Deze week bestudeerde ik het boek van Duckworth, getiteld Grit. Ik ben er nog niet uit of het zinnig was dit boek te hebben gelezen. Sommige hoofdstukken ga ik daarom de komende periode nog maar eens onder de loep nemen. Hier kun je iets lezen over het concept Grit. Deze post gaat verder over Duckworths theorie over talent en inspanning.

Talent

In haar boek Grit gaat Duckworth uitgebreid in op talent, onder andere in een hoofdstuk dat ze heeft getiteld “afgeleid door talent”. Daarmee bedoelt ze dat ze vroeger was afgeleid door het concept talent, maar nu niet meer, want ze begrijpt nu dat alles draait om Grit. In dit hoofdstuk over talent komen er allerlei definities van talent voorbij, uitmondend in Duckworth’s definitie van talent: ‘Talent is hoe snel je vaardigheden verbeteren als je inspanning levert’.

Aangeboren

Duckworth stelt dat talenten aangeboren, innate zijn. Later zegt ze dat talenten worden beïnvloed door genen. Maar tegen onze intuïtie in, zo stelt zij dan, zijn talenten niet helemaal genetisch bepaald. De snelheid waarmee we een vaardigheid leren (=talent) is een functie van onze ervaring, en wel een cruciale functie daarvan. En zegt zij, er is niet 1 gen of een setje genen die de erfelijkheid van talent bepaalt, maar 25 duizend genen die met elkaar en met de omgeving interacteren en talent wordt daardoor bepaald.

Vage brei

Dus op dat punt in het boek is talent cruciaal afhankelijk van ervaring. Het lastige aan deze redenering vind ik dat hij leidt tot een vage brei. Als talent aangeboren is maar cruciaal afhangt van de ervaringen van het organisme, hoe kan Duckworth dan weten welk deel aangeboren talent is, welk deel talent via ervaringen en welk deel van de prestaties afhangt van inspanning? Duckworth komt niet verder dan de vage stelling dat talent, zij noemt het ‘nature’ belangrijk is en nurture ook.

Theorie

Duckworth komt vervolgens met een theorie: talent maal inspanning levert vaardigheid, vaardigheid maal inspanning levert prestatie. Deze theorie heeft ze bedacht omdat Martin Seligman haar op een onaardige manier voor de voeten gooide dat ze al twee jaar lang niet had nagedacht. Na dagen  te hebben gehuild, vertelt Duckworth in haar boek, besloot ze dat er een theorie moest komen en dit is de theorie geworden.

Talent is hoe snel je verbetert met inspanning

Ik kan niet achterhalen waar ze het bewijs vindt voor haar theorie. Het is een theorie die ze niet lijkt te hebben onderzocht, in elk geval onderbouwt ze in dit boek haar theorie niet met wetenschappelijk onderzoek. Ik heb het haar gevraagd en hoop nog op een antwoord. Ik begrijp de theorie namelijk nog niet goed. Het eerste deel van de theorie is: talent (dus hoe snel je je vaardigheid verbetert als je je inspant) maal inspanning maakt vaardigheid. Het tweede deel is: die vaardigheid die je hebt verworven via inspanning plus talent (talent = hoe snel je in de vaardigheid verbetert als je je inspant) maal inspanning wordt prestatie. Ik kan het niet volgen. Het woord dat er steeds uitspringt als enige duidelijke factor lijkt me: inspanning.

Deliberate practice

De onderzoeken naar deliberate practice laten dat al duidelijk zien: als je je doelbewust inspant word je beter.  Haar theorie voegt daar niets aan toe. Hoewel ze heel veel praat over talent, is dat niet de kernboodschap van haar boek. De kernboodschap van haar boek is wel: wat je bereikt wordt bepaald door Grit. Hoe zij Grit definieert kun je hier lezen.

]