Deze vraag stelde een groep me laatst. Ze dachten aan een voorbeeld waarin de professional de schaalvraag wil stellen, terwijl de cliënt die schaalvraag al kent. Of aan situaties waarin de professional zelf het gevoel krijgt trucjes toe te passen. Hier zijn zes overwegingen wat je kunt doen om te zorgen dat je progressiegerichte interventies oprecht en authentiek zijn en overkomen:
1. verdiep je in de overtuigingen die ten grondslag liggen aan de aanpak: de professional kan zorgen dat mensen niet gaan voelen dat progressiegericht werken een trucje wordt door het geen trucje te laten zijn. Als de professional ten diepste gelooft in de progressiegerichte overtuigingen, dan komen de progressiegerichte interventies echt en authentiek over. Grondige kennis van de overtuigingen die ten grondslag liggen aan de schaalvraag en alle andere interventies en het oprecht geloven in deze overtuigingen helpen daarbij.
2. zorg dat wat je denkt en wat je zegt congruent is: door hetzelfde te denken als wat je zegt, komt de professional authentiek en oprecht over. Als de professional denkt:”Deze cliënt heeft vast een goede reden om te zeggen wat hij nu zegt, ik wil het graag goed begrijpen”, dan komt de vraag die de professional vervolgens stelt automatisch onderzoekend en uitnodigend en echt over.
3. wees transparant: zorg dat je op elk moment kunt uitleggen waarom je doet wat je doet. Als je de schaalvraag wil stellen en de cliënt kent die schaalvraag al, vraag dan mandaat (“Je kent de schaalvraag he, is het een idee om die eens toe te passen op waar je nu mee bezig bent?”)
4. sluit aan bij je gesprekspartner: als je aansluit bij het perspectief van je cliënt, kom je niet over alsof je een trucje toepast. Als je aansluit bij het perspectief van de cliënt, is er een gezamenlijke focus op progressie voor de cliënt en dan is er geen ruimte of aandacht bij professional en cliënt voor iets anders dan dat. Als de cliënt bijvoorbeeld in antwoord op je samenvatting geïrriteerd zegt:”Ja, dat zei ik toch net…”, dan is dat een signaal dat je niet goed aansluit bij het perspectief van de cliënt (die op dat moment geen samenvatting van je wilde) en kun je jezelf corrigeren door weer aan te sluiten bij diens perspectief.
5. verontschuldig je en zorg dat je weer echt bent: we zijn allemaal mensen en soms is de progressiegerichte professional misschien niet zo goed in vorm en is zijn interventie inderdaad een trucje. In dat geval is zelfcorrectie belangrijk. Bijvoorbeeld door de intervaltechniek in te zetten (“Sorry, ik merk dat niet helemaal op de juiste weg ben, ik zou graag even pauze houden zodat ik goed kan nadenken over wat ik eigenlijk aan je zou willen vragen”). Of bijvoorbeeld door de cliënt weer aan het roer te zetten:”Sorry, ik ben even in de war….hoe zouden we dit gesprek wat jou betreft zo nuttig mogelijk kunnen voortzetten?”
6. wees bereid om de interactie te stoppen: als de cliënt je verdenkt van het toepassen van trucjes, niet kan geloven dat je echt en authentiek bent en niet bereid is om een progressiegerichte interactie met je aan te gaan (“Ja, ja, ik snap wel dat jij dat moet zeggen, maar we zijn nu onder ons, dus doe nou maar even normaal…”) en je wilt vasthouden aan de progressiegerichte aanpak omdat je daarin gelooft, wees dan bereid om de interactie te stoppen.