De auteurs Clampitt en DeKoch onderscheiden in hun boek Transforming leaders into progress makers twee manieren waarop je progressie kunt maken. Progressie door te exploreren en progressie door te verfijnen.
Exploreren betekent dat je iets nieuws en innovatiefs probeert. Exploreren is het betreden van onbekend terrein. Onvoorspelbaar. Je bent onwetend over de uitkomsten van je stappen. Als je aan het exploreren bent omarm je onduidelijkheid, vaagheid en complexiteit en probeer je onzekerheid niet te minimaliseren maar juist te begrijpen. Onzekerheid en twijfel stimuleren onderzoek en actie in plaats van angst en genoegzaamheid met de status quo. In de exploreer fase koers je soms op je intuïtie. Intuïtie werkt het best als het is gescherpt door uitgebreide ervaring en kennis. Het zijn de ingevingen die je krijgt zonder dat je duidelijk kunt aanwijzen hoe je tot de gedachte bent gekomen. Dat komt omdat er zoveel kennis en ervaring in je onbewuste is opgeslagen dat je een zesde zintuig hebt ontwikkeld voor wat een goede volgende stap is.
Verfijnen is het nuanceren en cultiveren van een bestaand concept. Bij verfijnen benut je je kennis van het bestaande concept en verbeter je het. Tot in details. De auteurs stellen dat om echte progressie te boeken je beide manieren nodig hebt. Soms is het chaotische en onduidelijke van het exploreren nodig om progressie te maken. Soms is het verfijnen van wat je al weet nodig om progressie te maken. Als je aan het verfijnen produceer je incrementele verbeteringen, op een stap-voor-stap-manier.
Voor exploreren heb je flexibiliteit nodig. Voor verfijnen heb je focus nodig. Maar flexibiliteit en focus worden gemakkelijk elkaars tegenpolen. De auteurs introduceren het begrip “focused flexibility”. Dat is de vaardigheid om flexibiliteit en focus tijdig af te wisselen. Progressie maak je door op de juiste momenten flexibel of juist gefocust te zijn. Terwijl je flexibel blijft openstaan voor nieuwe mogelijkheden, werk je gefocust aan waar je mee bezig bent.