The myth of progress, is de titel van Tom Wessels’ boek. Wessels is ecoloog en hij pleit voor een andere definitie van progressie, dan economische groei. Volgens Wessels stellen we economische groei gelijk aan progressie, terwijl economische groei juist verantwoordelijk is voor de ecologische problemen waar we mee kampen.
Economische groei gaat gepaard met een toename in consumptie van natuurlijke bronnen en uitputting ervan. Economische ontwikkeling is iets anders. Economische ontwikkeling betekent waardetoevoeging zonder dat de natuurlijke bronnen belast en uitgeput worden, zo stelt Wessels.
Wessels legt aan de hand van een aantal natuurwetten uit dat progressie in de vorm van oneindige economische groei helemaal niet mogelijk is. Hij houdt ons voor dat we in een aantal mythes geloven als we geloven dat we progressie kunnen bereiken door economische groei.
In hoofdstuk 1 gaat hij in op de mythe van de controleerbaarheid van complexe systemen die gerelateerd zijn aan progressie. Hij stelt dat we proberen progressie te beheersen en controleren en sturen als ware het een lineair systeem. Maar we moeten in plaats daarvan kijken naar de wetten die gelden in complexe systemen. De systemen die gerelateerd zijn aan het maken van progressie zijn immers complex en niet lineair. De sociale systemen, de politieke systemen, de economische systemen en de milieusystemen zijn complexe systemen. En elk van deze systemen zijn gerelateerd aan progressie. In complexe systemen vinden voortdurende feedback processen plaats. Positieve feedback betekent dat het systeem zichzelf in dezelfde richting voortbeweegt, negatieve feedback betekent dat het systeem de status quo handhaaft. Door onze voortdurende focus op economische groei zorgen we voor een sterke positieve feedback in deze complexe systemen. Voortdurende positieve feedback in complexe systemen leidt tot plotselinge grote veranderingen in dergelijke systemen. Veranderingen die wij niet kunnen voorzien en niet kunnen controleren. Wessels stelt dat dit soort veranderingen desastreus kunnen zijn voor onze planeet. We denderen volgens Wessels af op complete uitputting van onze omgeving door onze definitie van progressie in termen van economische groei.
In hoofdstuk 2 behandelt Wessels de mythe van oneindige groei. Hij beschrijft dat er geen enkel ecologisch systeem is dat oneindige groei aankan. Elk ecologisch systeem heeft een zogenaamde “draagcapaciteit”en dat is de maximale populatie die het ecosysteem kan dragen zonder op welke manier dan ook gedegradeerd te worden. Onze planeet heeft ook een draagcapaciteit, er is een grens aan de hoeveelheid consumptie die onze planeet aankan. Zoals elk ecosysteem zijn grenzen heeft. Als een systeem bijvoorbeeld volwassen wordt ontstaat er een dynamisch equilibrium. Het systeem groeit niet meer en houdt zichzelf in balans. Zoals een volwassene niet meer groeit en precies voldoende eet om zichzelf levend en gezond te houden. Dat geldt voor alle ecosystemen, zelfs voor het universum. Dus, stelt Wessels, waarom denken we dan dat progressie in de vorm van eeuwig durende economische groei wel mogelijk zou zijn?
Hoofdstuk 3 draait om de mythe van de energie, de tweede wet van de thermodynamica. Deze tweede wet stelt dat hoewel energie niet kan worden gecreëerd of verwoest, het wel van de ene vorm in de andere vorm kan transformeren en dat met deze transformatie verspilling plaatsvindt. Het is de wet van de entropie, de wet die stelt dat dingen natuurlijkerwijze veranderen van ordelijk naar wanordelijk. Vanwege deze wet, zegt Wessels, betalen we altijd een prijs wanneer we energie transformeren van de ene vorm naar de andere vorm. Alle complexe systemen die we zien in de natuurlijke wereld vragen meer energie dan ze opleveren wanneer ze groeien. Ze worden daarom steeds ordelijker. Maar als ze volwassen worden dan stopt de groei en worden ze wanordelijker, verspillen ze energie, en gaan ze uiteindelijk dood. Doordat wij voortdurend proberen te blijven groeien, zullen we het proces van wanorde, van entropie, dat nu al zo goed merkbaar is in ons milieu (broeikaseffect, koraalriffen die degraderen, bossen die verdwijnen etc etc) steeds verder versterken. Dat leidt tot wanorde. Tot chaos. En niet tot progressie.
De mythe van de vrije markt is het onderwerp van hoofdstuk 4. In ecosystemen die goed functioneren is sprake van wederzijdse afhankelijkheid van de organismen in het ecosysteem. Elk organisme kan voortbestaan dankzij het bestaan van een ander organisme en samen houden ze het ecosysteem in perfecte balans. Er is geen verspilling in het ecosysteem. Het ecosysteem is duurzaam. Wessels beschrijft dat ecosystemen met een grote diversiteit aan organismen duurzamer zijn dan ecosystemen met een klein aantal organismen. Als hij dat vergelijkt met wat hij nu mondiaal ziet gebeuren (de vrije markt leidt tot een afname aan diversiteit in onze economische systemen, tot een beperkt aantal hele grote organisaties, tot afname van diversiteit in onze sociale systemen, zoals bijvoorbeeld de media) dan stelt hij dat wij kwetsbaarder worden door de afname van diversiteit. Natuurlijke systemen worden steeds diverser, geïntegreerde en efficiënter. Ons economisch systeem gaat precies de andere kant op: steeds minder divers, minder geïntegreerd en minder efficiënt (meer verspilling). De bedrijven werken niet samen, maar zijn uitsluitend uit op eigen gewin. Dat leidt niet tot progressie, maar tot kwetsbaarheid.
Hoofdstuk 5 draait om de mythe van de progressie. Wessels stelt dat we materialistische indicatoren voor progressie hanteren en dat deze indicatoren veel te beperkt zijn. Het fysieke welzijn van mensen, hun emotionele welzijn en het welzijn van samenlevingen zijn zeker zo belangrijke indicatoren van progressie, stelt Wessels. Materiële welvaart is een onderdeel van progressie, maar is de minst belangrijke indicator van progressie, zo zegt hij. Wessels komt tenslotte tot zijn definitie van progressie: “Progressie voor de mensheid betekent aandacht voor onze directe eigen gemeenschappen, sterke connecties met je directe omgeving, gemeenschappen die in harmonie zijn met hun omgeving en reflectie waarmee wijsheid ontstaat.”
In mijn beleving pleit hij met deze definitie van progressie voor het terugkeren naar vroeger, toen de wereld nog kleinschalig was. Ik vraag me af hoe Michael Specter op deze definitie van progressie zou reageren.