Als mensen ergens zeker van zijn, absoluut overtuigd ergens van zijn, dan stoppen ze met kijken en onderzoeken. Ze hebben hun conclusies getrokken, ze weten hoe het zit. Een dergelijke positie gaat niet gepaard met open onderzoeken of hun overtuigingen berusten op de waarheid. Op wat werkelijk waar is en is bewezen.
Zo kunnen mensen gaan geloven in allerlei ideeën waarvoor geen bewijs is en gaan ze hun eigen zekerheid omtrent hun overtuigingen verwarren met bewijs dat hun overtuigingen waar zijn. Dit kan net zo goed van toepassing zijn op anderszins intelligente en rationele mensen als op minder rationele mensen.
Er zijn vijf redenen waarom rationele en redelijke mensen soms in absurde, onbewezen theorieën geloven:
1. ze hebben een geschiedenis van het niet formuleren van hun overtuigingen op basis van bewijzen
2. ze baseren hun overtuigingen op bewijs waarvan ze dachten dat het betrouwbaar was, maar welke niet betrouwbaar blijkt te zijn
3. ze zijn nooit blootgesteld aan het bewijs dat hun overtuigingen weerlegt, waardoor ze niet weten dat dat bewijs bestaat
4. ze geven toe aan sociale druk om iets te geloven waarvoor geen bewijs bestaat
5. ze devalueren het belang om dingen te geloven die gebaseerd zijn op de waarheid of ze hebben een relativistische positie, waarbij ze geloven dat waarheid niet bestaat en dat mensen geen uitspraken kunnen doen over wat goed is en wat slecht is, wat slechter is en wat beter is (een voorbeeld van relativisme is: een maatschappij die mensen onthoofdt op basis van hun geloof of juist hun atheïsme is niet slechter dan een maatschappij waarin mensen vrijheid van godsdienst hebben, het is alleen anders en we kunnen niet zeggen dat de ene maatschappij beter is voor het welbevinden van mensen dan de andere maatschappij. (voor de duidelijkheid: deze relativistische positie is onwaar)).
Om jezelf te helpen kritisch te kijken naar je eigen overtuigingen, kun je jezelf de volgende vragen stellen:
1. waar geloof ik in, waarvan ben ik overtuigd en van welke absolute zekerheden ga ik uit?
2. hoe weet ik dat het waar is wat ik geloof?
3. welke bewijzen zijn er voor de juistheid van wat ik geloof?
4. hoe kan ik erachter komen of die bewijzen gebaseerd zijn op de werkelijkheid en de waarheid in plaats van op drijfzand of uitsluitend op mijn hoop dat het waar is?
5. welke bewijzen zouden mij overtuigen van de onjuistheid van mijn overtuigingen?
6. hoe kan ik actief op zoek gaan naar tegenwerpingen tegen mijn overtuigingen, naar bewijs dat mijn overtuigingen weerlegt?