In dit stukje schreef ik over mijn twijfels bij het idee om geluk als prioriteit te zien in je individuele leven en op maatschappelijk niveau. En in dit stukje schreef ik over de problemen met het definiëren van geluk. Nu schrijf ik over de problemen met het meten van geluk.

Geef eens een cijfer aan je geluk

Veel gelukssurveys stellen vragen zoals ‘hoe gelukkig voel je je op dit moment?’ of ‘hoe goed vind je dat je leven aan het lopen is?’ en mensen moeten dan antwoord geven op een numerieke schaal. Er staan labels bij de nummers, zoals ‘erg ongelukkig’ of ‘redelijk gelukkig’ of ‘OK’. Onderzoekers zeggen dan dat dit een goede manier van meten is, omdat het immers gaat om ‘subjectief’ welbevinden. Maar dat is een beetje te subjectief, zo stelt Mark White:

Subjectief meten van subjectief concept

Subjectief welbevinden verwijst naar de individuele evaluatie van een persoon van een goed gedefinieerd aspect van zijn emotionele leven, niet naar de subjectiviteit van dat aspect zelf. Wat de onderzoekers bedoelen met geluk zou heel precies geformuleerd moeten zijn, zodat het een norm biedt waartegen de geaggregeerde antwoorden kunnen worden begrepen en vergeleken.

Problemen met de meting

Vaak wordt bij het meten van geluk dus een schaal gebruikt. De schaalankers zijn daarbij ambigue. Het laagste punt op de schaal is van 0 of 1. Maar wat wordt bedoeld met 0 of 1? Dat kan zijn de afwezigheid van geluk, maar het kan net zo goed betekenen extreem ongelukkig. Hetzelfde probleem speelt bij het hoogste punt op de schaal. Is het hoogste punt extreem gelukkig of gewoon normaal gelukkig?
Vage, kwalitatieve en subjectieve concepten zoals geluk kun je niet in een numerieke schaal vatten met de bedoeling om de data te aggregeren, middelen en vergelijken in de tijd en tussen populaties. We hebben immers geen idee wat het verschil is tussen 0 en 1 en 1 en 2 en 2 en 3 en ga zo maar door. We weten niet of die stappen elk staan voor een gelijk aantal geluksunits. Het gebruik van numerieke schalen leidt tot valse precisie.

Twee subjectieve concepten bij elkaar optellen

De problemen met het gebruiken van kwantitatieve precieze schalen die gaan over een kwalitatief en vaag fenomeen als geluk worden nog groter wanneer er verschillende concepten zijn van geluk die worden gecombineerd. Dat is bijvoorbeeld het geval in het onderzoek van Lyubomirsky waarbij ze de Geluksschaal gebruikt. Bij die schaal gebruikt ze vier vragen, over emotionele state of mind en levensvoldoening, waarbij mensen antwoord moeten geven op een schaal van 0 tot 7. Vervolgens telt ze de antwoorden op de vier vragen bij elkaar op om tot een algemene meting van geluk te komen. Dit suggereert niet alleen dat de stappen op de schaal identiek zijn aan elkaar maar ook dat het verschil tussen de treden op de ene schaal identiek is aan het verschil tussen de treden op de andere schaal. Het verschil tussen 3 en 4 op de emotionele state of mind schaal moet gelijk zijn aan het verschil tussen 3 en 4 op de levensvoldoening schaal, om ze bij elkaar te kunnen optellen tot een algemeen gelukscijfer. Dus iemand die zijn huidige emotionele state of mind een 3 geeft en zijn levensvoldoening een 6 is even gelukkig als iemand die zijn huidige emotionele state of mind een 7 geeft maar zijn levensvoldoening een 2.

Cantril ladder

De Cantril Ladder is een veelgebruikt instrument in de Gallup onderzoeken. Deze ladder wordt gebruikt om geluk over de hele wereld te meten. De schaalankers zijn zo gedefinieerd:
‘Stel je een ladder voor van 0 als laagste trede en 10 als hoogste trede. Stel dat we ervan uitgaan dat de bovenste trede op de ladder je best mogelijke leven voor jou voorstelt en de laagste trede stelt het slechts mogelijke leven voor je voor. Als de tien de bovenste trede is en de 0 de onderste trede, op welke trede op deze ladder sta je dan persoonlijk op dit moment?’
De termen ‘best mogelijke leven’ en ‘slechts mogelijke leven’ zijn bedoelt om te normaliseren dat ieder individu antwoord geeft in zijn eigen context. Maar hier gaat het fout. Hoe twee verschillende mensen hun best mogelijke leven en slechts mogelijke leven inschatten, hangt af wat ze denken dat er mogelijk is in hun leven en wat het leven voor hen in petto heeft.

