competence motivationVerwachten of fantaseren, wat denk je dat beter werkt om je gewenste progressie daadwerkelijk te bereiken? In het Handbook of Competence and Motivation beschrijven Gabrielle Oettingen en Meike Hagenah het onderscheid tussen competentieverwachting en competentiefantasie en de effecten ervan.
Competentieverwachting is de verwachting dat je een bepaald competentieniveau zult gaan bereiken. Die verwachting is bijvoorbeeld gebaseerd op je positieve ervaringen met het verwerven van een bepaald niveau van competentie in het verleden. Daarbij is het tevens belangrijk om te weten hoe je dat competentieniveau destijds hebt bereikt. Door hierop te reflecteren krijg je de optimistische verwachting dat je ook in de toekomst je gewenste competentieniveau kan bereiken. Deze verwachting dat je een hoger competentieniveau kunt bereiken blijkt te leiden tot inspanning om daadwerkelijk dit hogere niveau te bereiken. De positieve verwachting die is gegrond in kennis van je eigen acties en effectief leergedrag, leidt tot actie, positief gedrag en progressie.
Een positieve competentiefantasie daarentegen heeft het tegenovergestelde effect van een positieve competentieverwachting. Een competentiefantasie is een plaatje, een beeld over je competentieniveau in de toekomst, zonder dat die dagdromen zijn gerelateerd aan wat je tot nu toe hebt gedaan om een bepaald competentieniveau te bereiken of aan wat je in de toekomst zult doen om een hoger competentieniveau te bereiken. Een competentiefantasie leidt niet tot actie of progressie. Het leidt daarentegen tot weinig actie en ervan uitgaan dat het vanzelf wel goed komt.
Dit blijkt zowel op te gaan voor fysieke competentie als voor academische competentie. Zo beschrijven beide onderzoekers het voorbeeld van patiënten die een heupoperatie ondergingen. Deze patiënten werden in twee groepen ingedeeld. De ene groep kreeg de dag voor de operatie een vragenlijst die hun verwachting over hun herstel en mobiliteit na de operatie inschatte (competence expectation). Zij beantwoordden vragen over hun verwachting, zoals “Hoe waarschijnlijk denk je dat het is dat je twee weken na de operatie een korte wandeling kunt maken zonder stok?” Deze vragen leidden tot een beschrijving van een verwachte realistische gewenste toestand. De andere groep kreeg een fantasieopdracht. Zij moesten scenario’s lezen en afmaken met hun eigen beelden. De beelden gaven hun fantasie over hun mobiliteit en herstel weer. Het fantaseren over hun mobiliteit in de toekomst triggerde een beschrijving van “ideale toestanden”. De patiënten fantaseerden dat ze heel snel na de operatie weer vlotjes rond liepen.
Degenen die een inschatting hadden gemaakt van hun verwachte fysieke competentie bleken deze waar te maken in de praktijk. De competentieverwachting was een goede indicator van de daadwerkelijke competentie die bereikt werd. Degenen die fantaseerden over hun fysieke competentie bleken zowel een ideaal plaatje te hebben gemaakt qua resultaat (heel mobiel) als qua proces (weinig moeite om weer mobiel te worden). Deze fantasieën leidde tot een lager objectief competentieniveau (minder mobiel).
Kortom. Het fantaseren over een positief toekomstig competentieniveau (zowel het uiteindelijk behaalde niveau als de manier waarop dat niveau is bereikt), vormt een belemmering voor de motivatie omdat het de inspanning die men levert doet afnemen en de stappen die men moet zetten om beter te worden ook afremt. In de progressiegerichte aanpak focus je je op de gewenste toestand en op positieve gedragsbeschrijvingen in die gewenste situatie. Er ligt geen focus op de ideale situatie of op dromen en wonderen die uitsluitend de fantasie aanwakkeren.