Een waargebeurd groeimindsetvoorbeeld:
Een docent op een lagere school zei over een jongen:”hij heeft geen aanleg voor rekenen, maar wel een talenknobbel!”.
Een docent op een middelbare school zei over een jongen:”hij heeft duidelijk talent voor wiskunde, hij heeft er aanleg voor”.
Het grappige is dat dit over dezelfde jongen gaat! Hoe is dat gegaan?
Op de lagere school had de jongen telkens lagere scores voor rekenen dan voor taal. In oudergesprekken vertelden de docenten de ouders dat de jongen een duidelijke aanleg voor taal had en geen talent had voor rekenen. De ouders kenden de oplossingsgerichte aanpak en de voordelen van het stimuleren van een groeimindset en besloten het label niet over te nemen. Ze zeiden dingen tegen de jongen als: ”Als je oefent met rekenen zul je merken dat je er beter in kunt worden…ook rekenen kun je leren”.
De grote broer van de jongen was erg goed in rekenen en haalde voortdurend hoge cijfers. Hij haalde minder goede resultaten bij de talen. De ouders kozen ervoor om de twee niet met elkaar te vergelijken, hun prestaties niet te koppelen en geen labels te geven (dus niet: jij bent onze talenjongen en jij bent onze rekenjongen). Als de jongens zich soms met elkaar vergeleken (ik heb een tien voor rekenen! Nou ik heb een 10 voor het dictee!) zeiden de ouders:”jullie zijn allebei iets anders aan het leren op het moment”.
Op de middelbare school liep het niet zo lekker met de wiskunde. De jongen vond het moeilijk in VWO 1 en 2. Hij haalde zesjes. Dat vond hij wel jammer, want hij wilde arts worden. De ouders vroegen de jongen:”Wat zou je graag willen bereiken met wiskunde?’ De jongen zei:” Ik wil een wiskunde B advies gaan krijgen!”. De ouders vroegen:” Oh ja? Vertel eens? Wat maakt dat je dat graag wilt?” En de jongen legde uit dat hij graag arts wilde worden en dat hij daarvoor wiskunde nodig had. De moeder van de jongen vertelde hem dat zij graag ook beter wilde worden in wiskunde en of de jongen haar misschien wiskunde-les wilde geven. Dat leek de jongen leuk. Elk hoofdstuk legde de jongen uit aan zijn moeder, die het knap ingewikkeld vond en domme vragen stelde. Soms hielp de grote broer als de jongen iets niet begreep. De cijfers van de jongen vlogen omhoog.
Het advies van de wiskunde leraar was wiskunde B en in het ouder gesprek vertelde de wiskunde docent aan de ouders dat de jongen duidelijk een talent had voor wiskunde.
De jongen had nu veel plezier in wiskunde. De ouders zeiden:”Ja, je bent echt slimmer geworden in wiskunde dit jaar!”.
Dit voorbeeld doet me denken aan hoe we geneigd zijn om succes of falen toe te schrijven aan persoonlijkheidskenmerken en intelligentie. Als we iemand goed zien presteren denken we dat die persoon daar aanleg of talent voor heeft. We onderschatten de factor leren en oefenen. Terwijl het oefenen en het leren veel bepalender zijn voor het uiteindelijke resultaat dan de initiële aanleg of het talent
Wat deden deze ouders?
1. Het creëren van een positieve verwachting dat de jongen beter kon worden in wiskunde
2. Het benadrukken van het belang van oefenen en leren
3. De jongen bewust maken van zijn aanwezige competentieniveau door hem de uitleg rol te laten innemen
4. Het stimuleren van de ervaren autonomie van de jongen door hem te vragen wat hij wilde bereiken en hem zijn eigen keuzes te laten maken
5. Het niet labellen van de jongen, hem niet vastleggen.
Heb jij ook een voorbeeld van het stimuleren van een groeimindset? We horen ze graag!