Foto: Walter Schlundt Bodien

Variatie is de norm, niet de afwijking. Achter deze uitspraak schuilt wellicht een paradigma-verandering voor wetenschappelijk onderzoek, onder andere in de psychologie. Lisa Feldman-Barett zet in deze lezing deze paradigma-verschuiving uiteen. Drie kernpunten in haar lezing zijn: adopteer een populatie-mindset, vraag hoe het brein emoties en andere ervaringen construeert in plaats van waar die ervaringen plaatsvinden en voorkom naïef realisme.

Type-denken

In de psychologie is type-denken sterk aanwezig. Mensen hebben, zo is de aanname, typen gedachten, typen emoties, typen perceptie, typen geheugen, typen persoonlijkheid. Elk type zou zijn eigen onderscheiden fysieke kenmerken hebben. Dus bijvoorbeeld episodisch geheugen zou te zien moeten zijn in breinstructuren voor episodisch geheugen. Je zou in ons brein moeten kunnen aanwijzen waar die type gedachten, emoties, perceptie, heugen plaatsvinden. Als iemand angstig is zou je activiteit in de amygdala moeten zien, als iemand depressief is zou de hippocampus vergroot moeten zijn, welke sekse iemand heeft zou in typische breinstructuren te moeten zijn, om maar een paar voorbeelden te noemen.

Voorbeeld

Op basis van dit type-denken is op dit moment het volgende soort onderzoek gebruikelijk: in een lab krijgen proefpersonen een stimulus die een bepaalde vooraf bedachte emotiecategorie moet opwekken, hun brein wordt gescand en er worden biologische markers voor deze emoties geïdentificeerd in het brein en het lichaam (zoals hartslag, bloeddruk, huidgeleiding, ademhaling).

Maar dit soort onderzoek levert vooral heel veel tegenstrijdige informatie. En wat er wordt gevonden is enorme variatie. Zowel tussen mensen als binnen een en dezelfde persoon in verschillende omstandigheden. Wanneer mensen zich verdrietig voelen gaat hun hartslag in de ene studie omhoog, in de andere naar beneden en in de volgende blijft die gelijk. Er wordt overall geen enkel standaardpatroon gevonden voor onderscheiden emoties.

Darwin: populatie-denken

Hoewel natuurlijke selectie de meest bekende bijdrage van Darwin was, introduceerde hij ook populatie-denken: een biologische categorie is een populatie van sterk variërende exemplaren, waarbij de variatie gelinkt is aan de context of de situatie. Natuurlijke selectie heeft variatie nodig, anders valt er niks te kiezen.

Het input-output-onderzoek houdt hiermee geen rekening. Menselijke organismen zijn complexe systemen, waarin variabelen op een niet-lineaire manier op elkaar inwerken. Er is een enorme variatie binnen een soort, binnen de menselijke soort. Dus een type is een abstractie, de variatie is de realiteit.

In een typologische mindset is de mediaan de werkelijkheid en de variatie is ruis. Dus wanneer er in een proefpersoon weinig tot geen activiteit in de amygdala gevonden wordt terwijl die persoon wel rapporteert bang te zijn, dan is er sprake van ruis, volgens het type-denken. Maar in populatie-denken is de variatie juist de werkelijkheid en de statistische samenvatting is een abstractie. Het type bestaat niet in de werkelijkheid (een van de redenen waarom het relaas van Vandermassen me niet genoeg aanspreekt).

Variatie

Feldman-Barett stelt nu: psychologisch onderzoek zou moeten uitgaan van populatie-denken, niet type-denken. Variatie is immers de norm. Een voorbeeld van hoe onderzoek er dan uit ziet is het volgende.

De fysiologie van mensen werd gemeten gedurende hun daadwerkelijke normale dagelijks leven. Gedurende 8 uur per dag werden ze zo gevolgd. Wanneer ze niet fysiek bewogen en er toch een fysiologische wijziging was, dan was er sprake van een psychologische episode. De proefpersonen kregen op die momenten een vraag op hun mobiele telefoon om te beschrijven wat er gaande was en hun emotie te beschrijven, zowel qua aard als qua sterkte.

Uit dit onderzoek bleek dat er heel veel verschillende fysiologische patronen waren, geen enkel patroon kwam bij elke proefpersoon voor, 1/3 van alle patronen was uniek en 44 patronen kwamen voor bij ten minste 2 proefpersonen.

Variatie heeft structuur

Een en dezelfde emotie bleek gepaard te gaan met verschillende fysiologische patronen. Dit fenomeen staat ook wel bekend als degeneracy: verschillende fysiologische patronen kunnen gepaard gaan met dezelfde psychologische ervaringen. Verschillende combinaties van verschillende neuronen, op verschillende plekken in het brein, kunnen op verschillende momenten ervaringen van bijvoorbeeld angst creëren. Degeneracy betekent ‘many-to-one’, dus vele combinaties van neuronen kunnen dezelfde uitkomsten geven.

Een voorbeeld dat Feldman-Barett aanhaalt om dit te illustreren is een tweeling. De ene helft van die tweeling bij wie de amygdala was verwijderd was niet in staat om angst te hebben, terwijl de andere dat wel kon. Bij sommige depressieve mensen is de hippocampus groter, bij anderen juist kleiner en bij anderen is hij gemiddeld qua grootte. De grootte van de hippocampus is dus geen betrouwbare biomarker voor depressie, net zo min als amgydala-activiteit een betrouwbare biomarker is voor angst.

Voorspelling

Ons brein doet voortdurend voorspellingen ten aanzien van wat er gaande is. Ons limbisch brein bouwt voorspellingen op, gebaseerd op onze eerdere ervaringen. Ons limbisch brein is ook voortdurend onze fysiologie aan het meten: hebben we honger, dorst, zijn we moe, wat heeft ons lichaam nodig. Onze ervaringen van emotie (en elke andere mentale staat) worden zo opgebouwd op basis van drie soorten input: wat er in de omgeving gebeurt, onze inwendige fysiologie en de predictie op basis van onze vroegere ervaringen.

Niet waar maar hoe

Feldman-Barett stelt dat we onze psychologische wetenschappelijke experimenten anders moeten opzetten. Dat we een benadering moeten nemen waarin wordt onderzocht hoe een menselijk lichaam en brein een mentale ervaring opbouwt en creëert. Niet waar in het brein die mentale ervaring plaatsvindt.

Variatie die we vinden is geen ruis, maar de norm. Binnen alle variatie zijn clusters en structuren te vinden. Door die structuren en clusters te vinden kunnen we betere interventies ontwerpen om bijvoorbeeld psychologische ziektes te behandelen.

Drie mythes

Niet alleen voor wetenschappelijk onderzoek, maar ook in het dagelijks leven heeft de theorie van Feldman-Barett implicaties. De meest in het oog springende praktische implicatie is dat het denken in termen types zoals gebruikelijk is in de psychologie niet in overeenstemming is met de realiteit. Het met een groeimindset kijken naar jezelf en anderen sluit beter aan bij de realiteit.

Niet meer praten in termen van gevoelens die je overkomen is een andere praktische implicatie. Immers emoties worden door onszelf geconstrueerd en worden niet getriggerd. Zie ook hier.

Drie mythes die Feldman-Barett weerlegt in een van haar andere lezingen zie je hier:

  1. emoties zijn te zien in duidelijk herkenbare gezichtsuitdrukkingen
  2. vrouwen zijn emotioneler dan mannen
  3. er zijn breinstructuren specifiek voor emoties