antwoorden laten samenvatten op post-its. Zo kun je na een minuut of 10 de post-its verzamelen en ze plenair doornemen. Doorvragen zijn: Waaraan merk je dat? en Wat is het voordeel daarvan?
  7. Mutualiseren. In het hele gesprek maak je gebruik van mutualiseren. Dat betekent dat je de gezamenlijkheid benoemt of ernaar vraagt. Als je bijvoorbeeld voor je ziet wat er in de bijeenkomst aan de orde moet komen en wat die moet gaan opleveren, dan kun je de gezamenlijkheid benoemen in de antwoorden. Die gezamenlijkheid kan liggen in de onderwerpen (dus onderwerp x is voor jullie beiden belangrijk…) en/of in de gewenste toekomst (dus jullie willen allebei graag bereiken dat de dingen beter gaan tussen jullie..) Maak veel gebruik van mutualiseren en doe dit op een tentatieve, onderzoekende manier. Laat je corrigeren en aanvullen door de deelnemers. Dus, begrijp ik het goed dat jullie het allebei xxx belangrijk vinden?
  8. Vriendelijk de regie houden. Bij het bespreken van de onderwerpen heb je in het begin de regie goed, doch op een hele vriendelijke manier, in handen. Zeker in het begin van het gesprek zet je de toon door je vragen rustig en duidelijk in te leiden, te herhalen als dat nodig is. Als er heftige minnetjes worden geuit, onderbreek dan op een vriendelijke manier en buig om naar wat de persoon in de plaats van de min wil.
  9. Van min naar plus. Maak consequent van minnetjes, plusjes in je gesprek met de ene deelnemer, voordat je overstapt naar de andere deelnemer. Zodra er tussen de deelnemers plusjes worden geproduceerd kun je wat meer op de achtergrond blijven en de deelnemers met elkaar laten praten.
  10. Visualiseren van progressie. Door je vragen en je samenvattingen nodig je de deelnemers uit om de gewenste progressie in de toekomst en de eerdere successen/positieve uitzonderingen in het verleden te visualiseren. Als zij antwoorden geven in termen van positieve gedragsbeschrijvingen, dan is het conflict al voor een groot deel opgelost en is de verbetering al begonnen.

Vijf zelfreflectie-vragen

Mijn innerlijke dialoog is in de loop van de afgelopen 15 jaar sterk veranderd. Vijftien jaar geleden kenmerkte mijn innerlijke dialoog zich door dit soort vragen: wie ben ik, wat zijn mijn karakterfouten, wat voor type persoonlijkheid ben ik, waarom loop ik steeds tegen dezelfde dingen aan, wat zegt dat over mij en over mijn jeugd, wat is mijn droombaan…. Toen vond ik het logisch om over dat soort onderwerpen na te denken, hoewel het nadenken me niet veel (goeds) opleverde en me ook niet vooruit hielp. Nu is de innerlijke dialoog meer en meer vervangen door actief bezig zijn, en als ik nadenk dan merk ik dat de innerlijke dialoog rondom heel andere vragen draait. Hier zijn vijf vragen waarvan ik telkens weer merk dat ze vooruit helpen:

  1. Waar richt je je aandacht op? Kies zorgvuldig waar je je aandacht op richt, want dat wat je aandacht geeft is bepalend voor wat je waarneemt en welke informatie je versterkt. Waar we onze aandacht op richten stuurt ons gedrag, beïnvloedt onze omgeving en heeft consequenties voor wat er vervolgens gebeurt in ons leven. Kies daarom bewust waar je focus ligt, waar je aan wilt denken, waar je je tijd aan wilt besteden.
  2. Wat is belangrijk voor je?  Door je bewust te zijn van wat belangrijk voor je is, kun je kiezen waar je je aandacht op wilt richten. Wat is belangrijk en wat maakt dat zo belangrijk voor je?
  3. Kies je voor iets moeilijks? Als je ergens goed in bent geworden gaat het je steeds makkelijker af. Je hoeft steeds minder hard te werken voor een goed resultaat. Wat doe je als je dat moment hebt bereikt? Blijf je doen wat je nu makkelijk afgaat, of kies je ervoor jezelf moeilijke taken te blijven geven? Doen wat je gemakkelijk afgaat kan prettig zijn, want het kost je weinig energie en je krijgt een gevoel van competentie omdat je het zo goed kunt. Alleen doen wat je makkelijk afgaat kan saai worden, en kan zelfs maken dat je er minder goed in wordt omdat je alleen nog maar automatisch werkt. Jezelf steeds blijven uitdagen iets te leren wat je nu nog niet kunt houdt je alert. Blijven leren geeft voldoening.
  4. Neem je serieus waarin je gelooft? Het kan best lastig zijn om je gedrag in lijn te brengen met waar je in gelooft. En, omdat we allemaal mensen zijn, is het logisch dat het ons niet altijd lukt te doen waarin we geloven. Principieel doen waarin je gelooft vraagt soms moed. Het leven wordt tegelijkertijd eenvoudiger als je consequent probeert te doen waarin je gelooft.
  5. Hoe gedraag je je? Je kunt jezelf goed leren kennen door te kijken naar hoe je je gedraagt en hoe je je voelt als je je zo gedraagt. Hoe gedraag je je bij belangrijke anderen in je leven? Hoe voel je je dan? Als je je eigen gedrag analyseert kun je erachter komen wat belangrijk voor je is, en kun je je vervolggedrag bewuster kiezen.