Docenten organiseren soms begeleidingssessies met groepjes studenten, bijvoorbeeld ter ondersteuning van een project dat die studenten samen uitvoeren.

De docent wil de studenten dan coachen in hun uitvoering van het project en in hun leerproces. In dergelijke begeleidingssessies vervult de docent verschillende rollen. De situatie vraagt om het switchen tussen helpen, sturen, instrueren en trainen/adviseren.

Kiezen voor je rol

Wanneer de studenten bijvoorbeeld niet goed weten hoe ze een gesprek met een externe partij goed kunnen aanpakken en er tegenop zien, kan de docent kiezen om te helpen met elementen uit de zeven stappen aanpak maar hij kan er ook voor kiezen om te gaan trainen in gespreksvoering en tips te geven voor effectieve gespreksvoering. Wanneer de studenten het betreffende gesprek willen gaan aanpakken op een manier die niet strookt met wat de opleiding van hen verwacht, dan kan de docent ervoor kiezen om te gaan sturen of zelfs te gaan instrueren (in een situatie dat er echt iets acuut fout dreigt te gaan of in een situatie dat er een standaard protocol gevolgd moet worden).

Structuur

Een goede structuur van de begeleidingssessie kan helpen om een transparante rolinvulling te bereiken. Een voorbeeld van een dergelijke structuur is de volgende.

  • Start: doel en agenda
  • Bespreken vragen van studenten
  • Voortgang van studenten
  • Feedback van docent
  • Nuttigheidsvraag

Start van de sessie

De docent geeft het doel van de sessie aan en stelt de agenda samen met de studenten op. Formuleringen die hierbij gebruikt kunnen worden zijn: Het doel van het komende uur is om de voortgang met betrekking tot jullie project te bespreken, zodat jullie antwoorden vinden op jullie vragen en ik feedback kan geven ten aanzien van jullie voortgang en aanpak. Wat zou er wat jullie betreft aan de orde moeten komen wil dit uur jullie iets opleveren?

Het doel van de docent tezamen met de antwoorden van de studenten op de nuttigheidsvraag vormen de agenda van het verdere overleg. Het doel van de docent is transparant, hij heeft immers ook een idee bij wat de sessie moet gaan opleveren.

Bespreking van de vragen van de studenten

Stel dat de studenten inderdaad met de vraag komen: hoe kunnen we het gesprek met de externe partij goed vormgeven? We zien er tegen op omdat we niet goed weten hoe we het kunnen aanpakken. Dan kan de docent een combinatie maken van helpen en trainen/adviseren, door de volgende aanpak te volgen:

  • Bereikte progressie: wat weten jullie al over hoe je het gesprek met de externe partij wil vormgeven? Wat weet je al over wat dat gesprek moet gaan opleveren? Welke ervaringen hebben jullie al met goede gespreksvoering?
  • Te bereiken progressie: waar zouden jullie beter zicht op willen krijgen, zodat je met vertrouwen het gesprek met de externe partij in kan gaan? Wat zouden jullie beter willen kunnen zodat je met vertrouwen het gesprek met de externe partij in kan gaan?

Bij het bespreken van de bereikte progressie stelt de docent vragen zodat de studenten zelf zicht krijgen op alles wat ze al wel kunnen en weten. Bij het bespreken van de te bereiken progressie maakt de docent een combinatie van vragen stellen zodat de studenten er zelf achter komen hoe ze het gesprek goed kunnen gaan aanpakken en tips geven of oefenen met goede formuleringen zodat de studenten meer kennis krijgen en meer zicht krijgen op goede gespreksvoering met externe partijen.

Op deze manier kunnen alle vragen van de studenten worden behandeld.

Voortgang bespreken

De voortgang van de studenten kan bijvoorbeeld worden besproken aan de hand van de cirkeltechniek, waarbij die cirkel eventueel onderverdeeld zou kunnen worden in vakken. Elk van de vakken staat voor een ander onderwerp, bijvoorbeeld ‘samenwerking’, ‘planning’, ‘contact met externe partij’ et cetera. In de binnencirkel komt te staan wat de studenten al hebben bereikt en in de buitencirkel wat ze verder moeten en willen bereiken. Bij het bespreken van de voortgang heeft de docent helpende en een sturende rol. Hij stelt vragen zodat de studenten erachter komen welke progressie ze al hebben geboekt en welke progressie ze nog willen boeken en hij geeft feedback en kaders ten aanzien van hun bereikte en verder te bereiken progressie.

Reflecties van docent

De docent geeft vervolgens feedback ten aanzien van progressie van de studenten. Hij formuleert dit in termen van de plusjes die hij al ziet en de plusjes die de studenten verder moeten gaan bereiken. Hij zorgt ervoor dat de studenten zo informatie krijgen over:

  1. Wat ze al goed doen, wat ze al hebben bereikt, waar ze al staan
  2. Wat ze verder moeten bereiken
  3. Hoe ze dat kunnen bereiken

Nuttigheidsvraag

Tenslotte stelt de docent de nuttigheidsvraag aan de studenten. Was deze bijeenkomst nuttig? Zo ja, wat was er met name nuttig en hoe kunnen jullie dat gebruiken? Zo nee, hoe kunnen we er de volgende keer voor zorgen dat de sessie nuttiger voor jullie wordt?

]