Een leven zonder taart is mijn slechts mogelijke leven

Mensen passen zich namelijk aan aan hun omstandigheden (adaptatie). Iemand die heel arm is en maar net rond komt stelt zich zijn slechts mogelijke leven op een veel slechter welvaartsniveau voor dan iemand die welgesteld is. Voor de individuele personen betekenen de 0 en de 10 dus compleet verschillende dingen, die weinig zegt over de meer observeerbare kenmerken van hun omstandigheden.

Staan geld en geluk los van elkaar?

Zo wordt er vaak gerapporteerd dat mensen in derde wereld landen gelukkiger zijn dan mensen in eerste wereld landen. Sommigen concluderen op basis daarvan dat welvaart en geluk los zouden staan van elkaar. Maar dat is een verkeerde conclusie. De bredere context van iemands leven heeft een effect op hoe die persoon geluk ervaart en ook op hoe zij hun schaalankers interpreteren. Een slaaf in barbaarse omstandigheden waardeert kleine barmhartigheden van zijn baas, en is in staat om zijn intense lijden te onderdrukken zodat hij overleeft, maar het zou ethisch een misvatting zijn om daaraan de conclusie te verbinden dat hij net zo gelukkig is als een vrije persoon met een modaal inkomen. Mensen die in slechte levensomstandigheden moeten zien te overleven hebben een totaal ander idee over wat hun best mogelijke leven zou kunnen zijn dan mensen die grote welvaart genieten.

Don’t ask, can’t tell

Geluk wordt gemeten door mensen te vragen hoe ze denken over hoe gelukkig ze zijn. Zelfrapportages dus. Het nadeel van dergelijke rapportages is dat ze vol menselijke fouten zitten. Het antwoord op vrijwel elke vraag die gaat over attitudes en gedrag is weinig betrouwbaar. Stel iemand bijvoorbeeld de vraag hoe tevreden hij is met zijn leven en daarna hoe tevreden hij is met zijn huwelijk. De correlatie tussen beide antwoorden die je dan krijgt is .32. Maar vraag je iemand eerst hoe tevreden hij is met zijn huwelijk en daarna hoe tevreden hij is met zijn leven, dan wordt de correlatie .67. Zelfrapportages kunnen je misleidende informatie geven. Dus soms is het beter om niet aan mensen zelf een bepaalde vraag te stellen, maar in plaats daarvan hun gedrag te observeren. Don’t ask, can’t tell. Mensen hebben allerlei theorieën over zichzelf en anderen en die theorieën beïnvloeden de verbale zelfrapportages en leveren niet altijd valide antwoorden op.

Geluksbeleid?

Zelfs als al deze issues en problemen met geluksmetingen niet zouden bestaan en we een accuraat beeld zouden kunnen krijgen van geluksniveaus binnen en tussen populaties, dan is het nog de vraag wat beleidsmakers ermee zouden kunnen en moeten doen. Moeten beleidsmakers streven naar maximaal geluk?

Stimuleren van plezier?

Geluk kan niet gemaximeerd worden zonder dat het ten koste gaat van allerlei andere prioriteiten. En wat voor soort geluk moet dan gestimuleerd worden, gevoelens van plezier en genoegen of levenssatisfactie? En wie bepaalt wat beter is voor individuen in de betreffende samenleving? En is het geluk van de ene groep mensen belangrijker dan het geluk van een andere groep mensen? En wat te doen aan mensen die erg gelukkig worden van het ongelukkig maken van andere mensen?

Ieders plezier?

Mensen die er een genoegen in scheppen om andere mensen fysiek of emotioneel pijn te doen, mensen die zich verkneukelen om andermans ellende? Moet dat geluk ook gestimuleerd worden? En waar is de grens aan geluk? Moet er een hedonische tredmolen komen waarin mensen steeds gelukkiger worden?

Geen geluksdata nodig

Dat lijkt niet goed haalbaar, kijk maar naar de enorme progressie die is geboekt in de wereld zonder een significante toename van geluk. Dat komt ook weer door de manier van meten; je hebt je immers steeds te houden aan de bandbreedte van de gegeven geluksschaal.

Ik ben het eens met White als hij zegt dat beleidsmakers geen data zouden moeten hoeven verzamelen over hoe gelukkig mensen zijn om te zien dat er mensen doodgaan van de honger, dakloos zijn en werkeloos zijn. Of mensen goede gezondheidszorg hebben en naar school kunnen. Of mensen veilig zijn. Dat zouden beleidsmakers sowieso al moeten zien en ze zouden die problemen rechtstreeks moeten aanpakken in plaats van een omweg te nemen en te meten hoe gelukkig mensen zijn. Als beleidsmakers de problemen aanpakken die geluk van mensen onder druk zet, dan is dat veel effectiever dan wanneer beleidsmakers gaan proberen om mensen gelukkiger te maken.